Juridische instrumenten van gemeenten
Een gebouw is een grondstoffendepot. In een circulaire economie worden bij de sloop van een gebouw zoveel mogelijk materialen hergebruikt of gerecycled, mits dat geen risico’s met zich meebrengt voor mens en milieu. Gemeenten beschikken over een aantal juridische instrumenten om ‘circulair slopen’ te bevorderen. Emiel de Bruijne zet ze op ’n rijtje.
Gemeenten zijn belangrijke spelers bij het scheppen van de beleidsmatige en juridische randvoorwaarden waaronder bouw- en sloopwerkzaamheden worden uitgevoerd en bouw- en sloopafval (BSA) wordt beheerd. Zij zijn immers op basis van het bouwbesluit 2012 (Bb) bevoegd gezag met betrekking tot de verplichte meldingen voor sloopwerkzaamheden. Bovendien zijn zij dat krachtens de Wet milieubeheer (Wm) en het activiteitenbesluit milieubeheer (Abm) ook voor een aantal onderdelen van het beheer van bouw- en sloopafval. Wegens deze positie staat gemeenten dan ook een aantal juridische instrumenten ter beschikking om circulair slopen en beheer van BSA te stimuleren of op zijn minst te faciliteren. Dit artikel zal ingaan op een aantal van deze mogelijkheden.
Juridische maatstaven voor circulariteit
Voordat wij ingaan op specifieke instrumenten, is het nuttig om stil te staan bij de vraag wat juridisch gezien de maatstaf is waarmee bepaald moet worden hoe ‘circulair’ sloopactiviteiten en beheer van BSA zijn. Op deze manier kunnen gemeenten namelijk effectiever bepalen voor welke activiteiten juridische instrumenten het beste ingezet kunnen worden. Een belangrijke maatstaf is de afvalhiërarchie die is vastgelegd in de Europese kaderrichtlijn afvalstoffen 2008/98/EG (Kra)[1] en geïmplementeerd in de Nederlandse Wet milieubeheer. De afvalhiërarchie bepaalt een prioriteitsvolgorde die in wetgeving en beleidsinitiatieven van de EU-lidstaten opgenomen moet worden:
De gemeente dient volgens de Wm bij het nemen van maatregelen betreffende de preventie en het beheer van afvalstoffen de afvalhiërarchie te hanteren. Het stimuleren van hergebruik van bouwproducten (hergebruik van tegels, kozijnen, etc.) gaat dus voor het repareren of aanpassen van dergelijke bouwproducten. Repareren en aanpassen gaat voor het recyclen (inzet als grondstof voor nieuwe bouwproducten). Andere vormen van nuttige toepassing (afvalverbranding voor energieopwekking) en verwijdering (storten) zijn de laagste treden.
Een tweede maatstaf of, beter gezegd, randvoorwaarde voor het inzetten van juridische instrumenten door gemeenten is de eis uit de Kra dat de lidstaten de nodige maatregelen nemen om ervoor te zorgen dat het afvalstoffenbeheer geen gevaar oplevert voor de gezondheid van de mens en geen nadelige gevolgen heeft voor het milieu. Hergebruik van bouwproducten of recycling van bepaalde stromen BSA kan vanuit het oogpunt van grondstoffenbehoud aantrekkelijk zijn. Als hergebruik en recycling echter leiden tot risicovolle blootstelling van mens en milieu aan schadelijke stoffen, is de grens overschreden.
Eisen stellen aan vrijkomend BSA
De meest directe mogelijkheid om circulair slopen te stimuleren volgt uit de competentie van gemeenten om toe te zien op deze activiteit. Op basis van het Bb, waarin ook eisen worden gesteld aan sloopwerkzaamheden, is het verboden om zonder of in afwijking van een sloopmelding te slopen indien daarbij asbest wordt verwijderd of de hoeveelheid sloopafval naar redelijke inschatting meer dan 10 m3 zal bedragen. Dit betekent dat veel professionele sloopwerkzaamheden in de regel een sloopmelding behoeven. In het kader van dergelijke sloopmeldingen krijgen gemeenten de mogelijkheid om te toetsen of de voorgenomen sloopwerkzaamheden zullen voldoen aan vaste wettelijke vereisten. In dit kader bevat het Bb al een aantal bepalingen die gericht zijn op het beheer van BSA. Sloopwerkzaamheden moeten zodanig worden uitgevoerd dat tijdens de uitvoering vrijkomend bouw- en sloopafval deugdelijk wordt gescheiden. De Regeling Bouwbesluit 2012 stelt bovendien in het kader van deze bepaling een selectie vast van fracties uit bouw- en sloopwerkzaamheid vrijkomend BSA die ten minste gescheiden moeten worden.2
Het Bb biedt echter ook ruimte voor gemeenten om verder te gaan dan de vastgelegde bepalingen omtrent beheer van BSA. Het bevoegd gezag kan bijvoorbeeld na een sloopmelding nadere voorwaarden opleggen over het scheiden van en het op de sloopplaats gescheiden houden van BSA in fracties. Gemeenten kunnen hun bevoegdheid om nadere voorwaarden op te leggen over het scheiden van afvalstoffen inzetten om het aantal gescheiden fracties te vergroten. Gemeenten kunnen op deze manier een grotere stroom aan stoffen creëren die uit sloopwerkzaamheden voortkomen en kunnen worden ingezet in recyclingprocessen. Een nog verdergaande maatregel zou kunnen zijn dat gemeenten eisen stellen aan de vorm en conditie van bepaalde stromen die uit sloopwerkzaamheden voortkomen. Zo zou kunnen worden bepaald dat houten balken of ramen en kozijnen in hun geheel uit een te slopen gebouw gehaald moeten worden met het oog op hergebruik of voorbereiding voor hergebruik.
In het besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl) dat het Bb zal vervangen na in werking treden van de Omgevingswet zal de kern van het geldende systeem betreffende bouw- en sloopmeldingen in stand worden gehouden. Sloopwerkzaamheden dienen ten minste twee dagen voor aanvang van de werkzaamheden gemeld te worden aan het bevoegd gezag. Bovendien bevat het Bbl wederom een bepaling dat in ieder geval een bepaalde selectie aan stromen sloopafval op het bouw- of sloopterrein zullen worden gescheiden.3 Wederom krijgen gemeenten de mogelijkheid om met zogenaamde maatwerkvoorschriften extra eisen te stellen aan het te scheiden BSA tijdens sloop.4
Het is belangrijk om op te merken dat het inzetten van de bevoegdheid om nadere voorwaarden op te leggen ingezet moet worden in combinatie met een doordacht plan. Eisen stellen omtrent het soort en de vorm van vrijkomende bouwstoffen en BSA is alleen effectief als het past binnen de bestaande marktstructuren en recyclingprocessen. Heeft de recyclingindustrie bijvoorbeeld voldoende capaciteit om vrijkomende fracties hoogwaardig te verwerken? Bestaat er voldoende markt voor het beoogde recyclaat? Het antwoord op deze vragen is doorgaans afhankelijk van verschillende factoren die weer kunnen verschillen per gemeente en tijdstip. GroenLinks-gemeenten kunnen samen of afzonderlijk op zoek naar veelbelovende initiatieven voor recycling en (voorbereiding voor) hergebruik die door middel van bovenstaande bevoegdheden ondersteund kunnen worden. Zo besloot de gemeenteraad van Amsterdam in 2016 al om in reactie op een motie van GroenLinks in te zetten op circulair slopen.5 In het ‘Sloopkader’ van de gemeente en de bijbehorende werkinstructies voor ambtenaren zou worden opgenomen dat er voortaan altijd gestreefd moet worden naar circulair slopen. Of het voorgenomen kader en de instructies aan ambtenaren daadwerkelijk zullen doorsijpelen naar de praktijk is overigens de vraag. Zo stelde de Amsterdamse fractie een jaar later alweer vragen aan de verantwoordelijke wethouder over de niet-circulaire sloop van een voormalige noodopvang voor vluchtelingen.