Rabbae zette zich in deze periode in voor de rechten van migranten, zoals voor de zogenaamde 182 kerk-Marokkanen die vanuit de Amsterdamse Mozes en Aäronkerk actie voerden om in Nederland te mogen blijven. Het NCB had tot taak de overheid te adviseren, maar het was niet de bedoeling dat het de spreekbuis van migrantenorganisaties was. Rabbae moest balanceren op een dun koord: de overheid verwachtte dat hij de belangen van migranten behartigde, zonder dat hij namens hen sprak. Soms ging het mis en ontstonden er conflicten met migrantenorganisaties, maar meestal wist Rabbae de situatie te redden met tact, gevoel voor humor en resultaten.
Lange arm
Begin jaren negentig kwam Rabbae heftig in botsing met de Unie van Marokkaanse Moslimorganisaties in Nederland (UMMON), die hij er in een boek van beschuldigde als de lange arm van Koning Hassan op te treden. De UMMON was destijds samen met het seculiere Komitee Marokkaanse Arbeiders (KMAN) in Amsterdam de Stedelijke Marokkaanse Raad (SMR) gaan vormen met Abdou Menebhi (KMAN) als voorzitter.
Dit Amsterdamse samenwerkingsverband werd in Den Haag als voorbeeldig gezien, maar de rol van de UMMON was een doorn in het oog van Rabbae. Hij beschuldigde de moskeeorganisatie van spionage en intimidatie. Volgens hem deden zij wat de in 1973 door het Marokkaanse regime opgerichte Amicales voorheen deden: de Marokkaanse migranten in Nederland controleren. Samen met de KMAN had Rabbae deze Amicales fel bestreden.
Er volgde een tumultueuze tijd met heftige discussies in de Marokkaanse gemeenschap, felle beschuldigingen over en weer, soms zelfs vechtpartijen tussen moskeebezoekers, open brieven in de krant en rechtszaken. Rabbae kreeg hartstochtelijke steun, maar ook het verwijt de islam en islamitische organisaties in diskrediet te brengen. Dat laatste moet de gelovige Rabbae diep geraakt hebben.
In 1993 concludeerde de Binnenlandse Veiligheidsdienst (BVD) in haar jaarverslag dat de aantijgingen tegen de UMMON niet konden worden bewezen. Jaren later kwam het weer goed tussen Rabbae en de UMMON: Rabbae bezocht UMMON-bijeenkomsten en was in 2012 met Mohamed Echarrouti (UMMON) één van de gangmakers van het Veiligheidspact tegen Discriminatie, een samenwerkingsverband van islamitische, joodse, christelijke en lhbt-organisaties.
Duivelsverzen
Rabbae’s verzet tegen de inmenging van Marokko in Nederland en zijn strijd voor migrantenrechten viel goed bij de nieuwe partij GroenLinks. In 1993 vormden Ina Brouwer en Mohammed Rabbae een lijsttrekkersduo en versloegen nipt het duo Paul Rosenmöller en Leoni Sipkes.
Het eerste interview dat Rabbae als kandidaat-lijsttrekker aan het NRC gaf, zorgde direct voor commotie. Naar aanleiding van de roman De Duivelsverzen had de Iraanse ayatolla Khomeini in 1989 een fatwa uitgesproken over Salman Rushdie, wat gelijk stond aan een doodsvonnis. Rabbae zei hierover: “Het proberen te laten verbieden van zo’n boek is een democratische weg, een betere weg om je eigen godsdienst te verdedigen dan het volgen van Khomeini en andere duistere krachten.”
Deze uitspraak leidde tot veel vragen en kritiek in de media en van de GroenLinks-achterban. Rabbae nuanceerde daarop zijn standpunt meerdere malen. Op het GroenLinks-congres verklaarde hij: “De vrijheid van meningsuiting is een hoofdpijler van de democratie en het verbieden van boeken of publicaties is onjuist.”
Hij ontving daarop een ovationeel applaus, maar het beeld van een conservatieve man bleef aan hem hangen. Ten onrechte, laat Naima Azough mij weten. “Hij is allesbehalve conservatief. Mohamed is en was een van de meest progressieve en geëmancipeerde mannen die ik ken.” Ook in het boek benadrukt Thom de Graaf dat de rode draad van zijn vriendschap met Rabbae misschien wel vrijzinnigheid was.
Uitgeruild
Het duo Rabbae en Brouwer steeg in de opiniepeilingen, maar verloor uiteindelijk een zetel bij de verkiezingen. Daarop besloot Ina Brouwer op te stappen en nam Paul Rosenmöller in zijn eentje het partijleiderschap over. Rabbae bleef en was lange tijd een gewaardeerd Kamerlid. Hij was woordvoerder onderwijs, justitie, financiën en economische zaken en lid van de parlementaire enquêtecommissie opsporingsmethoden onder leiding van Van Traa, maar kwam in 2002 tot zijn teleurstelling niet meer voor op de kandidatenlijst van GroenLinks voor de Tweede Kamerverkiezingen.
Voor Naima Azough, die in dat jaar voor het eerst wel op de lijst stond, was de afwezigheid van Rabbae een reden om te overwegen zich terug te trekken. Ze vertelt me: “Het was een schok voor mij en veel anderen. Ik overwoog mij terug te trekken. Ik kreeg het gevoel dat de ene ‘Marokkaan’ voor de ander werd uitgeruild en had geen behoefte daar een rol in te spelen. Ik heb hem toen een lange brief geschreven en hem gesproken en zijn zachtmoedige reactie was ‘op en top’ Mohamed. Hij vond het grote onzin, ik droeg wat hem betrof vanzelfsprekend geen verantwoordelijkheid voor de keuzes van anderen en hij wenste mij alle goeds en succes.”
Rabbae zelf was nog twee jaar wethouder in Leiden, maar trad in 2004 af toen bleek dat door de lokale Sociale Werkvoorziening fouten waren gemaakt. Rabbae nam zijn politieke verantwoordelijkheid en verklaarde: “Die sorry-democratie die ik zo goed ken uit mijn tijd als Tweede Kamerlid ergerde me altijd.”
Moslimracisme
Rabbae pakte de strijd tegen racisme en discriminatie weer op. Het politieke en maatschappelijke klimaat was in vergelijking met zijn tijd als directeur van het NCB, flink verhard. De aanslagen van 11 september 2011 en de daaropvolgende ‘War on Terror’, de moorden op Pim Fortuyn en Theo van Gogh en de opkomst van de LPF en vervolgens de PVV hadden ruim baan gegeven aan de visie van Huntington, waarin het Westen en de islam als botsende beschavingen worden afgeschilderd.
Voor veel moslims was dit aanleiding zich (opnieuw) in hun islamitische identiteit te verdiepen. Hoewel Rabbae zijn religieuze leven altijd strikt privé hield, gold dat ook voor hem. Daarbij behield hij zijn open houding. “Waarom zou mijn islamitische gelijk absoluut zijn, of op een hoger niveau staan dan andere religies? (..) Goede gelovigen, joden, christenen, moslims, zijn mensen die een sociale cohesie nastreven. Atheïsten die dat doen, vind ik waardevoller mensen dan fanatieke gelovigen die de harmonie in de weg staan.” (de Volkskrant, 16-3-2002)