In jullie coalitieakkoorden streven jullie allemaal naar een ‘ongedeelde stad’ om een einde te maken aan de segregatie. Hoe ziet die segregatie er in jullie steden uit?

KD: “In Utrecht liggen de wijken Overvecht en Noordoost ruggelings tegen elkaar aan, gescheiden door de spoorlijn. Als je het tunneltje onder het spoor doorgaat van Noordoost naar Overvecht, ga je met elke meter die je zet bij wijze van spreken een jaar achteruit in levensverwachting.

De gemiddelde Overvechter leeft namelijk twaalf jaar korter dan de gemiddelde hoogopgeleide, goedverdienende inwoner van Noordoost. De ruimtelijke scheidslijnen vallen in Utrecht heel duidelijk samen met sociaaleconomische scheidslijnen.”

RM: “In Rotterdam bestaat grote ongelijkheid tussen wijken op Zuid en de rest van de stad. In de hele stad is het gemiddelde schooladvies havo; op Zuid is dat vmbo. Op Zuid wonen drie op de tien Rotterdammers, maar vier op de tien mensen op Zuid leven van een bijstandsuitkering. De armoede is in die wijken groter, de levensverwachting lager.” 

MM: “In Amsterdam stijgen de huizenprijzen met name binnen de ring gigantisch, waardoor ook de scheidslijnen tussen ‘binnen de ring’ en ‘buiten de ring’ zich meer verdiepen. Dat uit zich onder meer in grote ongelijkheid op het gebied van onderwijs. In Zuidoost en Nieuw-West gaan veel meer kinderen naar het vmbo dan in Zuid en het centrum, waar relatief de meesten havo- en vwo-advies krijgen.

Op de plekken waar goed onderwijs het hardste nodig is, is het lerarentekort bijna drie keer zo groot. De plek waar je woont in de stad is dus bepalend voor je kans op goed onderwijs. Je ziet het ook aan de reisbewegingen: hoogopgeleide ouders reizen veel verder om hun kind naar een school te brengen die zij goed vinden dan laagopgeleide ouders.”

“ De gemiddelde Overvechter leeft twaalf jaar korter dan de gemiddelde hoogopgeleide, goedverdienende inwoner van Noordoost ”

CD: “Helmond is van oorsprong een industriestad en daarmee een echte mbo-stad, met veel laaggeschoolde arbeiders. In de jaren tachtig is er bewust voor gekozen om veel hoger opgeleiden binnen te halen. Die streken neer in de nieuwe wijken Dierdonck en Brandevoort aan de andere kant van het kanaal, en werken in Eindhoven. Helmond raakte hierdoor enorm gesegregeerd: de mensen in de nieuwe, rijkere wijken hebben nauwelijks contact met de mensen in de oudere stadswijken.”

KD: “Laatst las ik een onderzoek over de relatie tussen stedenbouwkundige ontwikkeling en segregatie. Gemeenten die vooral stedelijk hebben verdicht, zouden minder segregatie kennen. Den Haag en Utrecht hebben veel uitleglocaties, de vinexwijken, en kennen juist veel segregatie. Herken jij dit ook voor Helmond, Cathalijne? Brandevoort is ook zo’n uitleglocatie.”

CD: “Deels wel. We hebben duidelijke normen afgesproken voor sociale huur op uitleglocaties, en het mooie aan Brandevoort is dat je aan de buitenkant niet kunt zien of een woning sociale huur is of koop. Maar dat neemt niet weg dat het een wijk is waarvan de inwoners ook vanwege de ligging meer op Eindhoven zijn georiënteerd dan op de binnenstad van Helmond.”

RM: “Ik herken heel erg wat Kees zegt. In Barendrecht, vlakbij Rotterdam, is een aantal jaren geleden de nieuwe wijk Carnisselande gebouwd. Alle inwoners van Rotterdam-Zuid die iets meer te besteden kregen, zijn naar die wijk vertrokken. De mensen die zich daar geen woning konden veroorloven, bleven achter, waardoor de wijken op Zuid nog eenzijdiger werden.”

MM: “In je stedenbouwkundige plannen moet je echt nadenken over hoe je zorgt voor een gemengde wijk. Wij hanteren de ’40-40-20-regel’ bij nieuwbouw: 40 procent sociale huur, 40 procent middeldure huur en koop, en 20 procent dure huur en koop. Dat geeft een dwingend kader. Maar dat geldt alleen voor nieuwbouw.

De grote uitdaging is om de bestaande stad in balans te houden. Een buurt als de Jordaan was vroeger een arbeidersbuurt met kleine, verkrotte huisjes; daar staan nu de duurste woningen van de stad als gevolg van gentrificatie. Je moet in dat soort wijken bewaken dat er ook sociale huurwoningen blijven bestaan.”

RM: “Over gentrificatie wordt vaak negatief gedaan. Maar op Zuid hebben we wijken gehad met 90 tot 95 procent sociale woningbouw, en die wijken lagen ook nog tegen elkaar aan. Een beetje gentrificatie was daar wel nodig. Katendrecht was bijvoorbeeld een heel lugubere wijk, kinderen kregen te horen: niet door Katendrecht fietsen!

Nu is die gentrificatie wel naar de andere kant doorgeslagen. 40 procent van de woningen is nog steeds sociale huur, maar de rest is vrijgegeven aan de markt. Gevolg is dat alleen de allerarmsten en de allerrijksten op Katendrecht kunnen wonen; voor de middengroepen is geen plek. Het is voor de gemeente lastig hier grip op te krijgen.”

KD: “We lobbyen als steden keihard bij de landelijke overheid voor meer mogelijkheden om die vrije huren binnen de perken te houden. Utrecht is naast Amsterdam het grootste voorbeeld van de volstrekt uit de hand gelopen wooncrisis, en de woningmarkt is enorm bepalend voor segregatie.”

Illustratie bij artikel ongelijkheid
Illustratie: Lorenzo Matteucci

Toch staan jullie niet volledig machteloos. In Utrecht zijn afspraken gemaakt met woningcorporaties om wijken beter te mengen, en de Rotterdamwet heeft ook meer gemengde wijken als doel.

RM: “Een groot probleem in Rotterdam is de particuliere woningvoorraad, die ook deels verhuurd wordt. In Carnisselande staan zesduizend woningen waarvan driekwart verhuurd wordt, en corporaties hebben er geen bezit. De Rotterdamwet [die bewoners op basis van inkomenseisen uit specifieke wijken weert, red.] wordt deze collegeperiode weer afgebouwd omdat de voordelen niet opwogen tegen de nadelen van minder keuzevrijheid.

We geven in sommige wijken nog wel voorrang aan bepaalde beroepsgroepen, zoals leerkrachten en agenten. En we hebben dertig straten aangewezen waar mensen die ooit woonoverlast hebben veroorzaakt, niet mogen wonen.

CD: “Wij zijn met de gemeenteraad in gesprek om een zelfbewoningsplicht te realiseren.”

RM: “Dat kan inderdaad bij nieuwbouw, maar we willen ook die bestaande voorraad uit handen van huisjesmelkers houden. Daar hebben we nauwelijks instrumenten voor.”

KD: “Wij kijken inderdaad samen met de corporaties wat we kunnen doen om wijken meer te mengen. In renovatieflats wijzen we nu een percentage van de woningen toe op basis van motivatie. We kijken niet naar het inkomen, maar of mensen iets willen betekenen voor de buurt of voor andere bewoners. Ze tekenen daar ook een contractje voor. Met een knipoog naar Richard noemen we dit de Utrechtwet. In delen van de stad hebben we al goede ervaringen met projecten gericht op ‘dragende’ en ‘vragende’ bewoners.”

Uit onderzoek blijkt dat het mengen van arm en rijk problemen in achterstandswijken niet oplost. Ook hebben de meeste mensen het liefst buren in wie ze zich herkennen. Hoe kijken jullie aan tegen deze kanttekeningen bij het mengen van wijken?

KD: “Mijn standpunt is dat níet mengen sowieso niet helpt. En het gaat ook om het schaalniveau waarop je het doet, denk aan homogene buurten in heterogene wijken. Wel denk ik dat mengen op wijkniveau niet voldoende is. We moeten ook zorgen dat het een hechte wijk wordt, door middel van een sociaal programma.”

MM: “De vraag moet zijn: wat wil je dat een stad is? Wonen is een recht, maar we hebben er een markt van gemaakt. Dat idee van een homogeen buurtje met allemaal mensen zoals jezelf, vind ik heel gek. Je wilt toch niet dat mensen met een lager inkomen veroordeeld zijn tot bepaalde buurten, met minder goed onderwijs en minder kansen om zich te ontwikkelen? Ik denk dat dat ‘homogene’ geluid iets is van heel welvarende mensen, die daarmee aangeven dat wonen iets exclusiefs is.”

RM: “Ik lees inderdaad wel eens dat we niet zouden moeten mengen omdat mensen van verschillende groepen toch niet met elkaar omgaan. Maar de keerzijde is dat je heel eenzijdige wijken krijgt. We willen niet afglijden richting de banlieues zoals in Parijs. Overigens heeft de overheid in het verleden de fout gemaakt om in sommige wijken alleen maar corporatiewoningen neer te zetten, zoals Hoogvliet in Rotterdam. Mensen die het iets beter kregen, trokken weg; dat is logisch. Dat is geen gevolg van de markt geweest.”

MM: “Dat was in de jaren zeventig inderdaad het geval. Maar we zitten nu in een nieuwe strijd en die strijd heet markt. En het antwoord daarop is: gemengd bouwen en de markt beheersen.”

CD: “In Helmond zijn we een geheel nieuwe wijk aan het inrichten, Brainport Smart District, op zo’n manier dat iedereen ervan kan profiteren. We kijken niet alleen naar een gemengd aanbod van soorten woningen maar ook naar gezondheid, veiligheid en duurzaamheid. Ik ben heel benieuwd of het ons lukt om een omgeving te creëren waarin de gezondheidsverschillen minder groot zijn dan we nu vaak zien.”

Jullie streven dus een ongedeelde wijk na. Uit eerdere ervaringen met stadsvernieuwing weten we dat dit nog niet zo eenvoudig is. Hoe voorkom je dat het onbedoeld toch een eenzijdige wijk wordt?

CD: “Niet iedereen zal er willen wonen, de parkeernorm is bijvoorbeeld erg laag. Maar uitgangspunt is dat iedereen die er wil wonen, er moet kunnen wonen. We zijn erover in gesprek met toekomstige bewoners, het bedrijfsleven, de landelijke overheid, het onderwijs en de corporaties. Er komt bijvoorbeeld ook een begeleid wonen project voor jongeren. Door mensen te spreiden over de gemeente voorkomen we dat we buurten kapot maken en dat sommige wijken zich het afvoerputje van de stad voelen.”

“ Door mensen te spreiden over de gemeente voorkomen we dat we buurten kapot maken en dat sommige wijken zich het afvoerputje van de stad voelen ”

KD: “Jullie mikken dus op doorstroming uit omliggende wijken. Het voordeel daarvan is dat kinderen op dezelfde school en sportclub kunnen blijven, je creëert geen wereld op zich. Binnenstedelijk bouwen is daarom echt veel beter voor integratie en vooruitgang.”

Op IJburg in Amsterdam was het doel ook om een gemende wijk te creëren. Toch was er op nieuwe scholen al snel sprake van segregatie.

MM: “Op IJburg is de oplevering van de scholen en van de verschillende soorten woningen destijds niet goed op elkaar afgestemd. Daardoor stroomde een enkele school vol met voornamelijk kinderen uit één soort woningen, zoals sociale woningbouw, en was er geen plek meer op school voor leerlingen uit andere soorten woningen. De gevolgen daarvan voor onderwijssegregatie waren niet meer weg te mengen.

De sturingsfilosofie die wij nu hanteren bij het aanpakken van wijken is dat we om meer gelijkheid te krijgen, ongelijk moeten investeren. Ongelijkheid met ongelijkheid bestrijden dus. Dat betekent dat we in Amsterdam Zuidoost het allerbeste onderwijs gaan verzorgen voor de kinderen die dit het allerhardste nodig hebben. Scholen waar kinderen meer kans hebben op een leerachterstand krijgen meer geld om de lestijd te verlengen. Kinderen kunnen eerder naar de voorschool, om achterstanden weg te werken.

Bij het Rijk hebben we een grootstedelijke bonus bedongen voor alle Amsterdamse leraren. In Amsterdam hebben we die bonus bijna drie keer zo hoog gemaakt voor leraren op scholen waar meer kans is op achterstand. Schaarste creëert markt: bij een lerarentekort gaan de schaarse leraren op de ‘makkelijke’ scholen werken. Wij doorbreken die cirkel van ongelijkheid door te stimuleren dat leraren juist op de moeilijkste scholen gaan werken.”

RM: “Je moet het inderdaad durven om ongelijk te investeren. Wij geven op Zuid veel meer uit aan onderwijs dan in andere delen van de stad. En wie op Zuid in de bijstand zit, krijgt meer begeleiding richting werk dan in andere delen van de stad. Dat kan soms best lastige gesprekken opleveren – ‘waarom krijgt mijn kind niet meer lesuren?’ vragen ouders in andere wijken – maar je moet dit durven verdedigen.”

“ Wie op Zuid in de bijstand zit, krijgt meer begeleiding richting werk dan mensen in andere delen van de stad ”

CD: “In Helmond hebben we een brede coalitie opgezet met de woningcorporaties, ziekenhuis, scholen, het bedrijfsleven, het werkbedrijf en de gemeente om die tweedeling tegen te gaan. Tijdens onze eerste sessie hoorde ik verschillende mensen zeggen: ‘ik wist niet dat het zo erg was’.

Mensen aan weerszijden van de kloof in de stad hebben zo weinig contact met elkaar, we weten nauwelijks iets over ‘de ander’. Helmond heeft bij gemeenteraadsverkiezingen het laagste opkomstpercentage van heel Nederland. Mensen zijn gewoon afgehaakt, ze doen niet meer mee. Dat is een van mijn grootste zorgpunten. Weten wij wel goed wat mensen nodig hebben?”

Leiden die investeringen in het onderwijs op zwakkere scholen ook tot minder segregatie? Dus dat hoogopgeleide ouders niet meer naar de andere kant van de stad fietsen om hun kinderen daar naar school te brengen?

MM: “Inzet op het verhogen van kwaliteit en het bestrijden van segregatie worden vaak gezien als losstaande interventies, maar dat is een schijntegenstelling. Juist door betere kwaliteit kun je segregatie verminderen. En vermindert die segregatie niet, dan heb je in ieder geval de kwaliteit op orde.

Vooral in het voortgezet onderwijs zie je een heel sterke relatie tussen de achtergrond van de ouders en het niveau dat de kinderen geadviseerd krijgen. Dat drijft groepen uit elkaar. Ik ben dan ook heel blij met het advies van de Onderwijsraad voor een driejarige brugklas. In kleine gemeenten heb je vaak een brede scholengemeenschap waar iedereen naar toe gaat.

Maar in Amsterdam hebben we categorale gymnasia, categorale havo’s en categorale vmbo-tl’s. In Amsterdam zetten we daarom een bonus in om een brede brugklas te stimuleren en kansenongelijkheid tegen te gaan. Als kinderen te vroeg in een hokje worden ingedeeld, hebben ze minder kans zich te ontwikkelen en hun talenten tot bloei te laten komen. ”

Volgend jaar zijn de gemeenteraadsverkiezingen. Wat moet volgens jullie bovenaan staan in de coalitieakkoorden als het gaat om de ongedeelde stad?

CD: “Werken aan meer bestaanszekerheid en minder stress. Als we daarop sturen, voorkomen we zoveel ellende bij mensen en geven we ze de kans zich te oriënteren op de toekomst, in plaats van alleen maar met overleven bezig te zijn. We vragen van mensen heel veel zelfredzaamheid. Maar veel mensen kunnen het niet zelf oplossen.

En daarnaast moeten wij als gemeenten kritisch bij onszelf nagaan welke bijdrage wij leveren aan het gevoel bij veel mensen dat ze ‘minder’ zijn. Op tv zag ik de vernedering bij een vrouw met een bijstandsuitkering die moest bewijzen dat haar stofzuiger kapot was zodat ze bijzondere bijstand kon aanvragen voor een nieuwe. Veel mensen krijgen al op jonge leeftijd van de overheid het gevoel dat ze er niet toe doen. De manier waarop wij mensen bejegenen is zo belangrijk.”

MM: “Ik vind het heel mooi wat Cathalijne zegt. Het gaat niet alleen om beleid maar ook om hoe we het uitvoeren. De toeslagenaffaire moeten wij ons op lokaal niveau enorm aantrekken. Waarom hebben wij niet gemerkt wat onze burgers meemaakten? We moeten veel meer kijken wat mensen nodig hebben. Ik spreek veel slachtoffers van de toeslagenaffaire. Die mensen zijn gigantisch getraumatiseerd, ze zijn bijna allemaal gescheiden, maar ze hebben allemaal nog een hulpvraag. Ze keren zich niet af van de overheid maar vragen juist: ‘help ons’.

We moeten als gemeente daar zijn waar dit het hardste nodig is, en dus ongelijk investeren. Tegenstanders roepen vaak dat de samenleving niet maakbaar is. Wat een onzin, natuurlijk is die maakbaar! Alles wat de overheid doet, heeft effect en daar moeten we ons bewust van zijn.”

KD: “Alles wat we ooit hebben bedacht, kunnen we ook veranderen. Juist op lokaal niveau zijn we goed in staat om mensen zelf aan het woord te laten en dingen niet voor hen te beslissen. Samen met corporaties zijn wij momenteel bezig met wat we sociale renovatie noemen. Een team van corporatiemedewerkers en mensen van de gemeente gebruiken gesprekken over de fysieke renovatie van flatgebouwen om mensen te vragen waar ze behoefte aan hebben. Dat leidt tot uiteenlopende initiatieven, van koffieochtenden tot mensen die na jaren weer een opleiding beginnen.

Over het mengen van wijken wil ik nog toevoegen dat we natuurlijk heel makkelijk zeggen dat in wijken met een hoog percentage sociale huurwoningen middenhuur moet worden toegevoegd, maar het omgekeerde doen we bijna nooit. Wij hebben daar iets op gevonden, namelijk een ruildeal. Een woningcorporatie die veel bezit heeft in onder meer Overvecht heeft een bondje gesloten met een particuliere partij in een andere wijk om in Overvecht middenhuur te komen bouwen. In ruil daarvoor gaat de corporatie sociale huur neerzetten in West.

MM: “We kunnen veel meer dan we denken. Zoals Kees zegt: we hebben het ooit zo gebouwd, dus kunnen we het ook veranderen. Een ongedeelde stad is een lonkend perspectief dat we écht kunnen bereiken. Ook mensen die zeggen liever met gelijkgestemden te wonen, zien de nadelen van een verdeelde stad: namelijk een gemeente met héle rijke en héle arme wijken, en witte en zwarte scholen.”

KD: “Dat wil niet zeggen dat iedereen nu in een gemengde wijk wil wonen, maar iedereen voelt wel aan zijn water dat het niet goed is hoe het nu gaat.”

“ Mensen denken inmiddels ook dat het normaal is om je kinderen naar bijles te sturen, maar dat is niet normaal – het is het gevolg van een falend onderwijssysteem ”

MM: “Ongelijkheid is voor iedereen slecht. Het leidt tot veel meer onveiligheid met uiteindelijk het risico op gated communities zoals in de VS. Ik geloof niet dat mensen dát willen. We moeten het probleem dan ook bij de wortel aanpakken. Mensen denken inmiddels ook dat het normaal is om je kinderen naar bijles te sturen, maar dat is niet normaal – het is het gevolg van een falend onderwijssysteem. Net zo goed is onveiligheid een gevolg van ongelijkheid. Dus moeten we die ongelijkheid aanpakken.”