Ruimte voor cultuur

Geachte mevrouw Bussemaker,

Laat mij beginnen met bewondering uit te spreken voor uw werkzaamheden als Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Uw toon in het politieke debat is anders dan die van uw voorganger en wordt breed gewaardeerd. Vanuit de maatschappij die we samen vormgeven wil ik als praktiserend kunstenaar met u spreken over de betekenis van ‘Ruimte voor Cultuur’.

Mijn woorden zijn geenszins bedoeld als de zoveelste klaagzang aan uw adres en ik roep ondanks mijn benauwde financiële positie ook niet om extra geld van de overheid. Wel vraag ik een moment van uw kostbare tijd om stil te staan bij de gedeelde maatschappelijke verantwoordelijkheid voor het vormgeven van onze culturele ruimte.

De culturele ruimte is nu veelal opgedeeld in categorieën met hokjes waarbinnen iedereen individueel verantwoordelijk is voor zijn eigen welbevinden en de opdracht heeft maximale winst uit de ander te halen. Kunstenaars nemen hierbij een bijzondere positie in. Ze houden zich bezig met het beeld van de samenleving en de ideeën erachter, maar deze ideële opdrachtgever (de samenleving) toont zelf zeer weinig openingen voor de gemeenschappelijke en inhoudelijke mogelijkheden van hun potentieel.

Ik vind dit behalve zorgelijk ook een gemiste kans die getuigt van culturele armoede. De culturele ruimte kun je niet terugbrengen tot de verantwoordelijkheid van een individuele culturele ondernemer en zijn product in een markt. De maatschappelijke waarde van een kunstwerk kan in mijn beleving alleen ontstaan in de verbinding met het geheel aan mogelijkheden dat zich zowel binnen als buiten de markt voordoet.

Ideële armoede

Begin dit jaar zag ik een enthousiaste oproep aan Utrechtse kunstenaars. Zij werden gevraagd om hun portfolio in te sturen voor een groepstentoonstelling met als thema: Onder Controle. De locatie was de voormalige gevangenis aan het Wolvenplein in Utrecht. Er was geen financiële vergoeding voor de kunstenaars, zoals netjes van te voren vermeld. Uiteindelijk werden er uit 268 inzendingen 41 kunstenaars door een vakjury geselecteerd.

Omdat deze kunstcontext me intrigeerde bedacht ik een voorstel en dit werd uitgekozen. Ik vond namelijk dat de geboden ‘Ruimte voor Cultuur’ in deze setting zelf al alles met controle te maken had en wilde hier een punt van maken. Hoeveel zeggingskracht heb je immers zonder financiële middelen? Bedenk ook dat deze gevangenis in 2014 haar deuren moest sluiten na overheidsbezuinigingen en nu wacht op een koper.

Tot die tijd werkt het Rijksvastgoedbedrijf samen met Bewaakt & Bewoont die met het oprichten van De Vrije Wolf tijdelijk een culturele bestemming geeft aan dit pand. De kunst wordt met deze tentoonstelling dus ‘gratis’ ingezet als beveiligingsconcept om te voorkomen dat het gebouw bijvoorbeeld gekraakt wordt.

Maar de context waarmee de kunst hier voor niks moet concurreren bleek nog alarmerender. Een paar weken voor de opening las ik dat van bezoekers 6 euro entree wordt gevraagd. De gedreven organisatie van deze tentoonstelling moest namelijk huur & beveiliging betalen voor het gebruik van de gevangenis; er was zelfs een garantstelling van de gemeente Utrecht nodig. Met het scheppen van deze ‘Ruimte voor Cultuur’ liepen ze dus een groot financieel risico.

Ik vind dat wij als maatschappij dankbaar moeten zijn dat er mensen zijn die dit risico nemen, maar vanuit onze gedeelde verantwoordelijkheid voor de culturele ruimte is de belasting hierbij niet evenredig verdeeld. Een ambtenaar van de gemeente Utrecht complimenteert de organisatoren bij de opening met het geboden resultaat en benadrukt daarbij met bewondering dat dit met geringe financiële middelen is gelukt. Het geld van duizenden bezoekers – en ik overdrijf hier niet (het eerste weekend alleen al 1500 bezoekers) – gaat dus, zover mij bekend is, naar het verdienmodel van Bewaakt & Bewoond en de overheid.

De enthousiaste vrijwilligers, de organisatoren van de tentoonstelling en de kunstenaars doen hun werk gratis. Ik raad u aan dit niet te verwarren met de door u geroemde flexibiliteit van de cultuursector, maar dit te associëren met de culturele armoede en uitbuiting waarmee vandaag vorm wordt geven aan de culturele ruimte.

Dit voorbeeld laat naar mijn mening zien hoe de ‘Ruimte voor Cultuur’ wordt vermarkt. Dit verdienmodel in dienst van de vastgoedmarkt heeft daarbij de prioriteit en stelt zichzelf centraal door het concept ‘Ruimte voor Cultuur’ te misbruiken. De organiserende partij is lokaal ingebed en heeft daarmee een afhankelijkheidsrelatie met de gemeente Utrecht, die voor een slechte onderhandelingspositie zorgt.

De kunstenaars vormen geen collectief en hopen door hun deelname hun individuele positie te verbeteren. Waar deze spelers allemaal buitenspel staan zien we tegelijkertijd dat het de gemeente Utrecht niet aan middelen ontbreekt om de Tour de France te organiseren. Het is dus een bewuste keuze om dit verdienmodel toe te passen en het stelt daarmee op schaamteloze wijze haar ideële armoede tentoon.

Impact

In de hedendaagse event-cultuur gaat het steeds vaker over de toepasbaarheid van het kunstconcept (als een lege doos) in een dominant commercieel kader en steeds minder over de innovatieve waarde van kunst voor de samenleving. Kunstenaars moeten naar mijn mening een veel actievere rol spelen in de maatschappij en deze ook opeisen. Het is namelijk onderdeel van hun praktijk om zo onafhankelijk mogelijk te reflecteren op de gepresenteerde voorwaarden van de leefomgeving.

Echte Ruimte voor Cultuur draagt dus bij aan een gezonde samenleving. De kunstenaar vormt een reële partner bij de ontwikkeling van nieuwe ideeën en hun vertaling in beeld. Het ontbreekt vandaag naar mijn mening aan erkenning voor deze vakkundigheid in marktgerichte bestuursmodellen en ik zie deze maatschappelijke rol bij het vormen van kwalitatieve ruimte ook niet terug in de gepresenteerde beleidsnota’s.

Laat een stimuleringsfonds als The Art of Impact niet het zoveelste lege politieke statement zijn maar investeer liever in beleid dat werkelijk bewegingsruimte biedt aan culturele betekenaars. Op dit moment wordt de impact van kunst namelijk zorgvuldig vermeden, uitgeschakeld en geneutraliseerd.

Beste mevrouw Bussemaker, het gaat in de discussie over cultuur te vaak en met teveel dezelfde mensen over de verdeling van het overheidsgeld, terwijl we het moeten hebben over de gemeenschappelijke verantwoordelijkheid voor de duurzame vormgeving van onze samenleving.

Iedere commerciële partner zou geïnteresseerd moeten zijn om te investeren in het alternatieve beeld van zijn eigen verschijning. Alleen zo kan het op de toekomstige leefwereld van consumenten anticiperen. Iedere politicus zou ervoor open moeten staan om kunstenaars te betrekken bij zijn toekomstvisies. Dan hadden we nu verschillende beeldvorming kunnen ervaren over hoe een participatiesamenleving eruit zou kunnen zien.

De kunstenaar is een van de weinige arbeiders die wordt opgeleid om zich zo onafhankelijk mogelijk te verhouden tot het beeld van de gedeelde culturele ruimte. Het is zijn taak om de maatschappij te verrijken door te concurreren met het bestaande beeld van alledag. Het is wrang om te constateren dat deze positie vandaag een levenslange veroordeling betekent tot het eindeloos en vaak vergeefs zoeken naar draagvlak.

Alle actoren die een werkelijke innovatieve samenleving voorstaan roep ik op om de gecontroleerde ruimte te openen voor alternatieven. Het wordt hoog tijd om zowel de politiek als het bedrijfsleven te overtuigen Ruimte voor Cultuur te faciliteren. Want een werkelijk innovatieve maatschappij creëert deze ruimte om zichzelf steeds opnieuw publiekelijk ter discussie te stellen in een levendig debat, ook als de uitkomsten daarvan betekenen dat zij de monopolie op de werkelijkheid moet bijstellen.

Hoogachtend,

Edwin Stolk.

Dit is een korte versie van de brief, die hier in zijn geheel is te lezen.