Groene industriepolitiek is dan ook cruciaal. Zowel om de opwarming van de aarde tot 1,5 graad te beperken en de gezondheid van inwoners te beschermen, als om de Nederlandse industrie een kans van bestaan te geven in een wereld waarin klimaatneutraliteit de norm wordt.
Duidelijke visie cruciaal
Ook het coalitieakkoord van Rutte-IV rept over groene industriepolitiek en trekt er miljarden voor uit. Maar zo’n enorme verandering vereist meer dan een grote zak geld. Cruciaal is een duidelijke visie en helaas ontbreekt die nog in het coalitieakkoord. Echte groene industriepolitiek erkent dat het bouwen van een groene industrie meer is dan wat wissels verzetten, maar een ingrijpende verbouwing vereist van hoe we leven, werken en produceren. Niet alleen in Nederland; ook onze rol wereldwijd als belangrijk handelsland moet daarbij betrokken worden. Via onze havens komen diesel, steenkolen, soja en palmolie Europa binnen.
Ook gaat groene industriepolitiek over welke nieuwe industrie zich de komende jaren gaat vestigen in Nederland. Het heftige debat rond de komst van zeer energie-intensieve datacenters, denk aan Zeewolde en de Wieringermeerpolder, laat zien dat we een overheid nodig hebben die stuurt op een klimaatneutrale economie, ook in het (internationale) investeringsbeleid.
Opbouw, ombouw en afbouw
De coalitiepartijen lijken onvoldoende te beseffen hoe ingrijpend de verbouwing is. Zoals de Raad voor de leefomgeving en infrastructuur (Rli) in haar advies Naar een duurzame economie (2019) beschrijft, bestaan economische transformaties uit opbouw, ombouw en afbouw. Opbouw betekent bijvoorbeeld het oprichten van nieuwe bedrijven en fabrieken, zoals voor biobased materialen.
Ombouw bestaat uit het omschakelen van bijvoorbeeld fossiele staalproductie naar groen staal met behulp van groene waterstof. Maar er zal ook afbouw zijn. Zo zal de raffinagesector gedecimeerd worden wanneer de vraag naar fossiele brandstoffen verdwijnt. Wil je mensen meekrijgen in een transformatie, dan moet je open en eerlijk zijn over de gevolgen en begeleiding en perspectief bieden. Het voorstel van de FNV voor een werkgarantiefonds kan als voorbeeld dienen.
Missie moet centraal staan
In plaats van groene industriepolitiek te bedrijven vanuit een visie op de economie van 2040 stelt het coalitieakkoord de huidige, fossiele industrie centraal door zich met ‘maatwerk’ te richten op de ‘10 tot 20 grootste vervuilers’. Drie miljard wordt voor deze grootvervuilers gereserveerd terwijl het nog onduidelijk is of we dat geld ooit terugzien en hoe de aandeelhouders gaan meebetalen. Dat is welbeschouwd ouderwetse industriepolitiek waarin bestaande bedrijven en belangen gediend en beschermd worden. Niet de gevestigde belangen moeten centraal staan, maar zoals de econoom Mariana Mazzucato betoogt, de missie: de opwarming van de aarde niet verder laten oplopen dan 1,5 graad. Bedrijven die geld krijgen van de overheid moeten die missie dienen. Doen ze dat niet, dan is het verduurzamen van die bedrijven geldverspilling.