De door Frankrijk gewenste monetaire unie was alleen acceptabel voor Duitsland als daar begrotingsregels aan werden verbonden. In de zomer van 1989 kwamen bondskanselier Kohl en de Franse president Mitterrand tot een vergelijk waarin de Duitse wens voor maximaal 3 procent begrotingstekort en 60 procent staatsschuld in het EU-verdrag werden verankerd.
Tegelijkertijd kwam er de door Frankrijk gewenste politieke speelruimte voor de precieze interpretatie van de regels die tot Stabiliteits- en Groeipact werden gedoopt. De spanning tussen Duitsland en Frankrijk, en de Noord- en Zuid-Europese lidstaten als verlengstuk daarvan, is sinds het begin van de euro niet weggegaan.
De begrotingsregels vormen een permanente politieke discussie tussen meer begrotingsruimte voor investeringen en economische groei enerzijds en beter afdwingbare regels anderzijds. Deze discussie is de komende maanden relevanter dan ooit, nu de EU haar begrotingsbeleid vormgeeft voor de periode na corona. Welke rol speelt een nieuwe Nederlandse regering daarin?
Stimuleringspakket
Toen in 2008 de financiële crisis uitbrak, reageerde de EU aanvankelijk met een stimuleringspakket van 200 miljard euro. Deze anticyclische impuls waarbij tekorten op de begroting werden geaccepteerd, was van korte duur. Problemen met de Griekse overheidsfinanciën leidden ertoe dat eurolanden in mei 2010 noodleningen moesten verstrekken om verdere besmetting van als ‘zwak’ gepercipieerde eurolanden te stoppen.
In korte tijd werd het terugdringen van begrotingstekorten en staatsschulden het hoogste doel. De Commissie stelde bij vrijwel alle eurolanden ‘buitensporige tekorten’ vast in de periode 2009-2010. Het ene na het andere bezuinigingspakket werd aangekondigd.
Het stabiliteitspact werd aangegrepen om deze economische consensus verder te verstevigen in Europese wetgeving waarmee de EU tot de dag van vandaag zit opgescheept. In de zogeheten sixpack-wetgeving werden de begrotingsregels aangescherpt en aangevuld met toezicht op onder meer handelsbalansen, private schulden, huizenprijzen en werkloosheid. De regels voor overheidsfinanciën werden strenger: naast de 3 procent-tekortregel, kwam er nog een regel die landen verplichtte om zich naar een structureel begrotingsevenwicht toe te bewegen.
Bovendien geldt sinds 2011 de verplichting om de staatsschuld ieder jaar met één twintigste terug te brengen tot het stabiliteitspactdoel van 60 procent van het bbp. Dit betekent dat van landen met een hoge historische staatsschuld, zoals Italië, een vrijwel onhaalbare inspanning wordt verwacht. Bij de huidige Italiaanse staatsschuld van 155 procent van het bbp zou dit betekenen dat Italië de schuld in een jaar met een astronomische 4,75 procent van het bbp moet terugbrengen.
Naast de aangescherpte regels werd de rol van de Europese Commissie bij de naleving ook versterkt. Hoewel landen nooit daadwerkelijk werden gestraft met een boete, hadden de regels wel degelijk effect: de ministers van financiën stonden onder constante druk om ‘buitensporige tekorten’ te corrigeren.
Kaalslag
De keuze voor bezuinigingspolitiek pakte fataal uit. Ten eerste werd het doel om schulden te verminderen niet gehaald omdat besparingen op de begroting tenietgedaan werden door de schade voor de economie. Door overheidsbezuinigingen nam de binnenlandse vraag in eurolanden af, kromp de economie nog harder waardoor de staatsschuld als deel van de economie groeide.
De totale staatsschuld van de eurozone als percentage van het bbp steeg ondanks – of beter dankzij – grootschalige bezuinigingen van 80,4 procent in 2009 tot 93 procent in 2014. Het waren niet die bezuinigingen die het vertrouwen van de markten in Europese staatsschulden herstelden. Pas toen ECB-president Mario Draghi de ondubbelzinnige woorden sprak dat de ECB “whatever it takes” zou doen om de euro overeind te houden, daalden de rentes op staatsobligaties en stabiliseerde de schuldencrisis.
De collectieve bezuinigingswoede in de eurozone leidde ertoe dat het economisch herstel in Europa veel langer duurde dan in de VS en ook historisch gezien langer dan na de grote depressie van de jaren 1930.