Laatst liep ik twee jonge vakbondsmensen tegen het lijf. Of ik wist wat een vakbond was, en of ik ook lid was. In antwoord daarop heb ik hen uitgelegd hoe, in mijn ogen, de vakbonden zich door de uitzendbureaus volledig buiten spel hebben laten zetten.

Ooit had je rechteloze dagloners, en die hebben zich toen verenigd in vakbonden om een vuist te kunnen maken. Dat heeft een tijdje goed gewerkt (misschien zelfs wel iets te goed). Maar inmiddels zijn we weer terug bij af, tenminste in die sectoren die vroeger 'arbeid' heette, en waar het nu via de uitzendbureaus loopt. We hebben in Nederland een tweesporen-arbeidsmarkt. In het ene spoor geldt een voor werkgevers wurgende CAO, in het andere spoor zijn werknemers haast vogelvrij.

Sporadisch proberen vakbonden iets voor uitzendkrachten te betekenen, bijvoorbeeld door stakingen te organiseren. Maar wie de dynamiek van een op uitzendkrachten draaiende werkomgeving kent, kan op zijn tenen aanvoelen dat dit geen deuk in een pakje boter slaat. Dat werd nog eens pijnlijk zichtbaar tijdens de stakingen bij de logistiek van Albert Heijn, een paar maanden geleden.

Dankzij hun juridische positie fungeren uitzendbureaus als een tunnel onder het arbeidsrecht door. Flexibiliteit is geen probleem, een sterk asymmetrische machtsverhouding wel. Naast gezamenlijke belangen zijn er tegenstrijdige belangen in de relatie werkgever – werknemer. Zowel het arbeidsrecht als de kracht van het collectief (de vakbond) zijn de werknemer, nu uitzendkracht, ontnomen. Een partij die staat voor 'eerlijk delen' kan dit niet over zijn kant laten gaan.

En wat voegen uitzendbureaus toe? Ontmanteling van het uitzendmodel is het eerste antwoord op alle vier de 'centrale vragen' zoals in de opzet genoemd. Omdat dan de vakbonden weer meedoen en er een nieuwe consensus kan worden gezocht die voor alle werknemers opgaat. Het bestaan van uitzendbureaus staat dit in de weg.

De notitie van Bram van Ojik is hier te vinden.