Economische politiek in huidige crisis

Een langdurige en diepe crisis

Sinds 2008 verkeert Nederland in een economische crisis. De werkloosheid loopt steeds verder op en betalingsproblemen van burgers en bedrijven nemen in rap tempo toe. De oorzaken van de crisis zijn inmiddels wel duidelijk en zijn te vangen in steekwoorden als onevenwichtige economieën (tot uiting komend in betalingsbalanstekorten), zeepbellen in vastgoed, roekeloos gedrag van de financiële sector, instortend vertrouwen, oplopende schuldquoten, bezuinigingen.

Daarmee lijkt deze crisis meer op die van de jaren dertig dan op die van de jaren tachtig, toen de oorzaak vooral lag in de hoge arbeidskosten, olieprijzen alsook de hoge overheidsuitgaven, welke uitgaven nu vooral het gevolg zijn van de crisis.

Huidige beleid

Het Nederlandse beleid is gefocust op één onderdeel: de schuldposities. Met name de staatsschuld, de hypotheekschulden en de geschatte tekorten van de pensioenfondsen staan centraal in het beleid. Dit beleid werkt in praktijk echter averechts. Bestedingen en groei nemen af, de werkloosheid neemt toe, en we schuiven verder in een negatieve spiraal, waarmee de door Irving Fisher al in de jaren dertig genoemde debt deflation theory of great depressions bewaarheid wordt.

Dit huidige beleid leidt tot kapotbezuinigen, onnodig verlies van werkervaring, het niet adequaat (bij)scholen van de beroepsbevolking, en het verwaarlozen van de infrastructuur, waardoor de achteruitgang veel ernstiger is dan nodig. Het herstel komt daardoor later, trager en vanuit een dieper dal dan nodig. Nederland bevindt zich inmiddels in de achterhoede van Europa.

Met de overdreven aandacht voor de staatsschuld wordt veel demagogie bedreven. Het beeld wordt geschetst dat de huidige generatie leeft op kosten van volgende generaties, wat onjuist is omdat bij het (ex ante) betalingsbalans- en dus spaaroverschot we voor de staatsschuld niet in het buitenland hoeven te lenen, maar deze in feite zelf financieren.

De toekomstige generatie is daarom niet alleen de houder van de schuld met daartegenover het bezit van een adequate infrastructuur, maar - als erfgenaam - ook de houder van deze schuldtitels. Dit in tegenstelling tot landen als Griekenland, die wel veel in het buitenland moeten lenen.

Voor de toekomstige generatie is wel nadelig dat er nu te veel bezuinigd wordt, zelfs op re-integratie-activiteiten, waardoor de kwaliteit van de beroepsbevolking en de (fysieke, sociale, culturele en kennis)infrastructuur niet op het gewenste peil wordt gehouden/gebracht. Daarmee worden de toekomstige groeipotenties verminderd en het verhaal dat we straks sterker uit de crisis komen ongeloofwaardig. Bovendien is het ironisch dat door dit beleid de schuld als aandeel van het nationaal inkomen amper daalt.

Het huidige Nederlandse en Europese beleid is te weinig gericht op het betalingsbalanssaldo, dat als financieringssaldo van een gehele economie een veel betere indicator is van de gezondheid van die economie dan het financieringstekort van één sector (de overheid). Spanje en Ierland zijn hier duidelijke illustraties van. Beide landen hadden vóór 2008 betere overheidsfinanciën dan Nederland en Duitsland, maar hadden wel door de forse spaartekorten in de particuliere sector een flink tekort op de lopende rekening van de betalingsbalans.

Er wordt in het huidige beleid ook geen rekening gehouden met een hoofdwet van de macro economie, die binnen een land geldt maar ook tussen landen, namelijk: mijn uitgavenstijging geeft jou een hoger inkomen, waardoor jij meer kan spenderen en daardoor mijn inkomen kan verhogen. Nu geldt: dalingen leiden tot lager inkomen. Bovendien wordt veronachtzaamd dat de overheid de mogelijkheid en verantwoordelijkheid heeft om de vraagtekorten tijdelijk te compenseren; evenwicht komt niet vanzelf.

Wat wel te doen?

De verantwoordelijkheid van de overheid betreft conjuncturele en structurele (w.o. toekomstige) ontwikkelingen. Zij moet daarom door middel van impulsen respectievelijk afremmingen corrigerend optreden in tijden van economische recessie respectievelijk oververhitting. Ze dient ook te corrigeren voor ongewenste externe effecten waar het marktmechanisme onvoldoende rekening mee houdt.

Zo'n aanpak strookt met de zienswijze van instellingen als IMF en OESO, en befaamde economen als de Nobelprijswinnaars Krugman en Stiglitz. Deze laatsten pleiten voor investeringen in duurzaamheid om zo met de oplossing voor het korte termijn bestedingstekort ook de toekomstige problemen tijdig het hoofd te bieden. Op die manier kijken we - zoals een econoom betaamt- niet louter financieel economisch maar naar alle schaarsteproblemen, op de korte termijn èn op langere termijn. Daarom...

Stimuleer

Vooral de extreem lage rentestand die Nederland nu moet betalen en het structurele betalingsbalans/spaaroverschot vormen een extra prikkel om de overheidsinvesteringen in infrastructuur te intensiveren en ook de beroepsbevolking bij te scholen. Dat kan voor ons leiden tot een betere publieke fysieke, sociale, culturele en kennisinfrastructuur en een beter opgeleide beroepsbevolking, wat op zijn beurt het particuliere bedrijfsleven stimuleert om meer hier te lande in de juiste richting te investeren. Kennis, duurzame energievoorziening, natuur, en een openbaar vervoernetwerk op metropoolniveau voor de Randstad zijn hier belangrijke onderwerpen.

Verantwoorde financiële beleidsregels

Zo'n bestedingsimpuls moet binnen verantwoorde financiële beleidsregels. Die moeten rekening houden met het investeringsaspect, zodat de kapitaaluitgaven apart moeten worden beoordeeld. Het louter boekhoudkundig kijken naar één grove vuistgetal voor alle uitgaven is te simpel. Daarom moeten de overheidsuitgaven worden onderscheiden in

• Kapitaaluitgaven: Kwantitatieve of kwalitatieve uitbreiding van de fysieke, sociale, culturele en kennisinfrastructuur en het human capital, en ook het op peil houden ervan (onderhoud, vervanging, re-integratieondersteuning, bijscholing).

• Lopende uitgaven (lonen, overdrachten, rentelasten, defensie-uitgaven, subsidies die geen investeringsdoel dienen e.a.)

Voor overheidsinvesteringen kan - als de betalingsbalanssituatie dat toelaat - geleend worden op de kapitaalmarkt. Om de rentabiliteit tevoren in te schatten is vooraf een onafhankelijk uitgevoerde macro economische kosten-batenanalyse gewenst. Op de lopende rekening van de overheidsbegroting is structureel een overschot gewenst, terwijl ook een regelmatige doorlichting op nut en noodzaak van de verschillende uitgaven is vereist.

Het verschil in benadering van deze uitgavencategorieën kan de verleiding tot sjoemelen met zich brengen, zodat eenduidige definities absoluut noodzakelijk zijn. Deze wijziging van beleidsregels moet in EU-verband worden overeengekomen.

Pak schuldenproblematiek aan

Schuldsanering is nodig; schulden zijn immers een van de oorzaken van de crisis. Maar saneer geleidelijk en vooral op het moment dat het kan. Dat wil zeggen: in betere tijden. Zoals iedereen weet: Het dak fundamenteel repareren als het droog is. Bij regen een snelle noodreparatie uitvoeren.

Met name de schulden die verbonden zijn aan de vastgoedsector zijn zodanig dat, hoewel Nederland als totaal een spaaroverschot heeft, er vertrouwensproblemen zijn ontstaan. Ze raken ook de activa en dus de soliditeit van de financierende instellingen. Een en ander wordt nog verergerd door de alsmaar dalende prijzen, waaraan het zeepbelkarakter, de overcapaciteit en de oplopende werkloosheid debet zijn.

Te rigoureus aanpakken van de schuldenproblematiek en het voor starters heel lastig maken om nieuwe hypotheken af te sluiten, wat ook ondanks het Carnavalsakkoord nog steeds het geval is, heeft echter desastreuze gevolgen. Door gebrek aan nieuwe toetreders ligt de woningmarkt totaal stil en zet de prijsdaling zich onverminderd voort. Door de versnelde aflossingen van bestaande hypotheken komen de bestedingen en daarmee de totale economie nog verder onder druk.

Men zou de hypotheekrenteaftrek juist alleen moeten handhaven voor starters voor zeg maximaal vijftien jaar en tegen het tarief van de laagste belastingschijf. Voor bestaande gevallen moet straks bij opleving van de economie meteen een geleidelijke maar ook substantiële afbouw van de aftrekmogelijkheden worden ingezet.

De renteaftrek kan gebaseerd worden op een forfaitaire aflossingsregel; op een eenvoudige wijze ieder jaar minder. Dit kan los staan van de feitelijke aflossing, die niet volledig hoeft te zijn. Dat is namelijk uit bestedingsoogpunt niet wenselijk en uit prudentie ook niet nodig. Regels voor de feitelijke aflossing moeten gebaseerd zijn op een aan te houden veilige verhouding (bv 50%) tot de waarde van het onderpand. Verzin daar geen gedrochten van 2e leningen bij, die het ingewikkeld maken, het vertrouwen niet vergroten en alleen maar tot meer provisie voor banken leiden.

Werk internationaal samen. Vooral nu de internationale verwevenheid sterk is toegenomen, is dit van essentieel belang. Banken en bedrijfsleven opereren mondiaal, terwijl de regulering en het bestuur zich nog grotendeels afspeelt op nationaal niveau van afzonderlijke staten. Internationaal samenwerken is dan ook de enige mogelijkheid om effectief de grote grensoverschrijdende problemen van de financiële sector op te lossen en om de gezamenlijk de op ons afkomende grondstoffen- en klimaatproblematiek coherent aan te pakken.