Als eerste mensen lopen mijn broer en ik over het maagdelijke zand van vers opgeworpen rivierduinen langs de Grensmaas. We steken grindgeulen over en zien groepjes lepelaars en zilverreigers bij de konikpaardenkudde op de rivieroever. Het is 20 juli 2021 en vijf dagen daarvoor is er een enorme vloedgolf door het Maasdal getrokken; de hoogste sinds de metingen in 1911 begonnen.

In enkele uren tijd heeft de rivier de basis gelegd voor het landschap van de komende decennia. Maar zeker zo belangrijk: anders dan in 1993 zijn de dorpen langs de Grensmaas niet overstroomd. Dankzij de realisatie van het plan Toekomst voor een grindrivier dat bureau Stroming in 1991 voor de provincie Limburg heeft opgesteld en dat onder regie van De Maaswerken is uitgevoerd.

Natuur in de Gelderse Poort.
Gelderse Poort

De combinatie met veelal oppervlakkige grindwinning maakt dat dit plan van 700 miljoen euro de belastingbetaler vrijwel niets heeft gekost. De metamorfose van de Grensmaas – van een steriel afvoerkanaal naar een breed vlechtende grindrivier – heeft bovendien een bloeiende recreatie-economie op gang gebracht. We zien vandaag pop-uprestaurants op de Vlaamse oevers. Wildere natuur als goedkope oplossing voor moderne sociaaleconomische vraagstukken; als antwoord ook op de grillen van het klimaat. Zie hier het succes van natuurontwikkeling in een notendop.

Mensenschuw

Toen ik in 1986 als ecoloog afstudeerde en me vol enthousiasme bij natuurorganisaties meldde, was er weinig reden tot optimisme. Zure regen domineerde het debat en maatschappelijke veranderingen leidden doorgaans tot verdere achteruitgang van de natuur. 100 jaar natuurbescherming had hooguit de achteruitgang van die natuur weten te vertragen en het verlangen naar vroeger aangewakkerd, toen onze grootouders nog leefden van kleinschalige landbouw.

Het had een mensenschuwe natuurbeweging gecreëerd met de rug naar de toekomst, met een wantrouwen richting de samenleving, richting economische ontwikkelingen, maar ook richting de natuur zelf, die immers vooral gewaardeerd werd in het korset van de 19de-eeuwse landbouw.

Er was één lichtpuntje: het plan Ooievaar – De toekomst van het rivierengebied, in 1986 opgesteld door een zestal visionairen werkzaam bij de ministeries van Landbouw en Waterstaat – die radicaal braken met het conservatieve gedachtegoed van de natuurbescherming. Voor het eerst werd natuurontwikkeling als oplossing van een groot maatschappelijk vraagstuk gebracht en werd een hand uitgestoken naar ‘de vijand’: de dijkenbouwers van Rijkswaterstaat en de delfstoffenindustrie.

Kleiwinning in de uiterwaarden zou het hoogwaterrisico verkleinen en tegelijkertijd een aantrekkelijk, natuurlijker landschap opleveren. Door de landbouw binnendijks te concentreren, zou deze minder last hebben van de steeds vaker voorkomende zomerhoogwaters, zoals die van 2021. ‘Ooievaar’ bleek de aftrap voor een nieuwe natuurbeweging. Van een hindermacht in de marge tot een constructieve bondgenoot in het hart van de samenleving, die duurzame oplossingen aandraagt voor hoogwaterbeheer, drinkwater- en delfstoffenwinning, klimaatadaptatie en de gezondheid van mensen, terwijl de natuur er wel bij vaart.

Er was één probleem met ‘Ooievaar’: hoe te komen tot grootschalige uitvoering? Na de eerste vingeroefeningen langs de IJssel (Duurse waarden) en bij Wageningen (Blauwe Kamer), dreigde de uitwerking stil te vallen, terwijl de interesse bij riviergemeenten, ontgronders en waterbeheerders juist groeide. Mijn eerste opdracht in 1987 voor Staatsbosbeheer was een op ‘Ooievaar’ gebaseerde gebiedsanalyse van de Gelderse Poort.

In datzelfde jaar mocht ik zitting nemen in de landinrichtingscommissie Ooijpolder, die de nieuwe visie voor het rivierengebied in praktijk zou kunnen brengen voor dit zo strategisch gelegen gebied (want top van de delta). Het zou echter 22 jaar duren voordat deze commissie haar werkzaamheden zou afronden en we hadden veel sneller goede voorbeeldprojecten nodig.

Dat was de belangrijkste reden dat we in 1989 zowel bureau Stroming als Stichting ARK oprichtten. De eerste als commercieel adviesbureau voor geïnteresseerde bedrijven en overheden, waarvan de winst ten goede zou komen aan het werk van Stichting ARK. Dat werk bestond vooral uit het opzetten van vrij toegankelijke voorbeeldgebieden, waar de bezoekers – met ons – konden zien en ervaren hoe die nieuwe natuur eruitzag. Van het begin af aan hebben wij dit als de sleutel tot succes gezien: het bij elkaar brengen van visie (Stroming) en praktijk (ARK).

Nieuwe verhouding mens – natuur

Van essentieel belang is vertrouwen in mensen waarmee je nieuwe samenwerkingsvormen moet opzetten, maar vooral ook vertrouwen in de natuur zelf, als scheppende kracht, los van constante menselijke bemoeienis. Dat laatste blijkt moeilijker dan gedacht in een samenleving die sterk geworteld is in het geloof dat God de mens heeft uitverkoren om de natuur te behe(e)r(s)en; om rentmeester te zijn van de door Hem geschapen soortenrijkdom.

Het superioriteitsgevoel dat hieruit voortvloeit is vaak contraproductief en vertroebelt de kijk op een andere werkelijkheid, namelijk dat in de loop van miljoenen jaren een bredere samenleving van vele duizenden (in Nederland zo’n 48.000) soorten op elkaar ingespeeld is geraakt, waarvan wij er één zijn. Soorten die elkaar nodig hebben en gezamenlijk veerkracht hebben ontwikkeld ten opzichte van voortdurend veranderende omstandigheden.

Vanuit dat bredere ‘team’-gevoel dienen zich andere oplossingen aan: de rol van wilde bijen bij het bestuiven van planten (waaronder onze voedselgewassen), schimmels en bomen die elkaar van voedsel voorzien, bevers die met hun dammen bovenstrooms waterbuffers en nieuwe leefgebieden creëren, wolven die ziektes onder wilde grazers blijken te onderdrukken.

Na duizenden jaren van ontkenning is dat teamgevoel niet zomaar terug. We kunnen te rade gaan bij volkeren die nog wél het grotere verband zien en zelfs stenen en bergen deel laten uitmaken van een bezielde wereld. Maar we kunnen ook zelf op ontdekkingsreis op plekken waar natuurlijke processen weer de ruimte krijgen. Daar zien we de scheppende kracht van water, erosie en sedimentatie, de rol van grote herbivoren in het creëren van leefgebied voor duizenden andere soorten, tot en met de bewustwording dat dood (hout, kadavers) doet leven. Maar vooral ook kunnen we hier zien hoe die natuurlijke rijkdom raakt aan ons eigen leven en welzijn.

Bodem, water, begrazer

Meebewegen met de natuur betekent dat we ons per gebied steeds weer opnieuw moeten verdiepen in wat de cruciale processen en soorten zijn die het ‘team’, zoals hierboven beschreven, in de benen helpen. Gezien de veelheid aan soorten en onderlinge relaties staan we nog maar aan het begin van deze ontdekkingsreis, maar met de kennis van nu kunnen we al een eerste – niet uitputtende – lijst van sleutelsoorten en -processen schetsen.

Allereerst is natuurlijk een gezonde bodem van levensbelang: een bodem waarin de wortels van de natuurlijke vegetatie, vallend blad en gezonde mest van herbivoren bijdragen aan de opbouw van een organisch rijke, watervasthoudende en van bodemleven krioelende aarde. Ploegen, draineren (veen) en het gebruik van pesticiden (inclusief ontwormingsmiddelen) zijn in dit verband uit den boze.

“ Het kaal houden van stuifduinen op de Veluwe is een merkwaardige nostalgie naar een periode waarin onze voorouders het natuurlijke landschap vernielden ”

Stuifzanden komen van nature voor op plekken waar de wind zee- of rivierzand de oevers opblaast, maar niet in het binnenland. Het kaal houden van stuifduinen op de Veluwe is een merkwaardige nostalgie naar een periode waarin onze voorouders het natuurlijke landschap daar vernielden. Anders is dat bijvoorbeeld in de Millingerwaard of de Stadswaard bij Nijmegen, waar we zien hoe de overheersende zuidwestenwind het zand uit de rivieroevers de wal op blaast en duinen vormt die tot tien centimeter per jaar de hoogte in groeien, met een bijbehorende flora en fauna van vele honderden bijzondere soorten.

Water is een volgende sleutelfactor. In projecten als de Gelderse Poort en Grensmaas maken we zo veel mogelijk gebruik van erosie en sedimentatie, waardoor rivierduinen en eroderende steilranden met een geheel eigen flora en fauna ontstaan, variërend van oeverzwaluwen en ijsvogels tot graafwespen, zandbijtjes en oliekevers. Door de rivier meer toegang tot uiterwaarden te geven, vinden plantenzaden die door het water worden meegevoerd ook sneller een geschikte plek om te kiemen.

Ook veel dierenleven verspreidt zich via het water of drijvend hout naar nieuwe benedenstroomse gebieden. Zo vond ik in de Millingerwaard ooit duizenden insecten in met hoogwater meegekomen paddenstoelen, reuzenbovisten in dit geval. Nadat we hiervan in Polen voorbeelden hadden gezien, hebben we bij de inrichting van de Millingerwaard de ontkleiing dusdanig vormgegeven dat een stelsel van benedenstrooms met de rivier verbonden kwelgeulen is ontstaan. Deze geulen voeren relatief schoon water door de voedselrijke uiterwaard, met als gevolg een grote rijkdom aan waterplanten, libellen, amfibieën en opgroeiende jonge vis.

Daarnaast blijkt het weer openmaken van stromende nevengeulen dé manier om algen uit de rivier te laten filteren door insectenlarven; voedsel voor vissen, die op hun beurt weer gegeten worden door futen, aalscholvers, reigers en steeds vaker ook door otters, zee- en visarenden.

Tenslotte: door schoon kwelwater bovenstrooms vast te houden in gebieden als het Kempen-Broek ontstaan niet alleen bijzondere doorstroommoerassen, maar wordt ook de hoogwaterveiligheid van benedenstroomse steden als Eindhoven en Den Bosch vergroot, en profiteert de omliggende landbouw jaarrond van de buffercapaciteit van de nieuwe waterrijke natuurgebieden.

Waar bodem en water de basis leggen voor een gevarieerd landschap, zorgt natuurlijke begrazing voor de finetuning. Door te grazen en te snoeien, te graven en te stoeien, door hun mest, kadavers en het verspreiden van zaden, zorgen grote planteneters ervoor dat duizenden andere soorten in hun kielzog volgen. Vele van hen profiteren van de mozaïeken en talloze overgangen tussen minerale bodems, grassen, bloeiende kruiden, struwelen en bossen die door begrazing ontstaan.

Natuurlijk worden grote herbivoren op hun beurt weer beïnvloed door bijvoorbeeld extreme weersomstandigheden, ziektes en de aanwezigheid van roofdieren, waaronder wijzelf. De komst van de wolf naar Nederland heeft een nieuwe dimensie aan dit verhaal toegevoegd, maar ook maatschappelijke discussies over dierenwelzijn geven aanleiding tot een voortdurende zoektocht naar een optimale balans tussen wat natuurlijk kan en maatschappelijk acceptabel is. Ook dat is geen statisch evenwicht, maar voortdurend in verandering. Zoals gezegd: het is nooit af.

Betrokken mensen

Als 35 jaar natuurontwikkeling ons iets geleerd heeft, is het hoe belangrijk het is om mensen uit de omgeving in een vroeg stadium bij de plannen en uitvoering te betrekken. Het moet uiteindelijk vooral ook hún natuurgebied worden, dat ze hopelijk als een verrijking van hun leven gaan ervaren. Dat begint met de belevingswereld van kinderen. ARK is met meer dan 150.000 kinderen wezen struinen in de nieuwe natuurgebieden, om ze aan den lijve te laten ondervinden wat vrije natuur is. Voor veel kinderen was het hun eerste zintuigelijke ervaring met modder, geurende of stekelige kruiden, onderwaterbeestjes, rondtrekkende kuddes, oefeningen in alertheid.

Via de kinderen, maar ook met excursies en lezingen probeerden we hun ouders te enthousiasmeren. Bij onze belangrijkste voorbeeldgebieden in de Gelderse Poort, Grensmaas en in het Rotterdamse havengebied hebben we zelfs wilderniscafés opgezet. Geen afstandelijke bezoekerscentra, maar gezellige eet- en drinkgelegenheden met streekproducten, als laagdrempelige toegang tot het natuurverhaal. Inmiddels zijn ze doorverkocht aan lokale ondernemers.

“ Moesten er tien bevers worden losgelaten, dan lieten we dat bij voorkeur door tien verschillende bestuurders doen ”

Een aparte categorie vormen de maatschappelijke partners en besluitvormers. Om hun betrokkenheid te versterken en hun steun voor ons werk te waarderen, hebben we heel wat feesten gevierd. Of het nu ging om het toevoegen van een nieuw deelgebied, het opruimen van kilometers prikkeldraad of het loslaten van bevers of een kudde paarden, steeds was het zaak om het succes aan anderen te gunnen en de (media)aandacht op hen te richten. Moesten er tien bevers worden losgelaten, dan lieten we dat bij voorkeur ook door tien verschillende bestuurders doen. Om die reden hebben we één en dezelfde kudde gallowayrunderen weleens meerdere keren losgelaten, omdat de burgemeester toevallig op die ene dag niet kon, maar de gedeputeerde wel.

Succes kent vele vaders en moeders en daar kun je bewust op sturen. Belangrijk bij dit alles bleek de taal waarin we communiceerden. Zonder de kern van ons verhaal geweld aan te doen, hebben we het talloze malen herschreven: in de taal van rivierbeheerders, grind- en kleiwinners, drinkwaterbedrijven, sociale en liberale bestuurders, natuurbeschermers en ondernemers, kinderen, uitvoerders en ten slotte ook steeds meer in andere Europese talen.

Niets mooier dan met een groep bestuurders door een nieuw natuurgebied in uitvoering te lopen, om vervolgens een kraanmachinist spontaan uit zijn graafmachine te zien stappen om hem in eigen enthousiaste bewoordingen uit te horen leggen wat hij daar aan het doen is voor de natuur.

Toekomst

Natuurontwikkeling heeft zich inmiddels bewezen als een zeer effectieve aanvulling op de klassieke bescherming van bedreigde natuur. Duizenden planten- en diersoorten hebben weten te profiteren van het herstel van natuurlijke processen langs rivieren, in duinen, bossen en moerassen. In alle eerlijkheid moet echter geconstateerd worden dat dit niet de belangrijkste reden is achter het succes van natuurontwikkeling. Dat is toch vooral de maatschappelijke meerwaarde die het oplevert, tegen ook nog eens relatief lage kosten.

Na de hoogwaters van 1993 en 1995 brak het inzicht door dat de reeds in 1986 in ‘Ooievaar’ (later verder uitgewerkt in de WWF-visie Levende Rivieren) beschreven principes dé oplossing waren voor het hoogwaterprobleem langs de rivieren. Ruimte voor de Rivier werd landelijk beleid en heeft tienduizenden hectaren nieuwe natuur opgeleverd, in combinatie met hoogwaterveiligheid, delfstoffenwinning en een florerende recreatie-economie. Alleen al in de Gelderse Poort heeft het natuurtoerisme tot honderden nieuwe banen geleid en een extra omzet van 25 miljoen per jaar.

En dan hebben we het nog niet eens over de gecreëerde meerwaarde van het onroerend goed (en dus belastinginkomsten voor lokale overheden), dankzij een natuurlijker omgeving. Om de dreigende klimaatverandering het hoofd te bieden, zijn sinds 2007 op steeds grotere schaal – van Weert tot Winschoten – natuurlijke klimaatbuffers aangelegd, die water opslaan in tijden van hevige neerslag en water afgeven in tijden van droogte. Goedkoop in aanleg en – dicht bij steden – ook nog eens aantrekkelijk als stedelijk uitloopgebied.

De basisbeginselen van natuurontwikkeling of rewilding zijn in principe al op een balkon of in de achtertuin toepasbaar. De noodzaak van klimaatadaptatie, het behoud van biodiversiteit, maar ook een duurzame voedselvoorziening en gezondheidszorg maken echter dat we ook op landelijk, continentaal en zelfs wereldniveau ons bondgenootschap met de natuur moeten herontdekken en ontwikkelen.

In Nederland kan rewilding een sleutelrol spelen in de transitie van een landschap, waarin veevoer nu nog 30 tot 40 procent van het landbouwareaal inneemt, naar een meer vegetarisch landschap. Zo’n landschap biedt veel meer ruimte voor groene woonmilieus en spectaculaire natuurgebieden, die ons weerbaar maken tegen klimaatverandering, van schoon drinkwater voorzien en onze gezondheid bevorderen.

Met het opruimen van honderdduizenden verwaarloosde dammen in rivieren en met groene bruggen over wegen en kanalen, verbinden we oude en nieuwe natuurgebieden tot een Europese groene infrastructuur, die economisch kan wedijveren met de grijze. Planten en dieren krijgen zo de kans beter mee te bewegen met klimaatverandering, maar ook wijzelf zien zo onze bewegingsvrijheid vergroot in een nieuwe samenleving met duizenden andere soorten.

Een langere versie van dit essay verscheen eerder in Rewilding in Nederland – Essays over een offensieve natuurstrategie, onder redactie van Koen Arts, Liesbeth Bakker en Arjen Buijs, 2022. Deze essaybundel is tot stand gekomen in opdracht van het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit.