Kate Raworth maakt nu furore met haar boek Donuteconomie. Iedereen kent de cirkelvormige lekkernij met een gat in het midden. Voor Raworth staat de buitenste cirkel symbool voor de bovengrens aan de economie die door het natuurlijk milieu wordt opgelegd, en staat de binnenste cirkel symbool voor de armoedegrens waar we niet onder moeten zakken. Mooie symboliek, en dat is ook de kracht van haar boek. Ze schrijft zelf dat tekeningen vaak meer zeggen dan woorden en formules. Dat is waar, maar de vraag is of we de economie zo kunnen organiseren dat de grenzen van de donut gerespecteerd worden.

Hebben we iets aan economen?

Als je het boek van Kate Raworth leest, denk je van niet. In feite is haar boek één grote aanklacht tegen economie en economen. Dat is deels te begrijpen, omdat inderdaad veel economen nog niet verder komen dan simplistische modellen over productie, consumptie, markten en ongebreidelde groei, maar het is onjuist om dit etiket te plakken op economie en economen in het algemeen.

Er zijn ook veel economen die kritiek hebben op de oude economie en werken aan uitbreidingen en antwoorden op de grote vragen van vandaag. Raworth kiest ervoor een karikatuur te maken van oude economische opvattingen, die karikatuur onderuit te halen met argumenten die ze veelal aan economen ontleent, en vervolgens economen de rug toe te keren. Dat lijkt mij niet productief. Veel economen reageren furieus, en zo komen we niet verder. We zullen economen nodig hebben om de economie van de toekomst vorm te geven.

Hebben we iets aan economische wetenschap?

Er zijn twee stromingen ten aanzien van deze vraag. De ene stroming is zo teleurgesteld in de late reactie van de economische wetenschap op milieuproblemen dat ze economie opgegeven heeft. De Amerikaanse ecologisch-econoom Herman Daly is de grondlegger van deze stroming, waar Kate Raworth ook toe lijkt te behoren. Deze stroming blijft echter steken in kritiek op mainstream economics en heeft nog geen alternatieven ontwikkeld.

De andere stroming deelt in feite de kritiek maar kiest voor uitbreidingen en aanpassingen van bestaande economie.

Economische wetenschappers zijn al lang bezig met de kernvragen die aan de donut ten grondslag liggen. Jan Tinbergen, met Ragnar Frisch winnaar van de eerste Nobelprijs voor de Economie, schreef al meer dan vijftig jaar geleden dat er drie echte problemen in de wereld zijn: armoede, milieu en oorlog. Hij noemde dus nog een derde probleem, zo kenmerkend voor de generatie economen van na de Tweede Wereldoorlog: als we er niet in slagen om een stabiele economie te ontwikkelen, krijgen we weer oorlog en zijn we nog verder van huis. Het opheffen van armoede is al lang het aandachtsgebied van de economie, het respecteren van het milieu is daar de laatste paar decennia bij gekomen.

Zijn de problemen opgelost? Verre van dat. Raworth heeft dus wel een punt. Haar kritiek is dat economen vaak rijkelijk laat zijn met het echt werk maken van deze grote problemen. Het economieonderwijs in de eerste fase verandert ook te langzaam, waardoor mensen met alleen inleidende vakken simplistisch blijven opereren. Er is echter nog een ander probleem: de politiek wil er nog niet aan en blijft steken in simplistisch beleid.

De politiek is het grootste probleem

We gebruiken nog steeds het bruto nationaal product als indicator voor welvaart. Mark Rutte zegt nu dat de crisis achter ons ligt, want het bnp groeit weer. Nauwelijks een woord over de klimaatcrisis en de sociale crisis in de wereld, over vervuiling en ongelijkheid. De Franse regering van Nicolas Sarkozy heeft een tijd geleden aan een groep economen onder voorzitterschap van Joseph Stiglitz gevraagd om alternatieven voor het bnp als welvaartindicator te ontwikkelen. Het interessante rapport met de vele suggesties voor duurzame alternatieven is bijna overal in de la verdwenen.

Jan Tinbergen stelde ooit dat het voldoende was als de hogere inkomens vijf keer hoger waren dan de lagere inkomens. Dat was genoeg om prikkels te houden in de economie, en zou zorgen voor sociale stabiliteit. In de jaren zeventig van de vorige eeuw was dit de richtsnoer voor de politiek in Nederland, maar die richtsnoer is nu helemaal weg.

In Parijs is afgesproken om de temperatuurstijging op aarde te beperken tot twee graden Celsius, wat betekent dat er een grens is aan de uitstoot van broeikasgassen. De Canadese econoom John Dales heeft in zijn proefschrift in 1968 het idee van verhandelbare emissierechten gelanceerd, wat door de Europese Unie daadwerkelijk in de praktijk is gebracht. Op die manier kun je een bovengrens stellen aan de uitstoot, terwijl het op de markt verhandelen van deze rechten tot de laagste aanpassingskosten leidt.

De politiek wil echter de toegestane grens van de emissies niet verlagen tot een niveau dat consistent is met de afspraken in Parijs. De Europese Commissie heeft dit wel voorgesteld, maar het Europees Parlement heeft het verworpen. Interessant is dat D66 als onderdeel van de liberale fractie tegenstemde, terwijl D66 in Nederland ervoor pleit om met belastinggeld rechten op te kopen en niet te gebruiken. Een gruwel voor economen: gewoon het plafond verlagen en belastinggeld ergens anders voor gebruiken is veel beter.

Hoe verder?

Kate Raworth pleit voor een andere economie maar het is niet duidelijk hoe deze er precies uit moet zien. Een centraal geleide volkshuishouding met de goede mensen aan het roer zou de economie de donut in kunnen sturen maar heeft de geschiedenis niet aan haar kant staan. In ieder geval moet een aantal simplistische economische gedachten op de helling. Groei is goed tegen armoede, maar vaak niet voor milieu. Het moet over welvaart gaan, voor iedereen, nu en in de toekomst, en niet alleen maar over meer consumeren en produceren. Er moet een duurzame balans komen met de natuurlijke omgeving.

Ik vond het interessant om te ervaren dat grote bedrijven in duurzaamheid geïnteresseerd zijn. Toen ik er een CEO van een groot bedrijf ooit naar vroeg, zei hij: “Dat is toch logisch, een groot bedrijf is niet primair in winst geïnteresseerd maar in continuïteit: wij willen over vijftig jaar ook nog kunnen opereren”. Duurzaamheid is dan gewoon eigenbelang, maar op de lange termijn.

Politiek is nog altijd meer korte termijn. Bedrijven opereren echter in een zeer competitieve omgeving. Het is nodig dat de overheid grenzen stelt en prijsbeleid voert dat geldt voor alle bedrijven, en zo een level playing field creëert. Peter Bakker van de World Business Council for Sustainable Development zei ooit: “Wij willen graag, en we zijn gewend aan prijzen en beperkingen, maar die moeten dan wel voor iedereen gelden”. Dit is geen eenvoudige opgave in een globaliserende wereld, maar het is wel de enige weg die we kunnen gaan.

Raworth stelt terecht dat we de grenzen die de aarde stelt, moeten respecteren, maar ook dat we armoede moeten overwinnen. Het is goed als daar weer aandacht voor wordt gevraagd, en de donut is een mooi visueel concept. Jammer is dat ze stelling neemt tegen economie, en zo economen van zich vervreemdt.

Er zijn veel economen die ideeën aanreiken hoe we de economie de donut in kunnen sturen. Het denken is nog lang niet uitgekristalliseerd, maar het begin is er al wel. De politiek laat het echter nog grotendeels afweten, en vertrouwt op de oude simpele concepten. Het wordt tijd dat daar verandering in komt.