Recensie

Locke is bruin en Mill is Groen

Het eerste deel van dit boek behandelt het groene gehalte van onze liberale instituties (de overige twee delen gaan over duurzame utopieën en een kritiek van onze hedonistische cultuur). De liberale democratie zit De Geus dwars omdat deze fundamenteel milieuonvriendelijk is. Geef de mensen vrijheid en welvaart en ze vliegen naar Thailand, terwijl ze de wereldbibliotheek links laten liggen. En de politiek? Die holt in een democratie achter de wensen van de burger aan - en 'reflecteert' de maatschappij. Toekomstige generaties worden vergeten, want de vervuiling schuiven we gewoon door.

Hoe zijn we tot dit huidige groeidenken gekomen? Het begint allemaal met de verlichtingsdenker John Locke (1632 - 1704). In de Second Treatise on Government brengt Locke een radicaal individualistisch denken ter wereld, waarin het vergaren van goederen - ook als dat niet meer noodzakelijk is - acceptabel wordt. Daarnaast zag Locke de natuur als onuitputtelijk. Staatsinterventie vond Locke per definite verdacht. Wij moeten ons Locke voorstellen als de geestelijke grootvader van Dick Cheney.

Gelukkig is daar nog John Stuart Mill (1806 - 1873). In zijn Principles of Political Economy loopt hij volgens De Geus al vooruit op een samenleving zonder economische groei en staat daarmee aan de wieg van Tim Jackson's boek Prosperity without Growth. De natuur is eindig, maar groei kan wel gewoon doorgaan, schrijft Mill - namelijk spirituele, morele en sociale groei. Maar er is nog een reden waarom Mill met enige fantasie de vader van de milieubeweging genoemd kan worden. In zijn invloedrijke essay On Liberty schetst Mill het liberalisme als een manier van samenleven waarin alles is toegestaan tenzij het een ander schaadt. Een regenwoud kappen dat nooit meer terugkomt is daarmee niet echt liberaal: het schaadt toekomstige generaties.

Het liberalisme moet dus in het gareel gebracht worden volgens de lijnen van Mill, door toekomstige generaties te emanciperen. De Geus manoeuvreert ons handig langs de Scylla van het eco-totalitarisme en de Charybdis van het eco-anarchisme. Echt serieus neemt De Geus ze niet. Het lijkt dan ook eerder een oefening in academische volledigheid, al wordt het anarchisme op vreemde gronden kaltgestellt: 'Such a radical green blueprint is likely to have detrimental effects on the environment.' En de mensen, Marius?

Utopisch verlangen 

In het tweede deel van The End of Over-consumption komt een keur aan utopieën langs, waaronder die van de Engelse William Morris, de grondlegger van de Arts and Crafts-beweging en dit jaar nog prominent figurerend in het laatste boek van Michel Houellebecq, De Kaart en het Gebied. Houellebecq eindigt zijn boek met een romantische impressie van het Franse platteland in de late 21ste eeuw. Het is een bucolisch, pittoresk en artisanaal Frankrijk, waar oude tradities in ere zijn hersteld - maar bevolkt met Chinezen die leven en werken met supersnel internet.

Houellebecq beantwoordt daarmee al de vraag die De Geus zich in het tweede deel van zijn boek stelt, maar die ook uitgebreid in zijn Ecological Utopias (1999) behandeld wordt: wat hebben we aan utopieën als we weten dat ze levensgevaarlijk zijn? Ze kunnen, zegt De Geus en zo bewijst Houellebecq, functioneren als 'tegenbeelden' die ons inspireren tot een beter leven. De film Avatar van James Cameron is nog wel het beste voorbeeld van eco-utopie meets groene moraal. Er moet dus wel eerst een begenadigd schrijver of filmmaker aan te pas komen, wil een utopie slagen. Filosofen zijn meestal geen begenadigde schrijvers of filmmakers.

Felicity is a continuall progresse of the desire

Het derde en laatste deel van het boek gaat over cultuur. Daar is het niet best mee gesteld volgens De Geus, want we leven in een consumptiecultuur. Du musst dein Leben ändern! roept De Geus ons toe, maar niet nadat hij in de geschiedenis van de filosofie is gedoken. Want Hobbes schijnt in zijn Leviathan (1651) al de machinaties van de consumptiecultuur ontdekt te hebben: 'Felicity is a continuall progresse of the desire, from one object to another; the attaining of the former being still but the way to the latter.'

En Alexis de Tocqueville wist na zijn beroemde reis door Amerika dat een democratie van nature tot koopzucht en haast moet leiden. Want wanneer we gelijk zijn voor de wet zoeken we uiting in onderscheid middels spullen; wanneer we ons wijden aan het vergaren van spullen zijn we altijd haastig in de weer.

Als we in de 20ste eeuw zijn beland wordt de Engelse socioloog Colin Campbell een bron van quotes. Consumeren is dromen over een beter, mooier leven volgens Campbell. De 'essential activity of consumption is not the actual selection, purchase or use of products, but the imaginiative pleasure-seeking to which the products image lends itself [...]', waardoor het logisch is dat iedere aankoop gevolgd wordt door desillusie. Maar dan zijn we weer bezig met het dromen over het volgende product. 

Toch is het de vraag of we echt in een radicaal ander tijdperk van consumptie leven. Een blik op de geschiedenis toont aan dat ieder volk, met een enkele uitzondering als de Spartanen daargelaten, pracht en praal en welvaart heeft gekoesterd en verheerlijkt. In deze statische, zeer ongelijke samenlevingen was welvaart slechts bereikbaar voor weinigen. Maar als de Romeinen de kans kregen, lieten ze ook ijs aanrukken uit de Alpen. Met dat verschil, dat wij nu allemaal de beschikking hebben over een vriezer.

Hedonisme

In de brief aan Menoeceus beschrijft Epicurus waar volgens hem geluk uit bestaat. Het goede leven ligt in de hèdonè, het 'genieten van plezier'. Hoe moet dat? Door een ongestoord, gematigd leven te leiden temidden van vrienden en familie. Eenvoud, geen extravagantie dus. Hedonisme is volgens De Geus inmiddels het omgekeerde gaan betekenen: een leven van uitspattingen.

De Geus meent op het einde van het boek nog altijd dat onze mentaliteit van het vergaren van spullen is veroorzaakt door het kapitalisme. Het is waar dat het kapitalisme heeft geleid tot een ongekende variëteit aan producten en aanprijzingen daarvan, maar dit wil nog niet zeggen dat er in andere maatschappijen geen hang was naar variëteit aan belevingen.

Ook onze ethiek is veranderd zegt De Geus. We liggen aan het infuus van de commercie. Het goede leven is gereduceerd tot materiële welvaart. Maar is dit wel zo? Die vraag lijkt De Geus zich nooit te stellen. Zijn boek neemt hier de vorm aan van propaganda, met versleten uitdrukkingen die zo van de zolder van de Frankfurter Schule lijken te zijn geplukt. 'Industrially created needs' en 'consuming [...] keeps the masses quiet and satisfied' en een 'ethic of limitless materialism'; ongetwijfeld waar allemaal, maar er lijkt niet over te zijn nagedacht.

Zuinigheid is een hoge geluk-tot-spullen-ratio

Dat de intensiteit waarmee we spullen kopen op termijn niet vol te houden is staat wat mij betreft echter wel vast, alleen al om de simpele reden dat er iedere dag meer mensen bijkomen die meer spullen willen hebben. Hoe moeten we ons voorbereiden op een dergelijke toekomst? Door zelfbeheersing, soberheid, spaarzaamheid en ecologisch hedonisme, meent De Geus. Ik help het hem hopen. Natuurlijk maakt het bezit van spullen niet gelukkig. Maar een eersteklas afleiding, dat blijft het. De vraag is of iedereen afscheid kan nemen van een eersteklas afleiding.

De Geus staat met zijn kritiek op de consumptiemaatschappij niet alleen. Aan beiden kanten van de atlantische oceaan verheft zich een koor dat matiging predikt. Consumed (2007) van Benjamin Barber, Geluk! (2008) van Femke Halsema, maar ook Peter Sloterdijk's Du musst dein Leben ändern (2009) en Slavoj Zizek's Living in the End Times (2010) buigen zich over onze onduurzame koopverslaving.

Al deze boeken hebben iets gemeen: ze zinspelen op een cultuuromslag van tevreden worden met minder, van matiging en zelfbeheersing. Een leven lang leren. Ascese en aandacht. Enzovoort. Genoegen nemen met minder bezit is de weg naar verlichting. Boedda ontdekte ook dat luxe uiteindelijk een onbelangrijk aspect van ons bestaan is. Maar zelfs Boedda moest eerst onmatig zijn en dik worden, voordat hij dit inzicht verwerft. En dat was nog Boedda. Niet iedereen kan Boedda of Marius de Geus worden. Als brood en spelen tijdens Caesar al populair waren zal dat over twee millenia nog steeds wel het geval zijn. We willen niet allemaal verlicht worden.

De moderne homo consumens is voor De Geus een raadselachtig wezen. Uit het laatste rapport van het Sociaal en Cultureel Planbureau - de sociale staat van Nederland 2011 - blijkt dat Nederlanders ondanks hun consumptiedrift zeer gelukkig zijn. De Geus mist door zijn - overigens zeer te prijzen - matiging de genuanceerde gewetensnood die de hedendaagse ongematigde koper ervaart. Sla een glossy open en naast de advertenties van Tommy Hilfiger zien wij stukken over 'jezelf zijn', spirituele ontwikkeling, Vipassana-retraites en 'tijd nemen voor jezelf'.

The End of Over-consumption is een gedegen filosofisch overzichtswerk van de consumptiemaatschappij. Maar wat er mist is een echte analyse van de moderne homo consumens, in heel haar complexiteit.