“Mohamed Rabbae heeft ongelooflijk veel invloed op mij gehad aan het begin van mijn politieke bewustwording”, vertelt Tofik Dibi, voormalig Tweede Kamerlid voor GroenLinks. “Zijn humor en vlijmscherpe tong vond ik een zalige combinatie. Ik maakte aantekeningen in mijn hoofd, terwijl hij sprak. Ik dacht altijd: zo wil ik ook zijn. Geëngageerd, maar wel vrolijk. Activisme, maar ook lol hebben.

De manier waarop hij zich onvermoeibaar heeft ingezet tegen racisme verdient een veel grotere waardering. Het doet mij pijn dat hij niet de credits krijgt die hij verdient.” Om die reden schreef Dibi in het dankwoord van zijn veelbesproken debuutroman Djinn een eerbetoon: “Mohammed Rabbae, Si Mohammed!, je bent mijn held. Ik ben je eeuwig dankbaar.”

De strijd tegen onrecht is een rode draad in het leven van Rabbae, die op 8 maart 1941 werd geboren in de buurt van Casablanca. Hij streed tegen het Marokkaanse regime, discriminatie en racisme in Nederland en voor gelijke rechten van migranten. Voor jongeren met een migratieachtergrond was hij een belangrijk voorbeeld. De laatste tien jaar agendeerde hij de toenemende haat tegen moslims.

Mohamed Rabbae
Mohamed Rabbae tijdens een demonstratie in 2008. Foto: Roel Wijnants via Wikimedia Commons. CC BY-SA 3.0

Brandweerman 

Als kind al liep Rabbae mee in demonstraties tegen de Franse bezetters in Marokko. Zijn familie deed mee aan de politieke strijd voor onafhankelijkheid, die in 1956 werd uitgeroepen. Met de deuren en ramen gesloten werd in het geniep geluisterd naar een programma van Radio Cairo. Toen Mohamed in Rabat rechten en filosofie ging studeren, werd hij lid van de linkse Union Nationale des Étudiants Maroccains (UNEM), die het bewind van koning Hassan II kritiseerde. Om de militaire dienstplicht te ontlopen, die werd ingevoerd om de protesterende studenten te neutraliseren, vertrok Rabbae in 1966 uit Marokko.

Hij kwam terecht in Nederland, waar hij als brandweerman op de scheepswerf van de NDSM werkte, in een conservenfabriek aan de lopende band stond en koffers verkocht bij de V&D. In 1967 ging hij economie studeren aan de Universiteit van Amsterdam. Zijn politieke activiteiten zette hij voort: na het uitbreken van de juli-oorlog in het Midden-Oosten zamelde hij onder Marokkanen in Amsterdam geld in voor de Palestijnen.

Hij kreeg al snel te maken met de lange arm van koning Hassan. Tijdens een manifestatie in het Vondelpark werd hij aangesproken door medewerkers van de Marokkaanse ambassade die hem publiekelijk terechtwezen en de aanwezigen tegen hem opzetten. Na dit incident nam Mohamed zich voor om ook in Nederland het Marokkaanse regime te blijven bestrijden. 

Tact

Dat deed hij onder meer in zijn functie als directeur van de Stichting Buitenlanders West-Brabant in Breda, waar hij na zijn afstuderen in 1974 aan de slag ging. Enkele jaren later zou Rabbae bekendheid verwerven als de directeur van de koepel waartoe deze welzijnsorganisatie behoorde, het Nederlands Centrum Buitenlanders (NCB), waar hij tot 1993 werkte.

“ Meestal wist Rabbae de situatie te redden met tact, gevoel voor humor en resultaten ”

Rabbae zette zich in deze periode in voor de rechten van migranten, zoals voor de zogenaamde 182 kerk-Marokkanen die vanuit de Amsterdamse Mozes en Aäronkerk actie voerden om in Nederland te mogen blijven. Het NCB had tot taak de overheid te adviseren, maar het was niet de bedoeling dat het de spreekbuis van migrantenorganisaties was. Rabbae moest balanceren op een dun koord: de overheid verwachtte dat hij de belangen van migranten behartigde, zonder dat hij namens hen sprak. Soms ging het mis en ontstonden er conflicten met migrantenorganisaties, maar meestal wist Rabbae de situatie te redden met tact, gevoel voor humor en resultaten.

Lange arm

Begin jaren negentig kwam Rabbae heftig in botsing met de Unie van Marokkaanse Moslimorganisaties in Nederland (UMMON), die hij er in een boek van beschuldigde als de lange arm van Koning Hassan op te treden. De UMMON was destijds samen met het seculiere Komitee Marokkaanse Arbeiders (KMAN) in Amsterdam de Stedelijke Marokkaanse Raad (SMR) gaan vormen met Abdou Menebhi (KMAN) als voorzitter.

Dit Amsterdamse samenwerkingsverband werd in Den Haag als voorbeeldig gezien, maar de rol van de UMMON was een doorn in het oog van Rabbae. Hij beschuldigde de moskeeorganisatie van spionage en intimidatie. Volgens hem deden zij wat de in 1973 door het Marokkaanse regime opgerichte Amicales voorheen deden: de Marokkaanse migranten in Nederland controleren. Samen met de KMAN had Rabbae deze Amicales fel bestreden.

Er volgde een tumultueuze tijd met heftige discussies in de Marokkaanse gemeenschap, felle beschuldigingen over en weer, soms zelfs vechtpartijen tussen moskeebezoekers, open brieven in de krant en rechtszaken. Rabbae kreeg hartstochtelijke steun, maar ook het verwijt de islam en islamitische organisaties in diskrediet te brengen. Dat laatste moet de gelovige Rabbae diep geraakt hebben.

In 1993 concludeerde de Binnenlandse Veiligheidsdienst (BVD) in haar jaarverslag dat de aantijgingen tegen de UMMON niet konden worden bewezen. Jaren later kwam het weer goed tussen Rabbae en de UMMON: Rabbae bezocht UMMON-bijeenkomsten en was in 2012 met Mohamed Echarrouti (UMMON) één van de gangmakers van het Veiligheidspact tegen Discriminatie, een samenwerkingsverband van islamitische, joodse, christelijke en lhbt-organisaties. 

Duivelsverzen

Rabbae’s verzet tegen de inmenging van Marokko in Nederland en zijn strijd voor migrantenrechten viel goed bij de nieuwe partij GroenLinks. In 1993 vormden Ina Brouwer en Mohammed Rabbae een lijsttrekkersduo en versloegen nipt het duo Paul Rosenmöller en Leoni Sipkes.

Het eerste interview dat Rabbae als kandidaat-lijsttrekker aan het NRC gaf, zorgde direct voor commotie. Naar aanleiding van de roman De Duivelsverzen had de Iraanse ayatolla Khomeini in 1989 een fatwa uitgesproken over Salman Rushdie, wat gelijk stond aan een doodsvonnis. Rabbae zei hierover: “Het proberen te laten verbieden van zo’n boek is een democratische weg, een betere weg om je eigen godsdienst te verdedigen dan het volgen van Khomeini en andere duistere krachten.”

Deze uitspraak leidde tot veel vragen en kritiek in de media en van de GroenLinks-achterban. Rabbae nuanceerde daarop zijn standpunt meerdere malen. Op het GroenLinks-congres verklaarde hij: “De vrijheid van meningsuiting is een hoofdpijler van de democratie en het verbieden van boeken of publicaties is onjuist.”

Hij ontving daarop een ovationeel applaus, maar het beeld van een conservatieve man bleef aan hem hangen. Ten onrechte, laat Naima Azough mij weten. “Hij is allesbehalve conservatief. Mohamed is en was een van de meest progressieve en geëmancipeerde mannen die ik ken.” Ook in het boek benadrukt Thom de Graaf dat de rode draad van zijn vriendschap met Rabbae misschien wel vrijzinnigheid was. 

Uitgeruild

Het duo Rabbae en Brouwer steeg in de opiniepeilingen, maar verloor uiteindelijk een zetel bij de verkiezingen. Daarop besloot Ina Brouwer op te stappen en nam Paul Rosenmöller in zijn eentje het partijleiderschap over. Rabbae bleef en was lange tijd een gewaardeerd Kamerlid. Hij was woordvoerder onderwijs, justitie, financiën en economische zaken en lid van de parlementaire enquêtecommissie opsporingsmethoden onder leiding van Van Traa, maar kwam in 2002 tot zijn teleurstelling niet meer voor op de kandidatenlijst van GroenLinks voor de Tweede Kamerverkiezingen.

Voor Naima Azough, die in dat jaar voor het eerst wel op de lijst stond, was de afwezigheid van Rabbae een reden om te overwegen zich terug te trekken. Ze vertelt me: “Het was een schok voor mij en veel anderen. Ik overwoog mij terug te trekken. Ik kreeg het gevoel dat de ene ‘Marokkaan’ voor de ander werd uitgeruild en had geen behoefte daar een rol in te spelen. Ik heb hem toen een lange brief geschreven en hem gesproken en zijn zachtmoedige reactie was ‘op en top’ Mohamed. Hij vond het grote onzin, ik droeg wat hem betrof vanzelfsprekend geen verantwoordelijkheid voor de keuzes van anderen en hij wenste mij alle goeds en succes.”

Rabbae zelf was nog twee jaar wethouder in Leiden, maar trad in 2004 af toen bleek dat door de lokale Sociale Werkvoorziening fouten waren gemaakt. Rabbae nam zijn politieke verantwoordelijkheid en verklaarde: “Die sorry-democratie die ik zo goed ken uit mijn tijd als Tweede Kamerlid ergerde me altijd.”

Moslimracisme

Rabbae pakte de strijd tegen racisme en discriminatie weer op. Het politieke en maatschappelijke klimaat was in vergelijking met zijn tijd als directeur van het NCB, flink verhard. De aanslagen van 11 september 2011 en de daaropvolgende ‘War on Terror’, de moorden op Pim Fortuyn en Theo van Gogh en de opkomst van de LPF en vervolgens de PVV hadden ruim baan gegeven aan de visie van Huntington, waarin het Westen en de islam als botsende beschavingen worden afgeschilderd.

Voor veel moslims was dit aanleiding zich (opnieuw) in hun islamitische identiteit te verdiepen. Hoewel Rabbae zijn religieuze leven altijd strikt privé hield, gold dat ook voor hem. Daarbij behield hij zijn open houding. “Waarom zou mijn islamitische gelijk absoluut zijn, of op een hoger niveau staan dan andere religies? (..) Goede gelovigen, joden, christenen, moslims, zijn mensen die een sociale cohesie nastreven. Atheïsten die dat doen, vind ik waardevoller mensen dan fanatieke gelovigen die de harmonie in de weg staan.” (de Volkskrant, 16-3-2002)

“ Rabbae was een van de eersten die de toenemende moslimhaat, of zoals hij dat noemde moslimracisme, agendeerde ”

Rabbae was een van de eersten die de toenemende moslimhaat, of zoals hij dat noemde moslimracisme, agendeerde. Daarbij bleef hij nadrukkelijk aandacht vragen voor andere vormen van discriminatie. Ook zocht hij steeds zo breed mogelijke samenwerking met tal van andere maatschappelijke organisaties. “Mijn insteek is altijd dat ik de harmonie wil terugbrengen”, verklaarde hij tegenover de Volkskrant.

“Rabbae bleef”, zo schrijft Anja Meulenbelt in de bundel, “soms op het naïeve af, koppig vinden dat het moest kunnen.” Hij wilde altijd verder kijken dan een benauwde identiteitspolitiek en bleef volgens Meulenbelt optimist: “Mensen moesten toch in staat zijn om over de schutting van hun eigen stam heen de ander te kunnen zien.”

Halsema

Tijdens het eerste proces tegen Wilders kreeg Rabbae steun, maar ook kritiek. Tot zijn teleurstelling steunden de meeste linkse partijen en publicisten hem niet. De bezwaren tegen het proces waren vooral strategisch. Het proces zou volgens de critici, waaronder ook de GroenLinks-fractie, averechts werken, het publieke debat doodslaan en de populariteit van Wilders vergroten. Maar Rabbae vond dat Wilders niet alleen in de Tweede Kamer, maar ook in de rechtszaal, moest worden bestreden. De rechtszaal was volgens hem immers juist de plek bij uitstek waar burgers voor zichzelf kunnen opkomen.

Nadat GroenLinks-leider Femke Halsema twitterde dat ze zich soms wat ongemakkelijk voelde met de toevoeging ‘oud-GroenLinks-Kamerlid’ bij uitspraken van Rabbae, zei deze zijn lidmaatschap op ondanks pogingen van de GroenLinks-top hem binnenboord te houden. Rabbae verklaarde: “Op deze manier heeft GroenLinks geen last van wat ik in het publieke debat zeg en hoef ik me niet te ergeren aan bepaalde standpunten van GroenLinks waarmee ik het soms niet eens ben.” (Trouw, 5.11.2010)

Offers

In Mohamed Rabbae – strijd voor rechtvaardigheid wordt een mensenrechtenactivist geëerd, en soms bekritiseerd. Hierbij ligt het accent op zijn activisme in deze eeuw en is weinig aandacht voor zijn werk bij het NCB en in de Tweede Kamer. Ook vertelt het boek amper over zijn worstelingen, motieven, geloof of privéleven. Dat laatste is waarschijnlijk zoals Rabbae het zelf gewild zou hebben.

In het boek zijn bijdragen te vinden van Miriyam Aouragh, Ina Brouwer, René Danen, Corina Duijndam, Bas de Gaay Fortman, Thom de Graaf, Abdou Menebhi, Anja Meulenbelt, Rinus Penninx en Ties Prakken. De brede keus van auteurs onderstreept dat Rabbae vrienden had onder vele verschillende Nederlanders, die zich net als hijzelf committeerden aan de rechtvaardigheid. De jongere generatie ontbreekt grotendeels, hoewel Rabbae vooral ook onder de tweede generatie Marokkaanse Nederlanders geliefd is.

Naima Azough: ”Te veel mensen zijn vergeten dat Mohamed zeer kritisch was op de Marokkaanse koning en overheid die destijds critici op verschrikkelijke manier gevangenzette of liet ‘verdwijnen’. Mohamed was een politieke balling, hij kon lange tijd niet terug naar zijn familie. Zijn progressieve politiek was er dus ook een van persoonlijke offers. (...) Ik ben het niet altijd met hem eens geweest qua strategische keuzes - misschien onterecht - maar zoals ze zeggen: als het er echt op aan komt ben ik van een ding zeker: op Mohamed Rabbae kun je rekenen. Hij en zijn vrouw Liesbeth doen de deur open.”

Bronnen

Miriyam Aouragh e.a., Mohamed Rabbae – Strijd voor rechtvaardigheid, Uitgeverij LetterRijn, 2016.

‘Religie moet privé zijn’, interview Mohamed Rabbae met De Volkskrant, 16-3-2002.

‘GroenLinks ongelukkig met René Danen en Mohamed Rabbae’, Trouw, 31-10-2010.

‘Rabbae breekt met GroenLinks’, Trouw, 5-11-2010.