De logica van GroenLinks verschilt van de visie van minister De Jonge van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) op de inzet van technologie, zoals hij beschrijft in zijn actieprogramma Eén tegen Eenzaamheid: “Als de technologie doet wat de technologie kan doen, dan kan de mens weer doen wat alleen de mens kan doen, namelijk zinvol contact leggen.”
Deze uitspraak gaat voorbij aan de impact die technologie heeft op relaties in de zorg en ondersteuning. Zorgtechnologie is meer dan het uitbesteden van bepaalde taken aan robots. De inzet van technologie moet, zoals ook GroenLinks betoogt, zorgverlening juist versterken. Zinvol contact is een randvoorwaarde om technologie op de juiste manier toe te passen, aangezien technologie het werk van zorgprofessionals radicaal beïnvloedt. Zorgtechnologie dient bij uitstek om mensen te verbinden, sociale cohesie in de zorg te vergroten en om mensen uit te nodigen mee te doen aan de samenleving.
‘Ik doe het gewoon in mijn broek’
Bij de inzet van nieuwe technologieën moet de vraag centraal staan welke zorg of ondersteuning wanneer gewenst is – iets wat zorgverleners, mantelzorgers, cliënten en patiënten zich altijd dienen af te vragen. Volgens Annemarie Mol, filosoof en antropoloog aan de Universiteit van Amsterdam, moet hierbij verder gekeken worden dan de vraag wie de beslissing neemt. Bij ziekte blijft het altijd zoeken naar de juiste manier van handelen, waarbij artsen, zorgverleners, patiënten en mantelzorgers continue de zorgrelatie herijken op basis van wat er in de praktijk gebeurt. We moeten dus altijd eerst de vraag stellen of er wel technologie nodig is. Hoe ver willen en kunnen we gaan met technologie in de zorg? Wat is de impact van technologie op menselijke waardigheid? Hoe voorkomen we dat technologie primair wordt ingezet vanuit economische noodzaak en zorgen we ervoor dat zorg en ondersteuning er ook daadwerkelijk beter door worden?
Manuela Buursink en Marion de Rooij, wijkverpleegkundigen bij zorgorganisatie HilverZorg, benadrukken het belang van betekenisvol menselijk contact. “Als zorgverlener merk je het als iemand zich anders begint te gedragen. Daarom zijn wij geen fan van videobellen. Je ziet alleen iemands gezicht, dus je niet kunt afgaan op lichaamshouding. Hierdoor kunnen wij ons werk minder goed doen. Juist tijdens een huisbezoek krijg je een volledig beeld van de mate en vorm van ondersteuning en zorg die nodig zijn.”
De afgelopen jaren hebben de wijkverpleegkundigen verschillende vormen van technologie bij cliënten uitgeprobeerd. Met wisselende resultaten. “Een goed voorbeeld is de zorgrobot Tessa die we een tijdje hebben geprobeerd bij een cliënt met dementie.” Deze ‘bloempot’ stelt vragen die vooraf zijn ingesteld door de zorgverlener. “In het begin vond zij het prachtig. Een pratende bloempot! Maar naarmate de tijd vorderde, begon ze weerstand te voelen. Als wij vervolgens langskwamen, zei mevrouw: ‘Ik doet het gewoon in mijn broek!’ als Tessa vroeg of ze al naar het toilet was geweest. Robots kunnen dus nooit de zorgverleners vervangen.”
Bij HilverZorg is er subsidie beschikbaar voor de inzet van nieuwe technieken. Wijkverpleegkundigen kunnen zelf testen of deze meerwaarde bieden: “Over de Medido [een elektrische medicijndoos, KG] zijn wij zeer tevreden. Door dit hulpmiddel hoeven wij niet drie keer per dag langs om medicijnen toe te dienen. Dat scheelt tijd voor ons en biedt de patiënt meer zelfstandigheid.” Onderzoek van zorgethicus Alistair Niemeijer van de Universiteit voor Humanistiek laat echter zien dat ook ogenschijnlijk eenvoudige, ‘neutrale’ technologie zoals een elektronische medicijndoos kan leiden tot verkeerde zorg. Niemeijer wijst op voorbeelden van cliënten die het systeem ‘omzeilen’ en afwijken van het ‘Medido-script’. Er is niemand die controleert of de client de medicatie daadwerkelijk inneemt. De zorgverleners zien geen reden tot zorg, terwijl de cliënt wellicht structureel medicatie misloopt.
Buursink en De Rooij benadrukken dan ook dat er altijd vinger aan de pols wordt gehouden. “Als wij merken dat iemand medicijnen niet meer inneemt, dan werkt de Medido dus niet meer. Soms hebben mensen evenveel behoefte aan zorg als aan sociaal contact. Dan is het juist fijn als wij dagelijks langs kunnen komen.”
Reconfiguratie
Een veelgehoord argument is dat techniek zorgverleners tijd. Dat is echter zeer de vraag. Uit onderzoek blijkt dat het professionals juist meer tijd kost om cliënten te begeleiden bij het gebruik van nieuwe technologieën. Deze vragen namelijk om ‘reconfiguratie’, oftewel: vernieuwing van de zorg waarbij alle betrokkenen andere rollen moeten gaan vervullen. Als mantelzorgers en cliënten door de technologie zelf een deel van de zorg overnemen, veranderd dat de relatie met de professional. Ook moeten zorgverleners bepalen wie deze verantwoordelijk wel of niet aankan en wanneer cliënten dat niet meer kunnen. Zorgverleners moeten leren hoe zij het gesprek moeten voeren over de inzet van technologie, hoe zij verzamelde data kunnen gebruiken in hun werk en hoe zij zich verhouden tot nieuwe technologie.
Scheiding tussen ‘slim’ en ‘zorg’
Door een harde scheiding tussen technologie en mens, tussen ‘slim’ en ‘zorg’, verdwijnen waardevolle discussies over zorg en ondersteuning naar de achtergrond. Zeker als slimme zorg vooral goedkoper moet zijn. Hierdoor ontstaat het gevaar dat technologie een doel op zich wordt in de zorg, waardoor de dialoog over de kwaliteit van de zorg niet meer wordt gevoerd. Bij slimme zorg wordt menselijk contact versterkt door technologie, in plaats van vervangen. De overheid, gemeenten en zorgorganisaties moeten erop toezien dat technologie dienend is en blijft aan zorg en ondersteuning. Niemand zit immers te wachten op ‘slimme zorg’ die meer kwaad dan goed doet.