Botswana kende een relatief goed bestuur op het moment dat de bodemschatten werden ontdekt. Ontwikkeling op basis van grondstoffeninkomsten kan enkel van binnenuit komen en is pas mogelijk als de grondstofrijke landen democratische politieke en economische instituties weten te creëren, zo stelt James Robinson, econoom en co-auteur van bestseller Why Nations Fail. Dit ziet hij nog niet zo snel gebeuren. Econoom Paul Collier, auteur van The Bottom Billion, is optimistischer. Volgens hem beseffen regeringen van grondstofrijke landen meer dan ooit dat ze de opbrengsten moeten benutten om hun economieën minder afhankelijk te maken van grondstoffenwinning en dat economische diversificatie nodig is om minder kwetsbaar te worden voor schommelingen in de grondstoffenprijzen.
Transparantie
Het bezweren van de grondstoffenvloek is dus in de eerste plaats een nationale aangelegenheid. Inspanningen van buitenaf kunnen echter wel helpen om de negatieve spiraal van grondstoffenwinning, corruptie en conflicten te doorbreken en van de vloek een zegen te maken. Ontwikkelingssamenwerking, gericht op goed bestuur, het tegengaan van belastingontwijking door multinationals, het afsluiten van eerlijke handelsverdragen, dit ligt allemaal binnen de verantwoordelijkheid van de geïndustrialiseerde landen die de grondstoffen kopen.
Transparantie is een eerste vereiste bij het aanpakken van de misstanden. Daarom verplicht de Europese transparantie- en boekhoudrichtlijn uit 2014 multinationals in de olie-, gas-, mijnbouw- en bosbouwsector tot country-by-country reporting. De bedrijven dienen te publiceren welke betalingen ze doen in elk land waar ze actief zijn. Zowel multinationals die hun winsten wegsluizen als regeringen die hun inkomsten uit grondstoffen verdoezelen kunnen zo makkelijker aan de schandpaal worden genageld.
Er is ook wetgeving nodig voor ketentransparantie. In de Verenigde Staten zijn beursgenoteerde bedrijven sinds de invoering van de Dodd-Frank Act in 2010 verplicht om openheid te geven over het gebruik van mineralen uit de Democratische Republiek Congo en omliggende landen. De bedrijven moeten onderzoeken of de mineralen in hun producten bijdragen aan de financiering van rebellen. De rapportageverplichtingen zijn gebaseerd op de richtsnoeren voor verantwoorde toeleveringsketens van mineralen uit conflictgebieden, die zijn opgesteld door de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO).
De Europese Unie sprak al in 2011 haar steun uit voor de OESO-richtsnoeren, maar een wetgevend initiatief liet nog lang op zich wachten. Na herhaalde oproepen van het Europees Parlement presenteerde de Europese Commissie in 2014 het langverwachte voorstel. Het betrof helaas een vrijwillig rapportagesysteem voor slechts een klein deel van de bedrijven die conflictmineralen gebruiken. De lobby vanuit het bedrijfsleven tegen nieuwe ‘administratieve lasten’ woog voor de Commissie duidelijk zwaarder dan de mensenrechten in conflictgebieden.
Bindende regels
Vrijwillige initiatieven zullen niets uithalen, daarover zijn de eerder aangehaalde ontwikkelingseconomen Robinson en Collier het eens. Uit een studie van SOMO blijkt dat jaren na de publicatie van de OESO-handleiding slechts dertien procent van de Europese bedrijven die mineralen gebruiken de richtsnoeren volgt. Alleen met bindende regels bereik je echt resultaat, stelt Collier. De VS gingen voorop, maar een Amerikaanse wet alleen kan niet de hele markt opschonen. Robinson vindt dat vrijblijvende systemen enkel fungeren als window dressing.
Ook het bedrijfsleven heeft baat bij heldere wetgeving. De kosten die bedrijven moeten maken voor de rapportages over conflictmineralen – 0,014 à 0,154 procent van de omzet in het eerste jaar en 0,011 à 0,127 procent in de jaren erna, volgens schattingen van de Europese Commissie – zullen aanzienlijk dalen als alle bedrijven meedoen. Bedrijven die het eerlijk willen spelen hoeven dan niet langer in hun eentje op zoek te gaan naar informatie over de herkomst van hun mineralen, maar kunnen samen optrekken met andere spelers in de sector. Aan oneerlijke concurrentie door roekeloze bedrijven die lak hebben aan mensenrechten komt een eind.
In het geval van conflictmineralen kun je bezwaarlijk van de consument verwachten dat deze de verantwoordelijkheid neemt om op zoek te gaan naar eerlijke laptops, smartphones en gps-systemen. Conflictvrije elektronica is nog nauwelijks te koop. De overheid moet haar verantwoordelijkheid nemen door regels in te voeren die de hele markt conflictvrij maken. Het is vervolgens aan bedrijven om deze regels na te volgen en aan consumenten om een paar cent meer te betalen voor een eerlijk product.
Verkeerde kamp
Het Europees Parlement koos dan ook voor een andere koers dan de Commissie. In mei 2015 stemde het parlement voor een ambitieus pakket van maatregelen om alle bedrijven die goud, tin, tantaal of wolfraam gebruiken te laten rapporteren over de herkomst. In lijn met de OESO-richtsnoeren moeten bedrijven van het begin tot het einde van de keten zich ervan vergewissen dat zij niet bijdragen aan misstanden. Door alle bedrijven mee te laten doen schonen we ook de Chinese industrie op: wie aan Europa levert zal aan de Europese eisen moeten voldoen.
Nu het Europarlement positie heeft gekozen, is het aan de 28 EU-landen in de Raad van Ministers om tot een gezamenlijk standpunt te komen. De onderhandelingen tussen Europarlement en Raad zullen deze herfst starten en waarschijnlijk doorlopen tijdens het Nederlands voorzitterschap van de Raad in 2016. Dan kan de minister voor Handel en Ontwikkelingssamenwerking, Lilianne Ploumen, bewijzen dat zij het meent met haar agenda voor Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen. Helaas kiest zij het verkeerde kamp, dat van het conservatieve bedrijfsleven. Het standpunt van de regering is geheel in lijn met het tandeloze Commissievoorstel. Omdat ook de Tweede Kamer dit standpunt te slap vindt, houden wij hoop dat Ploumen zich gaat inzetten voor een wet die de mineralen in onze producten echt conflictvrij maakt.
Vliegwiel
De winning van eindige grondstoffen zoals metalen kan ertoe leiden dat onze nakomelingen met lege handen staan. In ontwikkelingslanden worden de toekomstige generaties zelfs dubbel benadeeld als de winning van grondstoffen niet leidt tot economische ontwikkeling die hen behoedt voor een leven in armoede, maar juist corruptie en conflicten bestendigt. Zolang er schrijnende armoede bestaat is het echter zinloos om te pleiten voor het in de grond laten van de grondstoffen. De opbrengsten zijn nu eenmaal te hard nodig. Elke staat heeft bovendien het soevereine recht om te bepalen wat hij met zijn bodemschatten doet. De mogelijkheid om de grondstoffenvloek om te zetten in een grondstoffenzegen bestaat tenslotte wel degelijk. Die kans mogen we ontwikkelingslanden niet ontzeggen.
Industrielanden, van Nederland tot China, zijn als grootverbruikers van grondstoffen medeverantwoordelijk voor een grondstoffenwinning in ontwikkelingslanden die zo duurzaam mogelijk is voor mens en milieu. Transparantie rond de winning is hiervoor een eerste vereiste. Bindende transparantiewetten kunnen de inkomsten van rebellen laten opdrogen en multinationals dwingen om eerlijk te opereren in ontwikkelingslanden. Daarmee stijgt de kans dat grondstoffenwinning fungeert als een vliegwiel voor ontwikkeling ter plaatse.
Literatuur
Dit artikel staat in De Helling, herfst 2015: Grondstoffenpolitiek.