De jaren tachtig brachten het geloof in de markt als oplossing voor alles in een stroomversnelling. De publieke sector werd in de uitverkoop gezet. ‘Er bestaat niet zoiets als de samenleving’, zei Margaret Thatcher, toenmalig premier van het Verenigd Koninkrijk. En Ronald Reagan zei over de economische crisis van begin jaren tachtig dat de overheid geen oplossing is voor problemen, maar dat de overheid zélf het probleem is. In eigen land hield Ruud Lubbers ons voor dat ‘we allemaal één ding gemeen hebben en dat is dat we een hekel hebben aan de overheid’.

Uitknijpbeleid

Binnen de politieke arena volgde het taalgebruik als snel deze denkbeelden. De BV Nederland kent geen leiders, maar managers. De bedrijfsmatige overheid staat centraal en zolang de economie draait als een tierelier, gaat het harstikke goed met dit waanzinnig gave land. Bij een gunstig koopkrachtplaatje is de burger een tevreden klant en is er niets aan de hand. Maar wanneer er wel iets aan de hand is – zoals het toeslagenschandaal of het Groningen gasdebacle – dan geeft de overheid niet thuis. Ze blijkt nauwelijks nog in staat is om zelf veroorzaakte problemen op te lossen en opereert vooral als hoeder van grote bedrijven. Economische groei wordt zo rechtvaardiging van uitknijpbeleid: van de exploitatie van mens en natuur tot aan ontwrichtende ongelijkheid.

samen
Illustratie: Arianne Faber

Dezelfde denkbeelden zijn ook binnen de samenleving gemeengoed geworden. Werkgeversorganisaties zetten bij een stijging van het minimumloon de lonen van werknemers weg als ‘kostenpost’, terwijl het simpelweg om een beloning van prestaties gaat. En wie durft het frame van ‘mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt’ nog om te draaien naar een ‘arbeidsmarkt met een afstand tot de mensen’? Het spreekt ondertussen voor zich dat zowel succes als falen een keuze is en dat wie hulp nodig heeft al snel ‘zijn hand ophoudt’. Bijstandsgerechtigden zouden al ‘luierend in een hangmat’ een gemakzuchtig leven leiden. Tussendoor gaan wij ‘het klimaat’ redden, terwijl dat wat we werkelijk moeten redden het bestaan van onszelf en van onze kinderen is.

Pleisters plakken

Nu we van de ene crisis in de andere crisis vervallen, de overheid noch de markt oplossingen weet te bieden en ook individuen geconfronteerd worden met grenzen aan de groei, loopt het uitknijpbeleid vast. Ondertussen verhardt het discours. Waardevolle activiteiten die niet direct leiden tot een return on investment, worden systematisch weggezet als linkse hobby. Het woord ‘links’ is een eigenstandig scheldwoord geworden en ‘deugneuzen’ moeten zich schamen voor hun empathie en medemenselijkheid. Al wie het heeft over ‘herverdeling’ vertoont marxistische trekjes en neigt naar een communistisch ideaal. Terwijl, en daar zit hem de crux, de huidige overheidscompensaties óók herverdeling zijn. Maar dan van de niet houdbare soort, want alleen gericht op pleisters plakken.

“ We moeten nieuwe woorden vinden voor hoe we samen willen leven ”

De toekomstige opdrachten waar we voor staan vergen echter een herziening van huidige systemen. Daar zijn verbinding en dus nieuwe verbeeldingskracht voor nodig. We moeten nieuwe woorden vinden voor hoe we samen willen leven. En loskomen van de huidige patstelling waarin de dominantie van het discours de verbeeldingskracht verengd.

Waardige rol

Dat begint bij het opnieuw erkennen van het bestaan van zoiets als een samenleving. En bij de vaststelling dat instituties in principe bedoeld zijn om burgers te bedienen in plaats van andersom. Niet langer pleisters plakken of pas hulp bieden wanneer mensen door het ijs zijn gezakt, zoals bijvoorbeeld het idee was bij het fonds voor energieschulden, maar herinvesteren in solidariteit en bestaanszekerheid.

Laten we ook erkennen dat de overheid in deze tijden de oplossingen moet bieden. Breng haar weer in stelling, daar waar de marktwerking heeft gefaald. Herdefinieer economie als een middel in plaats van een op zichzelf staand doel. En doe dit als startsein voor een nieuw verbindend verhaal, waarin iedere Nederlander een waardige rol krijgt toebedeeld.

Alleen zo kunnen we toewerken naar een nieuw beginakkoord waarin de lange termijn voorop staat, met de nadruk op de eindigheid van natuurlijke hulpbronnen en met de kwetsbaarheid van het individu in het middelpunt van de aandacht. Hoog tijd dat we onze verbeelding daarop afstemmen. Alvorens er zoveel stuk gaat dat het niet meer te compenseren valt.