Al in haar eerste verkiezingsprogramma uit 1989 pleitte GroenLinks voor een 'duurzame kringloopeconomie'. In 2002 kreeg GroenLinks in de Tweede Kamer de roemruchte 'motie-Vendrik' aangenomen, die de regering verzocht het gebruik van opensourcesoftware te bevorderen. Wat hebben die twee pleidooien met elkaar te maken? Alles, zou de Belgische cyberfilosoof Michel Bauwens zeggen. Zij zetten de kapitalistische logica op z'n kop:

"Ons economisch model steunt op het absurde idee van materiële overvloed en immateriële schaarste. We doen alsof de planeet oneindig is en plegen dermate roofbouw dat het overleven van de menselijke soort in gevaar komt. Anderzijds bouwen we met auteursrechten en patenten artificiële muren rond menselijke kennis om delen en samenwerken zo moeilijk mogen te maken."

Natuurlijke hulpbronnen zijn schaars, kennis moet vrij zijn, stelt Bauwens hier tegenover. Dat zou GroenLinksers moeten aanspreken, gezien het track record van de partij op het gebied van duurzame ontwikkeling en digitale vrijheid.

Het boek De wereld redden – Met peer-to-peer naar een postkapitalistische samenleving, geschreven door Jean Lievens op basis van een serie Skype-interviews met de globetrottende Bauwens, is een vurig pleidooi voor een nieuwe productiewijze: peer-to-peer, oftewel P2P. De term is ontleend aan de wereld van computers en internet. In P2P-netwerken zijn alle computers gelijk. Zij stellen gebruikers niet alleen in staat om muziek en films rechtstreeks uit te wisselen, maar ook samen dingen te maken, wereldwijd. Denk aan de computerbesturingssoftware Linux, het paradepaardje van de opensourcebeweging. Talloze makers dragen bij aan de verbetering van de vrij beschikbare software. Dat doen zij vrijwillig, uit passie, omwille van een gemeenschappelijk doel; niet (of niet in de eerste plaats) om er geld mee te verdienen. Zij volgen dus niet de logica van de kapitalistische markt, maar die van de commons, het gemeengoed.

Deeleconomie

De vele initiatieven die we onder de deeleconomie scharen, van AirBnB tot stadslandbouw, zijn feitelijk ook P2P-netwerken. De meeste zouden zonder internet niet zijn ontstaan. Met zijn P2P-schema (zie afbeelding) maakt Bauwens een verhelderend onderscheid tussen commerciële en niet-commerciële, gecentraliseerde en gedecentraliseerde initiatieven.

P2P-schema van Michel Bauwens
P2P-schema van Michel Bauwens

Winstgedreven P2P-modellen, zoals de online marktplaats AirBnB voor de tijdelijke verhuur van woningen, wijst hij niet zonder meer af: "een kapitalisme met heel veel peers [is] beter dan een model dat gedomineerd wordt door een handvol grote monopolies". Meer sympathie heeft Bauwens voor niet-winstgerichte initiatieven die de lokale veerkracht versterken, zoals stadslandbouw en energiecoöperaties. Tegelijk waarschuwt hij voor een exclusieve gerichtheid op de lokale gemeenschap, want er zijn "tal van problemen die je plaatselijk niet kunt oplossen en waarvoor globale commons nodig zijn, denk maar aan de klimaatproblematiek of de overbevissing".

Bauwens' hart ligt duidelijk bij de initiatieven in het kwadrant rechtsboven, de grensoverschrijdende netwerken waarin niet financieel gewin voorop staat, maar de ontwikkeling van global commons.

Voorbeelden daarvan zijn Linux en de online encyclopedie Wikipedia. Niet alleen de productie van software en kennis, maar ook die van materiële goederen kan onder invloed komen te staan van de peer-to-peerdynamiek, dankzij de miniaturisering van productiemiddelen.

"We kunnen ons vandaag perfect een wereldwijd netwerk voorstellen van microfabrieken met geavanceerde apparatuur zoals 3D-printers, waar auto's plaatselijk op aanvraag worden gemaakt." De opensource autoconstructeurs van Wikispeed komen er al dicht bij in de buurt. Dit soort netwerken vormt de voorafschaduwing van een nieuwe productiewijze en een nieuwe samenleving, voorbij het kapitalisme, waarin niet concurrentie maar samenwerking de dominante logica is, zo luidt de belangrijkste stelling van Bauwens.

Slimmer kapitalisme

Het einde van het kapitalisme is vaker voorspeld. Waarom zou peer-to-peersamenwerking de dominante productiewijze worden? De belangrijkste troef van Bauwens: P2P is productiever. De intrinsieke zelfmotivatie binnen de gemeenschap van peers werkt beter dan de extrinsieke motivatie van financiële beloning. Bauwens draagt ook bewijs aan: er draaien inmiddels meer digitale apparaten op het opensourcebesturingsprogramma Android dan op Windows. Wikipedia heeft de Encyclopædia Britannica verdrongen.

Tegelijk erkent Bauwens dat "het nieuwe systeem aanvankelijk het oude versterkt". Er ontstaan hybride economische logica's van markt en P2P. IBM stelde betaalde medewerkers beschikbaar voor de ontwikkeling van Linux en profiteerde daarvan. Het bleef een winstgerichte onderneming. Facebook verdient miljarden aan de inhoud die haar gebruikers produceren en delen volgens het P2P-model, alsmede aan de exploitatie van hun persoonlijke gegevens.

Zelfs Ello, het nieuwe sociale netwerk dat een reclamevrij en privacyvriendelijk alternatief voor Facebook wil vormen, heeft investeerders aangetrokken die op winst uit zijn. Dankzij P2P zingt het kapitalisme het nog wat langer uit, kun je ook concluderen uit het betoog van Bauwens.

De wereld gered?

Met de titel van zijn boek, 'De wereld redden', formuleert Bauwens een forse ambitie. Door klimaatverandering en de uitputting van natuurlijke hulpbronnen is het leven op aarde in gevaar, zo waarschuwt de inleiding. Het is merkwaardig dat deze alarmkreet niet doorklinkt in de pagina's die volgen. Bauwens draagt maar weinig bewijs aan voor de stelling dat een peer-to-peereconomie spaarzaam is met natuurlijke hulpbronnen en de mensheid in staat stelt om binnen de grenzen van planeet Aarde te blijven. Het volstaat niet om het einde van de economische groei te prediken. Een stationaire economie is nog geen circulaire economie.

Het is aannemelijk dat de combinatie van de hoge productiviteit van P2P-netwerken, hun gerichtheid op maatschappelijke doelen en de vrije beschikbaarheid van de opgebouwde kennis leidt tot meer groene innovatie, maar zelfs dit argument spelen de auteurs niet uit. De lezer zoekt tevergeefs naar een hoofdstuk over de betekenis van P2P voor duurzame ontwikkeling. Voorstellen voor herziening van de wetgeving over intellectueel 'eigendom', die het delen en co-creëren van kennis belemmert, ontbreken eveneens. Ik had Bauwens' uitweiding over spiritualiteit er graag voor ingeruild.

Bauwens kan dus nog wel wat 'groen' gebruiken. Dat vindt hij zelf ook. In de "globale coalitie voor de commons" die hem voor ogen staat dicht hij aan groene partijen en politici een grote rol toe, naast piratenpartijen, sociale liberalen en – minder vanzelfsprekend – 'nieuwe' linkse partijen zoals de SP.

Omkering

Bauwens' stelling dat we het absurde idee van materiële overvloed en immateriële schaarste moeten omkeren is aansprekend. GroenLinks werkt daar feitelijk al jaren aan, maar heeft materiële schaarste en immateriële rijkdom nooit zo direct met elkaar in verband gebracht, althans niet in haar verkiezingsprogramma's. Hier ligt een mooie uitdaging voor de schrijvers van het programma voor de volgende Tweede Kamerverkiezingen.

Michel Bauwens & Jean Lievens, De wereld redden – Met peer-to-peer naar een postkapitalistische samenleving', Houtekiet, Antwerpen/Utrecht, 2013