Op deze schaal heb ik dat nog nooit meegemaakt. Er is dan ook iets schaamteloos aan de vanzelfsprekendheid waarmee de weken passeerden met eindeloze Kamerdebatten over gebeurtenissen die wij nu alweer vergeten zijn. Murw geworden door onnavolgbaar corona- en vaccinatiebeleid keken wij verwonderd naar de uitgesproken ambities om de politieke cultuur te veranderen, als naar een vlooientheater met veel drukte in een te kleine ruimte.
Te midden van dat gekrakeel was het boek waarmee Kathalijne Buitenweg haar politieke jaren heeft afgesloten een grote verademing. Datamacht en tegenkracht heet het en ik raad het iedereen aan die snakt naar een groter verhaal van betekenis. Over de ontstaansgeschiedenis en het functioneren van de digitale reuzen die zich meester hebben gemaakt van onze persoonsgegevens en over hoe wij ons daartegen alsnog kunnen verweren.
Ik moest meteen denken aan Jan Holvast en zijn Comité Waakzaamheid Volkstelling. In 1971, vijftig jaar geleden, vond de laatste volkstelling plaats, de veertiende sinds 1829. In 2005 zei Holvast daarover in het Historisch Nieuwsblad: “Op het schutblad van het boekje met vragenlijsten moest je je naam, adres en geboortedatum invullen. Er werd naar je gezondheid gevraagd, je handicaps en je levensbeschouwing. Er werden allerlei vragen gesteld, waarvan je nu zou zeggen: dat kan helemaal niet”.
De gegevensverwerking zou volledig geautomatiseerd plaatsvinden. Met een ponskaart de computer in. Er ontstond onrust en verzet. Daarbij speelden de ervaringen in de Tweede Wereldoorlog, waarin de Duitse bezettingsmacht gebruik maakte van de perfecte Nederlandse bevolkingsadministratie om Joden op te sporen, een rol. 250.000 mensen weigerden uiteindelijk mee te doen aan de volkstelling, ondanks de dreiging van een forse boete.