Voor gezonde overheidsfinanciën is het natuurlijk heel belangrijk dat er een goede balans is tussen de inkomsten en de uitgaven. Ik wil dan ook geen pleidooi houden tegen begrotingsdiscipline. Maar waar we wel vanaf moeten is de obsessie met de starre en arbitraire drieprocentsnorm. Het idee dat het begrotingstekort niet meer mag zijn dan drie procent van het bbp (en over enkele jaren nog minder) is een Europese norm waar de komende tijd weer strenger op gehandhaafd gaat worden.
Waarom we van de drieprocent-obsessie af moeten?
Ten eerste is het een willekeurig getal. Het is een verzinsel van een Franse ambtenaar die begin jaren tachtig de opdracht kreeg om president Mitterrand uit de politieke brand te helpen. Mitterrand was nog maar een jaar president, maar onder zijn bewind was het tekort opgelopen van 30 naar 100 miljard Franse francs. De ambtenaar in kwestie, Guy Abeille, verzon een list om hier een beter verhaal van te maken. Door het tekort af te zetten tegen de omvang van de economie rolde er een klein percentage uit van net geen drie procent. ‘Dat was een mooi, clean getal’, zo blikt de ambtenaar er zelf op terug.
Inhoudelijk was er dus niet echt een goede reden om het huishoudboekje van de overheid te relateren aan de consumptie van de overheid, huishoudens en bedrijven samen. En als de Franse economie in 1982 een andere omvang had gehad, dan was er dus ook een ander getal uitgekomen.
Europese afspraken over begrotingsdiscipline zijn wel nodig, erkent ook Abeille. Maar hij pleit ervoor die zo in te richten dat de eurolanden voldoende begrotingsruimte houden voor ‘strategische uitgaven’, die het algemeen belang op lange termijn dienen. Dat is nu niet het geval.
Ten tweede zet de obsessie met de drieprocentsnorm een automatische bezuinigingsreflex in gang. Neoliberale economen zien maar één oplossing om te sturen op het begrotingstekort. En dat is het snijden in de uitgaven. Dat is de kant van de weegschaal waar alle investeringen van de overheid staan. Dat is geld om onze publieke voorzieningen mee te financieren, denk aan thuiszorg, ouderdomspensioen, scholen, buslijnen, straatverlichting, jonge-boeren-premies, etc. Kortom, geld dat bedoeld is om te kunnen (samen)leven. En van deze kale kip is tegenwoordig weinig meer te plukken.