Dit is een ingezonden opiniestuk, dat niet noodzakelijkerwijs het standpunt van Wetenschappelijk Bureau GroenLinks reflecteert.

Het mensbeeld dat we nu meekrijgen – op de middelbare school, op (a)sociale media, via films en reclame – is sterk gestoeld op het mensbeeld dat lang geleden is uitgevonden om economische modellen te maken. Dat mensbeeld kreeg zelfs een naam: de homo economicus. Dit is een mens, zo werd de Nobelprijswinnaar en psycholoog Daniel Kahneman uitgelegd, die “rationeel en egoïstisch is en wiens voorkeuren nooit veranderen”. Kahneman was verbijsterd, want zo iemand heeft hij nooit ontmoet.[1] Deze ‘monsterlijke karikaturale figuur’ had zelfs nooit in leven moeten worden geroepen, zo schreef eerder al de Amsterdamse econoom Pieter Hennipman.[2]

En toch wordt iedereen ermee onderwezen, is het lesstof in elk bijvak economie op hogescholen en universiteiten en, erger, worden beleidstheorieën gebaseerd op dit mensbeeld. Beleid zit vol financiële prikkels en regels die bepaald gedrag moeilijker maken. Zelfs het asielbeleid gaat ervan uit dat als we de procedure ingewikkelder en de huisvesting minder aangenaam maken, de asielzoekers uit welbegrepen eigenbelang hier niet naartoe komen. Het zijn maatregelen om de nutscurve bij te stellen.

Het grote voordeel van de homo economicus is dat hij zo voorspelbaar is, dat je hem in algoritmen kunt stoppen en de effecten van beleidsinterventies kunt uitrekenen. Deze voorspellingen komen nooit uit, maar het fijne van de samenleving is dat die zo complex is dat een econoom altijd op verstorende effecten kan wijzen. Het model is goed, alleen de werkelijkheid niet.

Sociale val

Maar wellicht kun je ook andersom beginnen: met een ander mensbeeld. De zoektocht naar een ander mensbeeld leidde me via wetenschappers als Rothstein, Tomasello, Wrangham, Haidt en Hrdy naar de wederkerigheidsmens. 

De Zweedse politiek filosoof Bo Rothstein zocht iemand tussen de egoïst en de altruïst. Zijn vraag was waarom in de jaren negentig van de vorige eeuw de Zweden wel en de Russen geen belasting betaalden. Zijn antwoord was niet dat Russen egoïstischer of corrupter waren dan Zweden en evenmin dat Zweden altruïsten zijn, maar dat Russen weten dat andere Russen ook geen belasting betalen en Zweden weten dat andere Zweden dat wel doen. Russen zaten, zoals hij het noemde, in een sociale val. Om dat te verklaren kwam hij op een mensbeeld dat ergens tussen de egoïst en de altruïst in zit. Die tussensoort is de wederkerigheidsmens. Het is een sociaal wezen dat aardig gevonden wil worden en daarom constant kijkt naar wat anderen doen en wat anderen vinden.[3] Met dat gegeven schreef Rothstein een handleiding voor een duurzame, solidaire samenleving. Het is een document vol bouwstenen voor een beginselprogramma.[4]

De psycholoog Michael Tomasello onderzocht het verschil tussen mensapen en mensen. Dat verschil, zo meende hij, moet heel klein zijn, want evolutie neemt altijd kleine stappen. Tegelijk moet het van enorme invloed zijn, want alle mensapen wonen in de restjes oerwoud die wij overlaten, terwijl mensen zich over alle windstreken en continenten hebben verspreid. Het verschil was, zo schrijft hij, shared intentionality: gedeelde intenties of gemeenschappelijke doelen. Mensapen zijn daartoe niet in staat, maar mensen wel.[5]

Vertrouwen

De verklaring daarvoor is deels te vinden bij de primatoloog Richard Wrangham, die stelt dat mensen tam zijn en mensapen niet. Jonge mensaapjes zijn afhankelijk van hun moeder en daardoor erg vredelievend richting hun moeder, maar jonge mensen zijn vredelievend naar alle mensen. Wrangham constateert dat we de tamheid van onze babytijd bij ons houden in ons volwassen leven, terwijl mensapen dat niet doen. Wij doen dat net zoals honden, katten, paarden, koeien en alles wat tam is. Hierdoor kunnen wij zo lief voor elkaar zijn, ook als we elkaar niet kennen.[6]

Nu terug naar Tomasello. Een voorbeeld van de gemeenschappelijke doelen waarop hij inzoomt is dat mensen elkaar les kunnen geven. Als je, zoals chimpansees, alleen aan het eigenbelang denkt, ga je niets voordoen. Chimpansees zijn hoogintelligent, vergelijkbaar met mensen, en kunnen net als wij gereedschap uitvinden en gebruiken. Ze kunnen leren. Maar de wijze waarop ze leren heet niet voor niets na-apen. Dat kunnen wij ook, maar wat chimpansees niet doen en wij wel is lesgeven, ‘voor-mensen’ dus. 

Pas als we gemeenschappelijke doelen hebben, wordt taal interessant. We kunnen dan een plan bedenken voordat we op jacht gaan en afspraken maken. Zo kunnen we er tijdens de jacht voor zorgen dat anderen een grotere kans krijgen om een prooi te vinden. We kunnen elkaar vertellen waar meer wortels zijn om zo anderen meer kans te geven om wortels te vinden. We doen dit, omdat we vanuit gemeenschappelijke doelen denken (de voedselvoorraad voor het dorp moet op orde) en vanuit het vertrouwen dat anderen het voedsel met ons delen.[7] De Zweden betalen hun belasting, omdat ze weten dat dit leidt tot een overheid die goede dingen voor ze doet. Als niemand de overheid vertrouwt, wordt massaal belasting ontdoken en zit iedereen in de sociale val, zei Rothstein immers al. Chimpansees zitten in die sociale val.

Mee-ouders

De primatoloog en antropoloog Sarah Blaffer Hrdy legt weer uit hoe wij mensen uit die val zijn geklommen. Ook zij doet onderzoek naar mensapen en mensen, waaronder naar mensen die het met veel minder uitvindingen moesten doen. Zij legt niet slechts uit dat we tam zijn, maar stelt vast dat daar een goede reden voor is. Mensapen zorgen maanden voor hun baby’s, maar laten die zorg over aan de moeders. Chimpansee-moeders beschermen hun baby drieënhalve maand tegen alle soortgenoten, orang oetan-moeders doen dat minstens vijf maanden lang. Mensenbaby’s worden al bij de geboorte doorgegeven aan wat Hrdy alloparents noemt, mee-ouders. Vanaf dat moment is de baby, net als het voedsel van Tomasello, een bron van zorg voor de hele groep. Oma’s, tantes, zussen, maar ook vaders, opa’s, ooms en broers, ze helpen allemaal mee in de zorg.[8] We zorgen als groep zelfs jarenlang voor onze opgroeiende kinderen en hebben daarvoor dus het gemeenschappelijke doel ontwikkeld.

Het ‘kleine verschil’ bij de stap van mensaap naar mens is dus dat wij nog hulpelozer kindertjes hebben dan mensapen, hebben geleerd dat we de moeder moeten bijstaan om de overlevingskans van de groep te vergroten en dat gedeelde doelen daarbij handig zijn. Die doelen zijn niet alleen bevorderlijk voor de opvoeding van kinderen door mede-ouders, maar ook voor de voedselvoorziening en de verdediging van de groep. Het is dus geen altruïsme, geen egoïsme, maar iets ertussenin. En zo zijn we veel aardiger voor elkaar dan mensapen. We zijn bijna in de Tuin van Eden.

Onverzoenlijke conflicten

En toch, zo constateert Wrangham, voeren we oorlogen. Dit komt, legt Haidt uit, doordat wij mensen groupish zijn, ‘groeps’. We denken in termen van groepen en hun belangen. We kunnen mensen die we niet kennen toch snel herkennen als lid van onze groep aan de hand van kleding, haardracht, huidskleur, kettingen, tatoeages enzovoorts. Wie bij ‘ons’ hoort, bejegenen we vriendelijk en wie bij de ‘ander’ hoort vinden we verdacht. 

Die grenzen zijn cultureel en alle culturele grenzen zijn te slechten, maar ze zijn ook zodanig te vergroten dat we menen dat degenen aan de andere kant van de culturele kloof moeten worden vernietigd.[9] Hier begint de slavernij, de oorlog en de genocide. In een boek uit 2012 – waarmee hij de polarisatie van de Amerikaanse politiek vroegtijdig een halt wilde toeroepen – legt Haidt uit dat weldenkende mensen het erg oneens kunnen zijn en het gevaar lopen in onverzoenlijke conflicten terecht te komen.

Diezelfde onverzoenlijkheid wordt gevoed door het neoliberalisme. Het streeft naar keihard kapitalisme, waarbij eenieder voor zichzelf moet zorgen. Evolutionair nemen neoliberalen een stap terug en nodigen ze alfa-apen uit om de leiding weer over te nemen. Ze hebben gekozen voor een mensbeeld dat meer correspondeert met het gedrag van mensapen dan dat van mensen. Hun markt is een plaats waar allen tegen allen concurreren en waar sommige mensen alles winnen en anderen alles verliezen. 

Doordat moderne techniek ons in staat stelt samen te werken, zonder dat we elkaar kennen, is het niet vreemd dat wij goedkope spullen kopen van Jeff Bezos, die mensen in China en de Filipijnen uitbuit en van de winst een dure bruiloft organiseert in Venetië. De filosoof Hannah Arendt zou, als ze dit zou zien, ons waarschuwen. Dit soort uitbuiting leidde in haar tijd via kolonialisme, mensen verdelen in hogere en lagere soorten, tot oorlogen en genocide.[10] We zien het ook nu om ons heen. Arendt beschrijft hoe de sociale val van Rothstein kan leiden tot veel gevaarlijkere excessen.

Scheidslijnen overbruggen

Er is een uitweg. Die begint met elkaar zien als medemensen die moeten samenwerken om het leven in ons dorp – dat nu de hele aarde omvat – in ons gemeenschappelijke belang leefbaar te houden. We kunnen culturele scheidslijnen overbruggen en elkaar niet alleen leren begrijpen, maar ook leren vertrouwen. Chimpansees zouden nooit een winkelstraat als de Kalverstraat in Amsterdam uitvinden. Ze zouden doodsbang zijn voor al die vreemden en de straat paniekerig vermijden, want die vreemden zouden je elk moment preventief kunnen aanvallen. Mensen storten zich met min of meer vertrouwen in de menigte en komen er ongehavend uit. 

De basis van het vertrouwen is er dus al. De kunst is om elkaar over culturele grenzen heen nog vaker te ontmoeten en gedeelde doelen te stellen, zoals samen naar een voetbalwedstrijd gaan, samen dansen en samen aan een leefbare wereld werken. Het mensbeeld van de wederkerigheidsmens is het startpunt voor het vermijden van de sociale val en andere negatieve spiralen, zodat we solidair kunnen werken aan gemeenschappelijke doelen.[11] 

Wil je meer inhoud in de politiek? Steun Wetenschappelijk Bureau GroenLinks. Wij zijn blij met elke bijdrage!

Voetnoten

  1.  Kahneman (2011, p. 269).
  2. Geciteerd in Reussing (2023, p. 45).
  3. Rothstein (2005).
  4. Rothstein (2011).
  5. Tomasello (2019).
  6. Wrangham (2021).
  7. Tomasello (2008).
  8. Hrdy (2009).
  9. Haidt (2012).
  10. Arendt (2018 (1958)).
  11. Dit artikel is gebaseerd op het boek Het kleine verschil dat alles verandert (Lunsing, 2024).

Literatuur

Arendt, H. (2018 (1958)). The human condition. Chicago: University of Chicago Press.

Haidt, J. (2012). The righteous mind. London: Penguin Books.

Hrdy, S. (2009). Mothers and others. Cambridge, USA: Harvard University Press.

Kahneman, D. (2011). Thinking, fast and slow. London: Penguin Books.

Lunsing, J. (2024). Het kleine verschil dat alles verandert. Obdam: Uitgeverij Doornwater.

Reussing, R. (2023). Geschiedenis van de bestuurswetenschappen: bestuurskunde en economische wetenschap. Bestuurswetenschappen, 77(2), pp. 31-71.

Rothstein, B. (2005). Social traps and the problem of trust. Cambridge: Cambridge University Press.

Rothstein, B. (2011). Creating a sustainable solidaristic society. Stockholm: Arbetarrörelsens tankesmedja & Friedrich Ebert Stiftung.

Tomasello, M. (2008). The origins of human communication. Cambridge (USA): MIT Press paperback edition.

Tomasello, M. (2019). Becoming human, a theory of ontogeny. Cambrigde: USA.

Wrangham, R. (2021). De goedheidsparadox.Amsterdam: Hollands Diep.