Dit is een ingezonden opiniestuk, dat niet noodzakelijkerwijs het standpunt van Wetenschappelijk Bureau GroenLinks reflecteert.

Klaver en De Hoop zijn duidelijk. Voor hen wordt de nieuwe beweging van GroenLinks en PvdA een beweging van sociaaldemocratische aard. Zo heeft Jesse Klaver in zijn essay Hoe rechts de middenklasse bedriegt het over de vorming van een “groene, sociaaldemocratische beweging”. Zijn collega Habtamu de Hoop heeft het in zijn recente Höftenlezing op zijn beurt over “een nieuwe generatie sociaaldemocraten”.

Maar is die term, waarmee al in 1897 een partij de Tweede Kamer betrad (de Sociaaldemocratische Arbeiderspartij), wel zo wenselijk? Er zijn drie goede redenen om juist met nieuwe waarden en nieuwe woorden het ideologisch fundament van onze nieuwe beweging vorm te geven.

1. Inhoudelijk: systeemverandering of systeemoptimalisatie?

In zijn Höftenlezing ziet De Hoop drie inhoudelijke opdrachten voor zich: volkshuisvesting, publieke voorzieningen en bestaanszekerheid. Het valt op dat dit drie klassiek rode prioriteiten zijn – en geen enkele groene. Daarnaast ziet De Hoop de noodzaak dat GroenLinks en PvdA zich verenigen in een nieuwe, sociaaldemocratische beweging. Daarbij stelt De Hoop dat de sociaaldemocratie nooit exclusief eigendom van de Partij van de Arbeid is geweest. Voor hem hoort GroenLinks daar ook bij. Maar heeft GroenLinks daar eigenlijk zelf wel behoefte aan?

In 1991 stelde GroenLinks haar beginselprogramma vast. Daarin sprak GroenLinks zich niet uit voor één ideologie, maar richtte zij zich op vier idealen: democratie, respect voor natuur en milieu, sociale rechtvaardigheid en internationale solidariteit. Niet beredeneerd vanuit een benauwend denkraam, maar vanuit centrale waarden moest de groene en linkse politiek vormgegeven worden. Daarbij heeft GroenLinks zich van oudsher gericht op systeemverandering. Oftewel werken aan een alternatief voor het heersende economische en politieke systeem dat mens en aarde uitbuit.

De PvdA zoekt daarentegen van oudsher naar mogelijkheden om de economische omstandigheden te verbeteren, maar niet het economisch systeem fundamenteel te hervormen. Hierdoor nam GroenLinks vaker een principiëlere stelling in, waarbij de PvdA als bestuurderspartij meer pragmatisch redeneerde. Een voorbeeld is het denken over economische groei. Waar de PvdA dit van oudsher als kans zag voor het vergroten van de welvaart voor de arbeidersklasse, heeft GroenLinks altijd geageerd tegen economische groei als beleidsdoel omdat er beter gestuurd kon worden op welzijn.

Nu de PvdA sinds het einde van het kabinet Rutte-2 in de oppositie zit, is dit verschil tussen de bestuurderspartij PvdA en de klassieke oppositiepartij (soms tegen wil en dank) GroenLinks weliswaar minder manifest, maar daarmee niet verdwenen. Hierdoor blijft dit verschil in de landelijke discussie nog te vaak onbesproken, terwijl de keuze tussen systeemverandering en -optimalisatie van doorslaggevend belang is bij het vormgeven van een nieuwe groene en linkse beweging. In de gezamenlijke oppositierol kan men daar nog mee wegkomen, maar bij eventuele regeringsdeelname moeten GroenLinks en PvdA kleur bekennen. Wanneer deze kwestie dan onbesproken blijft, kan het door uiteenlopende verwachtingen onder leden en kiezers een potentiële splijtzwam blijken.

2. Electoraal: een nieuwe generatie koopt niets voor een ver verleden

De grootste verworvenheid van de sociaaldemocratie is de opbouw van de verzorgingsstaat. Daarover zijn vriend en vijand het eens. Binnen de PvdA wordt dit verleden – met recht – trots verkondigd. Bij bijeenkomsten met PvdA’ers zijn referenties aan politieke kanonnen zoals Drees en Den Uyl nooit ver weg. Echter, die nostalgie blijft vaak hangen in de periode tot en met de jaren ’70. Vanaf de jaren ’80 is er namelijk minder om trots op te zijn: de afbraak van de verzorgingsstaat en het uitblijven van klimaatactie.

Sinds de opkomst van het neoliberalisme in de jaren ’80 is de verzorgingsstaat door diverse kabinetten consequent uitgehold. Ondanks de deelname van de PvdA aan een aantal van deze kabinetten is die beweging niet gekeerd. In tegendeel, de beweging is juist doorgezet. Zo liberaliseerden de kabinetten Kok onze publieke diensten en vond in Rutte-2 een kaalslag plaats onder sociale voorzieningen zoals de jeugdzorg, waarvan onze samenleving meer dan 10 jaar later nog steeds de effecten voelt.

Daarbij moet worden opgemerkt dat partijen zoals VVD, CDA en D66 hieraan volop hebben meegewerkt. En GroenLinks heeft, bijvoorbeeld met de afschaffing van de basisbeurs, ook vuile handen gemaakt. Maar feit blijft dat de verworvenheden van de sociaaldemocratie op dit punt zich beperken tot en met het laatste kabinet-Den Uyl – een kabinet van bijna 50 jaar geleden.

Een ander heikel punt is de groene agenda van de sociaaldemocratie – of eerder het ontbreken daarvan. De primaire focus is namelijk altijd sociale wetgeving geweest. Anders dan bij de groene partijfamilie zijn thema’s zoals klimaat, natuur en milieu nooit grote thema’s geweest binnen de sociaaldemocratie. Vaak ook omdat deze thema’s in een valse tegenstelling tegenover sociale thema’s zoals werkgelegenheid en wonen werden geframed.

Vanaf het vorig decennium zijn de groene thema’s echter steeds breder aangeslagen onder kiezers. De verklaring hiervoor is even eenvoudig als doeltreffend: omdat de effecten van klimaatverandering steeds zichtbaarder worden voor mensen. Tegelijkertijd hebben de afgelopen kabinetten collectief gefaald om voldoende klimaatactie te nemen: Nederland is nog steeds een van de vieste jongetjes van de klas.

Bovenstaande twee factoren verklaren deels ook het electorale verschil tussen GroenLinks en PvdA vóórdat de politieke partijen landelijk begonnen samen te werken. De PvdA scoorde relatief goed bij de oudere kiezers, maar slecht bij de jongere kiezer. Bij de Tweede Kamerverkiezingen van 17 maart 2021 was de gemiddelde PvdA-kiezer maar liefst 60 jaar oud. Oftewel een kiezersgroep die, in zijn vormende jaren, is opgegroeid met de opbouw van de verzorgingsstaat en de PvdA nog associeert met de hoogtijdagen van Drees en Den Uyl.

Deze generatie staat in schril contrast met de generatie waar GroenLinks goed scoort: millennials en gen-z’ers. Deze generaties, geboren vanaf de jaren ’80, hebben in hun leven niet de hoogtijdagen, maar juist de keerzijde van de sociaaldemocratie meegemaakt: de afbraak van de verzorgingsstaat en het uitblijven van klimaatactie. Het is daarom niet verwonderlijk dat millennials en gen-z’ers in hun kiezersgedrag zich hebben afgekeerd van de sociaaldemocratie. Zij stemmen eerder op partijen met uitgesproken groene opvattingen, zoals GroenLinks, D66, Volt en PvdD. Oftewel dé thema’s die de toekomst van hun generatie bij uitstek raken. Het is maar zeer de vraag of deze kiezers zitten te wachten op het refurbishen van een label waar zij geen positieve associaties bij hebben.

3. Positionering: keuze voor Europese partijfamilie

Een hete aardappel van de linkse samenwerking is en blijft de keuze voor een Europese partijfamilie. In het Europees Parlement hebben landelijke politieke partijen zich verenigd in een Europese fractie. Zo maakt GroenLinks onderdeel uit van de Europese groenen. De PvdA is op haar beurt onderdeel van de Europese sociaaldemocraten. Bij de afgelopen Europese verkiezingen deden GroenLinks en PvdA weliswaar mee met één lijst, maar na de verkiezingen deelde deze lijst zich weer op in twee aparte Europese partijfamilies.

Uiteindelijk moet de nieuwe linkse beweging hier een keuze over maken. Die is behoorlijk fundamenteel. Door nu al te spreken over een ‘sociaaldemocratische’ beweging, wordt er indirect een voorschot genomen op de keuze voor de Europese partijfamilie. Terwijl er meer dan genoeg argumenten zijn – als ze echt groen en rood wil verbinden - dat de nieuwe beweging zich aansluit bij de groene Europese fractie. Dat debat moet eerst in alle openheid gevoerd worden, voordat de leden voor een voldongen feit komen te staan.

Nieuwe waarden, nieuwe woorden

De komst van een nieuwe, linkse beweging in Nederland is een politiek feit. De geest is uit de fles en gaat er niet meer in. Dat vraagt om een bijdrage van iedereen om verschillende bloedgroepen en generaties te verbinden. En het vraagt ook om een fundamentele discussie over systeemverandering en een keuze voor onze Europese partijfamilie. Het voorschot dat Klaver en De Hoop nemen met het oppoetsen van de sociaaldemocratie als ideologisch fundament, helpt daar niet bij.

Waarschijnlijk zal mijn bijdrage aan het debat bij sommigen leiden tot hevige reacties. Deze opinie kan namelijk worden opgevat als het miskennen van een diep gevoelde trots en het ontkennen van de historische waarde van de sociaaldemocratie voor Nederland. Maar op nostalgie alleen kan de linkse beweging niet worden gebouwd.

Een nieuwe beweging vraagt namelijk om nieuwe oplossingen, die zijn gebouwd op nieuwe waarden en nieuwe woorden. Daarover moeten de leden van GroenLinks en PvdA de komende tijd open het gesprek voeren – een gesprek dat momenteel ook al loopt, bijvoorbeeld met de gespreksreeks Samen Vooruit. Daarbij hoort ook het lef om termen en symbolen van weleer los te durven laten. “Sterft, gij oude vormen en gedachten!” Het is nota bene de Internationale, hét strijdlied van de arbeidersbeweging, die ons daartoe oproept.

Reacties

04 februari 25

Sibren van Hoeven

De PvdA is niet van oudsher…

De PvdA is niet van oudsher opgericht om bepaalde economische omstandigheden te verbeteren. Juist fundamentele hervorming stond bij de oprichting van de partij en zijn voorganger, de SDAP, centraal. Lees er maar het beginselprogramma van 1947 op na: veroordeling van het kapitalisme en een overgang naar een socialistische samenleving als einddoel. Dat is het originele doel van de sociaaldemocratie geweest. Dat veranderde na de jaren 70 zoals aangeduid in dit stuk, maar betekent dat dan dat sociaaldemocratie een nieuwe definitie heeft en de oude definitie gewoon is opgedoekt? Dat denk ik niet. Naar mijn mening heeft de PvdA vanaf de jaren 80 neoliberaal beleid gevoerd in plaats van sociaaldemocratisch beleid. Dit maakt sociaaldemocratie geen synoniem voor neoliberalisme, dit maakt alleen een ooit sociaaldemocratische partij niet sociaaldemocratisch meer. 

Ideologie is niet vernauwend, het afdoen van ideologie heeft ons juist geleid tot de huidige staat van de PvdA. Centrale uitgangspunten als "democratie, respect voor natuur en milieu, sociale rechtvaardigheid en internationale solidariteit" zijn juist veel te breed, partijen als D66, Volt en zelfs een handjevol VVD'ers zouden zich ook achter die vier pijlers kunnen scharen. Wat is ons bestaansrecht als nieuwe, linkse beweging? Voor mijn part een beweging die strijdt voor een democratisch socialisme, of sociaaldemocratie, semantiek daargelaten. Als je niet weet wat jouw positie is op het politieke speelveld kan je ook geen positie op dat speelveld innemen.

Reactie toevoegen