Feiten zijn onmisbaar voor een democratisch politiek debat. Sociale media verlagen de drempel voor burgers om zich in dit debat te mengen, maar zijn ook kampioen in het verspreiden van desinformatie – en bedreigen daarmee de positie van feiten. Overheden moeten de grote platforms dan ook nadrukkelijker aanspreken op hun verantwoordelijkheid voor een open, eerlijk en op feiten gebaseerd politiek debat. Daarbij hoort ook een herwaardering van een traditionele steunpilaar van de democratie: de vrije pers.
Ineens mogen overheden weer schulden maken. Dat is allerminst vanzelfsprekend: tijdens de vorige financiële crisis haalde Nederland nog flink de broekriem aan. Economisch rechtse partijen zoals VVD en CDA riepen dat het beperken van het begrotingstekort overheidsprioriteit één, twee en drie moest zijn. Diezelfde partijen verdedigen nu een fors tekort op de begroting en zelfs een investeringsfonds waarmee de Nederlandse overheid met geleend geld de door corona getroffen economie wil stimuleren.
De afgelopen maanden spraken premier Rutte en minister Kaag hun collega’s bij de Wereldbank, de EU en de VN aan op de noodzaak om klimaatverandering aan te pakken. Zo riep minister Kaag, samen met onder andere ministers uit Duitsland en Frankrijk, in een ingezonden brief in The Guardian het IMF op tot het financieren van duurzaam herstel door vooral in te zetten op groene infrastructuur en koolstofarme economieën.
Met interesse las ik het artikel ‘Stop het verval van het Nederlands’ van Annette de Groot. De Groot stelt op basis van een analyse van het debat over het wetsvoorstel Taal en Toegankelijkheid dat politieke partijen, waaronder GroenLinks, zich weinig bewust lijken te zijn van de ingrijpende gevolgen van onderwijsverengelsing voor onder meer de onderwijskwaliteit, de Nederlandse taalvaardigheid, de toegankelijkheid. Daarover een paar opmerkingen.
De toenemende verengelsing van het hoger onderwijs leidt tot verval van de Nederlandse taal- en uitdrukkingsvaardigheid onder studenten. Dit zal doorwerken in de sectoren waarin zij later aan het werk gaan en is daarmee een probleem voor de samenleving als geheel. De politiek – inclusief GroenLinks – doet onvoldoende om de verwaarlozing van het Nederlands een halt toe te roepen.
Juist nu we de kracht van de samenleving meer dan ooit nodig hebben, zijn we vergeten hoe we deze moeten benutten. Om de grote uitdagingen en spanningen van deze tijd aan te kunnen – klimaatverandering voorop – moeten we volop ruimte maken voor burgerkracht, het collectief, samenwerken en verbinding. Dat beperkt zich niet tot dat schattige burgerinitiatiefje in de wijk; het is een gedaantewisseling die zich op alle niveaus moet voltrekken.
Groen staal uit Zweden, windenergie uit Denemarken en een Batterij Alliantie van de EU. Voor het ontwikkelen van een groene industriepolitiek kan Nederland inspiratie opdoen dichtbij huis. Drie voorbeelden.
De groei van partijen als DENK, Nida en Bij1 hangt samen met het falen van traditionele partijen om daadwerkelijk inclusief te zijn. Om meer kiezers met een migratieachtergrond aan te trekken, moeten partijen als GroenLinks meer gehoor geven aan de ervaringen en wensen van deze groepen én de eigen politieke cultuur veranderen.
Het Europa dat GroenLinks voorstaat, is van ons allen en is er voor ons allen. Hiertoe moet de Europese Unie (EU) wel hervormd worden. De maatregelen waarmee GroenLinks dit doel wil bereiken, zijn echter onrealistisch. Dat maakt het - helaas - waarschijnlijk dat het sociale Europa niet meer dan een utopie blijft.
De meeste politieke partijen in Nederland pleiten inmiddels voor een grondstoffentransitie. Dat is goed nieuws. Het risico bestaat alleen dat de kosten van die transitie vooral gedragen zullen worden door grondstofproducerende ontwikkelingslanden. Juist groene en progressieve partijen dienen aandacht te vragen voor de mogelijke verliezers en aan te sturen op een eerlijke transitie.