Nu heb ik niks tegen economische groei, integendeel, maar het is twijfelachtig of we ooit weer jaren achter elkaar drie procent groei zullen halen. En het is de vraag of we niet breder moeten kijken naar hoe Nederland gelukkiger kan worden, dan alleen door meer inkomen na te streven. Meer inkomen blijkt boven de zestig duizend euro per jaar nauwelijks nog tot meer geluk te leiden.

Tot slot zal verdergaande automatisering en robotisering de komende jaren veel arbeidsplaatsen overbodig maken in de dienstensector en in de industrie. Het is niet waarschijnlijk dat economische groei dit tij kan keren.

Te hoge belastingen op arbeid

Is er dan een ander antwoord op de werkloosheid? “Het bruist van de groene initiatieven in Nederland. Burgers ‘doen het zelf’, al dan niet in coöperatieverband,” schrijft De Helling als introductie bij dit debat over Groene Economie. Inderdaad: autodelen, maaltijden koken voor anderen, stadslandbouw, coöperaties voor zon- en windenergie en nog veel meer, het land komt in beweging.

Dit levert ook werkgelegenheid op: groene werkgelegenheid. Zo zijn er veel meer arbeidsuren nodig voor een kilowattuur duurzame energie dan voor elektriciteit uit fossiele energie. En om het nog wat breder te trekken: beter onderwijs, betere zorg en meer veiligheid vragen om meer arbeidskrachten in de klas, aan het bed en op straat.

Ja maar, hoor je vervolgens van alle kanten, dit is te duur, hiervoor heeft de overheid geen geld. Hier is echter iets raars aan de hand. Dezelfde overheid maakt het inzetten van mensen namelijk duur, door belastingen en premies op arbeid. Hierdoor zijn de totale kosten om iemand in dienst te nemen ongeveer twee keer zo hoog als het netto loon dat de betrokkene zelf krijgt. Maar liefst 60% van de overheidsinkomsten komt uit belastingen en premies op arbeid.

Gevolg hiervan is dat arbeidsintensieve bedrijven en sectoren meer belasting betalen dan bedrijfstakken die sterk geautomatiseerd zijn. In de petrochemie bijvoorbeeld werken weinig mensen en daardoor betalen ze weinig belasting, terwijl bouw en onderhoud van windmolens meer arbeidsinzet vraagt waarover meer belasting wordt betaald.

Groenlinks is geen roodlinks

Een belangrijk deel van het antwoord op de werkloosheid is wat mij betreft: verlaag de belastingen en premies op arbeid. Of in economenjargon: verlaag de wig tussen bruto en netto loon. Hierdoor worden arbeidsintensieve beroepen goedkoper, zoals leraren, verpleegkundigen, muzikanten en politieagenten. Burgerinitiatieven van onderop krijgen een steuntje in de rug. Ook neemt de druk op arbeidsuitstoot door automatisering en inzet van robots af. 

Hier ligt de waterscheiding tussen groenlinks en roodlinks. Roodlinks mikt op economische groei om mensen weer aan het werk te krijgen. GroenLinks kiest voor verlaging van de belastingen en premies op arbeid, zodat de inzet van mensen minder wordt ontmoedigd door de overheid. 

Als we de belastingen op arbeid verlagen, dan is het nodig dit te compenseren met andere belastinginkomsten. Anders klopt het huishoudboekje van de overheid niet meer. Een gouden regel bij het heffen van belastingen is dat je het liefst belasting heft op zaken die ongewenst zijn en als goede tweede dat je het profijtbeginsel volgt en via belastingen laat betalen voor overheidsvoorzieningen.

Bekende voorbeelden zijn de accijnzen op alcohol en tabak, de energieheffing en ook de brandstofaccijns. Deze accijns staat samen met de andere autobelastingen tegenover de kosten voor aanleg en onderhoud van bruggen, wegen en tunnels. Er zijn diverse nieuwe belastingen op ongewenste zaken in ontwikkeling en in discussie, zoals heffingen op vlieg- en vrachtverkeer, op financiële transacties en op bebouwing van open ruimte. Een belasting op reclame zou ook goed zijn, omdat dit een rem zet op de eenzijdige informatiestroom die consumptie (en dus productie) aanprijst.

Volgens een ruwe schatting is het mogelijk om 10 tot 20 miljard euro aan jaarlijkse belastinginkomsten te verschuiven van arbeid naar milieuvervuiling en andere ongewenste zaken. Zie voor een deel van de mogelijkheden het rapport van CE Delft ‘Grenzen aan groen?’ Een dergelijke verschuiving van belastingen is helemaal in lijn met ‘de gebruiker betaalt’ en ‘de vervuiler betaalt’. Zo worden twee vliegen in een klap geslagen: meer werkgelegenheid en een rem op milieuvervuiling en ongezond gedrag. Zo gaan groen en werkgelegenheid samen.

Koudwatervrees

Tegen zo’n belastingverschuiving worden vaak twee bezwaren naar voren gebracht. Sommigen – vaak uit sectoren die meer gaan betalen – zeggen dat milieuheffingen en dergelijke toch niet tot veranderingen leiden en dat het dus een ordinaire belastingverhoging voor hen is. Anderen zijn bang dat de heffing zoveel effect heeft dat de milieuvervuiling stopt, zodat er geen belastinginkomsten overblijven. Beide argumenten vind ik een vorm van koudwatervrees of slimme belangenbehartiging. De waarheid ligt in het midden.

Alle goed gekozen heffingen op ongewenste zaken zullen zowel een regulerend effect hebben, als een blijvende belastingopbrengst. Veel bestaande heffingen en accijnzen tonen dit aan. Er wordt nog steeds gerookt, ondanks de hoge tabaksaccijns. Wel verschilt de verhouding tussen regulering en opbrengst van geval tot geval. Een ander voorbeeld is de regulerende energiebelasting die in 1996 is ingevoerd. Hierdoor is energie bespaard en tegelijkertijd is de belastingopbrengst zelfs gestegen.

De kern van mijn pleidooi is dat we ons terecht zorgen maken over de hoge werkloosheid, maar dat het niet verstandig is uitsluitend op economische groei te hopen voor de oplossing hiervan. Verlaging van de hoge belastingen en premies op werken leidt ook tot meer banen. Deze verlaging kan betaald worden uit nieuwe heffingen op milieuvervuiling, ongezonde voeding en betere kostentoerekening voor bijvoorbeeld het gebruik van infrastructuur.