De achterbannen van vakbonden hebben het pensioenakkoord uit 2019 geaccepteerd, soms met veel scepsis. Dit jaar stijgt door dit akkoord de AOW-gerechtigde leeftijd al minder snel dan voorheen was vastgesteld. De levensverwachting stijgt immers ook minder snel.

Pas in 2022 zullen de andere afspraken uitgewerkt worden in een nieuwe pensioenwet. Daarbij gaat het onder andere om betere afspraken voor zware beroepen, een flexibeler en persoonlijker pensioenstelsel en een verplichte verzekering voor arbeidsongeschiktheid voor zelfstandigen. Met meer persoonlijke vrijheden, maar toch een collectief stelsel voor de uitvoering en risico’s.

Het nieuwe pensioenstelsel gaat meer meebewegen met de economische conjunctuur. Dat betekent geen levenslange welvaartsvaste uitkering van een pensioen, maar naast de mogelijkheid van kortingen bij tegenspoed, toch ook pensioenstijgingen bij voorspoed.

Dat wenkend perspectief werd positief bejegend, zeker als men de opgelopen inflatieachterstand van de afgelopen jaren in ogenschouw neemt.

De opgelopen inflatieachterstand betekent al gauw 15 tot 20 procent inkomensachteruitgang voor de pensioengerechtigden. Maar ook de pensioenopbouw van werkenden liep flinke schade op. En dat alles in de periode na de crisis waarin de economie zich enorm herstelde. De pensioenpot verdubbelde in die periode tot bijna 1.500 miljard euro. Welke maatschappelijke groepen accepteren zo’n inkomensklap? Geen enkele, toch?

Rekenrente en Dijsselbloem

Letters die het woord opinie vormen
Woordbeeld opinie

De reden waarom pensioenfondsen al jaren geen inflatiecorrectie kunnen uitkeren, maar hooguit kortingen kunnen voorkomen, is de gehanteerde rekenrente. Die rekenrente is gekoppeld aan de marktrente, de rente van staatsleningen in het bijzonder. De rekenrente is niet aan zomaar de marktrente gekoppeld, maar aan een ‘risicovrije’ marktrente. Recent heeft de adviescommissie Parameters (Dijsselbloem) dit opnieuw geadviseerd.

Mede dankzij de gigantische opkoopprogramma’s van leningen door de ECB, verwacht men dat op langere termijn de rente nauwelijks boven de 0 procent zal blijven. De pensioenfondsen moeten voor hun héle vermogen verplicht met de risicovrije marktrente rekenen om aan hun uitkeringsverplichtingen op lange termijn te kunnen voldoen.

De vermogensopbouw van pensioenfondsen wordt echter niet weerspiegeld in deze verplichting. Pensioenfondsen beleggen immers een klein deel in staatsleningen en verreweg het grootste deel in aandelen en obligaties van bedrijven. Sinds begin jaren negentig leverde dat een gemiddeld rendement op van 7 procent. Daarom groeien de pensioenpotten als kool.

Een voorbeeld. In de eerste helft van 2019 steeg het vermogen van de pensioenfondsen met 161 miljard euro, meer dan 12 procent winst op beleggingen (cijfers DNB). De uitgekeerde pensioenen in 2018 aan 3,3 miljoen mensen bedroeg 31 miljard, terwijl de inkomsten uit premies 33 miljard waren. Kortom, de hele vermogenswinst kan worden toegevoegd aan de algehele pensioenpot.

Zie hier het bizarre effect van het hanteren van een ‘politiek’ bepaalde rekenrente, die totaal los staat van de werkelijkheid. Dat blijkt ook uit het feit dat Duitsland en België een andere rekenrente gebruiken, namelijk rond de 3 procent. Als we die in Nederland toepassen kan de inflatie gecorrigeerd worden en de inkomensderving langzaam worden ingelopen. Kortingen zijn dan verleden tijd, ook als het een tijdje niet goed gaat met de economie.

Pensioenbrief: jong ook de dupe

Bovengenoemde voorbeelden komen uit de ‘Pensioenbrief’ die ruim vijftig deskundigen in oktober 2019 aan de Tweede kamer stuurden. In het memo bepleiten zij om de huidige rekenregels voor pensioenen aan te passen. Het is een ‘pleidooi voor een rekensystematiek die meer aansluit bij de werkelijkheid, zoals dat ook expliciet door de Europese Pensioenrichtlijn (IORP II) mogelijk wordt gemaakt’.

Als die rekenrente niet de nu gehanteerde risicovrije marktrente zou zijn, maar een (minimale) marktconforme rente, dan springen de dekkingsgraden met 10 tot 30 procent omhoog. Zelfs als die marktconforme rente onder de 3 procent van onze buurlanden blijft. Daarmee zijn de pensioengerechtigden uit de brand. Maar hoe zit dat dan met de jongeren, de pensioenopbouwers? Zijn de pensioenpotten op lange termijn dan leeg?

Voor de pensioenopbouwers geldt eigenlijk hetzelfde als voor de gepensioneerden. De onzekerheid over de toekomstige uitkeringen neemt toe. Om aan de ‘strenge’ rekensystematiek te voldoen, worden niet alleen uitkeringen gekort, maar moeten ook de pensioenpremies voor jongere pensioendeelnemers en werkgevers omhoog. Naar verwachting zelfs zeer fors, mogelijk tussen de 10 en 30 procent.

De kans dat die premies zo sterk kunnen stijgen, is klein. ‘Dat betekent dat de doelstelling uit het Pensioenakkoord dat deelnemers na veertig dienstjaren een pensioen van 70 procent middelloon hebben opgebouwd, bij lange na niet wordt gehaald.’ Aldus de deskundigen in de Pensioenbrief, die verwachten dat jonge deelnemers wellicht zelfs tussen de 30 en 35 procent van het eindloon uitkomen.

Dat ondergraaft ook bij jongere deelnemers de aantrekkelijkheid van deelname aan dit pensioenstelsel, terwijl de kracht daarvan nu net ligt in de collectiviteit van uitvoering en risico’s. Individuele beleggingen zullen de hiervoor genoemde rendementen nooit halen.

Oplossing: rekenrente met twee componenten

De oplossing van de vijftig ondertekenaars van de pensioenbrief ligt in het verlengde van voorgaande analyse. Kort samengevat: de rekenrente moet uit twee componenten bestaan. Enerzijds een risicovrije rente, anderzijds een deel gebaseerd op gerealiseerde rendementen. Bij dit laatste denkt men aan het voortschrijdend gemiddelde rendement per pensioenfonds van de laatste tien jaar.

Over de verhouding tussen de componenten, de bandbreedtes, risicoprofielen, en dergelijke zou een commissie van deskundigen uitsluitsel moeten geven. Deze mag kortom het huiswerk van de adviescommissie Parameters (Dijsselbloem) eens stevig overdoen.

Bij deze benadering zullen de pensioenpotten absoluut niet leeg zijn, maar zijn de pensioenen op lange termijn geborgd. Een prima balans tussen jong en oud!

Politiek aan zet

De reactie in juni van de vakbeweging en politieke partijen (waaronder de SP, PVV, 50PLUS, DENK en GroenLinks) op het advies van de commissie Dijsselbloem voor een risicovrije rente was helder. Een ‘minimale rekenrente’ vinden zij beter - ook al gaven PvdA en GroenLinks in januari 2019 geen steun aan het voorstel van 50PLUS om de rekenrente aan te passen. In oktober kwam de Pensioenbrief naar de Kamer met bovengenoemd voorstel.

Het CDA reageerde tijdens het partijcongres in november op de Pensioenbrief met voorstellen aan het congres om een onderzoek in te stellen. CDA-leden stelden voor de ‘mogelijkheid te onderzoeken om een nieuwe, prudente rekenrente methodiek vast te stellen.’ Daarbij moet rekening gehouden worden met de werkelijk behaalde rendementen. Duidelijker is het CDA nooit geweest.

Tegen deze achtergrond is het van belang om het politieke draagvlak voor zo’n onderzoek door een nieuwe commissie Parameters te vergroten. D66 is vooralsnog niet zover. Minister Koolmees heeft een voorstel daartoe afgewezen bij de Algemene Financiële Beschouwingen. Maar de PvdA moet toch over de streep te trekken zijn. De PvdA was samen met GroenLinks al tegen korten. En daarna de rest van de politieke schapen. Dit vraagstuk reikt immers verder dan alleen de 3,3 miljoen uitkeringsgerechtigden. Het raakt ook werkenden en werkgevers. Dus VVD?

Een noodwet om de rekenrente snel aan te passen, zou het passende slot kunnen worden op basis van dit onderzoek. De nieuwe Pensioenwet volgt waarschijnlijk pas twee jaar later.

Druk vergroten

Om de politiek te stimuleren, is het nodig om acties te voeren. Oud-vakbondsbestuurder Henk van Rees liet zich recent in het Eindhovens Dagblad ontvallen dat het ‘na het boerenprotest hoog tijd is voor pensioenacties’. Ouderen en hun werkende kinderen moeten hand in hand op weg naar Den Haag. Solidair tegen kortingen en premiestijgingen.

Het zal duidelijk zijn dat vakbonden samen met politieke partijen acties moeten gaan voeren. Daarbij is het van belang dat de ouderenorganisaties zoals KBO, ANBO en PVGE nog verder uit hun schulp kruipen. De online handtekeningenactie in december 2019 van KBO e.a. met 70.000 ondertekenaars voor aanpassing van de rekenrente is een leuk begin, maar zet waarschijnlijk weinig zoden aan de dijk. Dat geldt eveneens voor de handtekeningenactie van de ANBO.

Ook rechtszaken tegen de Staat wegens in gebreke blijven, zijn een noodzakelijke weg om de druk te vergroten. Immers, basisrechten worden met voeten getreden. Die staan in artikel 45 van de Europese Pensioenrichtlijn ‘Het beschermen van de rechten van deelnemers en pensioengerechtigden en het garanderen van de stabiliteit en soliditeit van de pensioenfondsen’.

Recent hebben de KBO-Brabant en Stichting Pensioenbehoud die stap gezet. De Vereniging Pensioenverlies is zich ook aan het voorbereiden om de Staat voor de rechter te dagen, omdat zij het ABP jaren geleden (onder de kabinetten Lubbers) premies heeft onthouden.

Als dat nog niet genoeg is, dan zijn er voldoende caravannetjes om héél, héél langzaam naar het Malieveld op te trekken. En daar wekenlang te blijven. Het is mooie camping, de kampeerders hebben tijd zat.

Reacties

Reacties II