Investeren in meer ‘civiele weerbaarheid’, zoals dat in jargon heet, is een verstandige aanpak, als je het mij vraagt. Want sterke gemeenschappen kunnen weerstand bieden aan dreiging en zijn veerkrachtig in tijden van tegenslag. Maar het belang van civiele weerbaarheid lijkt nog niet te zijn doorgedrongen tot de secretaris-generaal van de NAVO. Ook Mark Rutte probeerde alle Europeanen en Noord-Amerikanen voor te bereiden op oorlog. In zijn eerste grote publieke toespraak als secretaris-generaal van de NAVO onderstreepte hij de noodzaak van hogere defensie-uitgaven en investeringen in industriële defensiecapaciteit. Want de Russische agressie houdt niet op bij Oekraïne.
Daar komt bij dat we de Europese veiligheid niet langer kunnen uitbesteden aan de VS, nu Trump daar weer president is. De would-be autocraat dreigde al eens de stekker uit de NAVO te trekken, opperde om het grondgebied van bondgenoten te annexeren – zo nodig met geweld – en is bereid om Oekraïne voor de bus te gooien om maar een ‘deal’ met Poetin te kunnen sluiten. We delen geen waarden meer met het Amerika van Trump. Daarom snap ik wel dat hogere defensie-uitgaven onontkoombaar zijn.
Maar het voorstel van Rutte om deze investeringen in militaire weerbaarheid te financieren door te bezuinigen op pensioenen, zorg en sociale zekerheid is een regelrechte aanval op onze civiele weerbaarheid. Onze collectieve voorzieningen zijn immers juist de lifeline van sterke gemeenschappen. Het zijn de basisvereisten van een functionerende samenleving, óók in oorlogstijd. Bovendien kun je van burgers alleen actieve maatschappelijke betrokkenheid verwachten als ze een stevig fundament onder hun voeten voelen. Laten we voorkomen dat we meegesleurd worden in de tegenstelling tussen defensie-uitgaven en bestaanszekerheid. En laten we beseffen dat we in oorlogstijd meer hebben aan solidariteit dan aan individueel bezit. Waarom ligt de optie van het zwaarder belasten van grote vermogens en grote bedrijven niet op tafel? Je zou immers verwachten dat van iedereen gevraagd wordt om ‘naar kunnen’ bij te dragen aan de heel-de-samenleving-aanpak.
Van zelfredzaamheid naar samenredzaamheid
De hamvraag is hoe we, als de pleuris echt uitbreekt, ervoor zorgen dat we niet alleen ons eigen hachje proberen veilig te stellen. De oproep van Schoof om allemaal een noodpakket in huis te halen, bevordert misschien wel de zelfredzaamheid, maar betekent niks voor de samenredzaamheid die centraal staat in de gewenste heel-de-samenleving-aanpak.
We kunnen wat dat betreft veel leren van Finland, dat door de continue dreiging van Rusland al jaren investeert in civiele weerbaarheid. In Finland leren kinderen en jongeren al vroeg om desinformatie te herkennen, kunnen burgers een nationale veiligheidscursus volgen en houden bedrijven noodvoorraden op peil in ruil voor financiële compensatie. Mensen weten wat hun maatschappelijke taak is in tijden van crisis en daar oefenen ze samen ook op.
In de Kamerbrief van december wordt voor dit jaar een concrete beleidsinzet aangekondigd om de maatschappelijke weerbaarheid te vergroten. Als de heel-de-samenleving-aanpak daarin écht centraal staat, dan verwacht ik een investeringsagenda voor collectieve voorzieningen, een verzoenende toon naar alle burgers en een uitgestoken hand naar maatschappelijke organisaties. Kortom, een politieke agenda van verbinding in plaats van polarisatie en conflict.