Hoe kunnen ruimtelijk ontwerpers bijdragen aan die cultuur van toekomstgeletterdheid? Die vraag staat in dit artikel centraal. Ruimtelijk ontwerpers zijn in dit geval (landschaps)architecten en stedenbouwkundigen, en soms zijn het ook industrieel of grafisch ontwerpers en social designers. Hierna duid ik deze groep aan als ‘ontwerpers’. Ontwerpen gaat bij uitstek over het analyseren van problemen, het creëren van nieuwe inzichten en het verbeelden van mogelijke toekomsten.[2] Door oplossingen te verbeelden, kunnen ontwerpers een gesprek over de toekomst op gang brengen. En daarmee niet alleen het politieke debat, maar ook het publieke debat voeden, en zo bijdragen aan een cultuur van toekomstgeletterdheid. Om zicht te krijgen op hoe dit precies werkt, verken ik twee periodes in de recente geschiedenis waarin ontwerpers het voortouw namen in het nadenken over de toekomst van Nederland: de tweede helft van de jaren tachtig en de periode tussen 2016 en nu.
Tweede akte – het verleden
Op 19 december 1984 komt een club ontwerpers in Amsterdam bijeen om de stichting Nederland Nu Als Ontwerp (NNAO) op te richten. Het doel? Binnen vijf jaar een grootse tentoonstelling over de toekomst van Nederland organiseren. De initiatiefnemers van NNAO signaleren een gebrek aan toekomstvisies, een afbreuk in het geloof van maakbaarheid en culturele malaise. De overheid is volgens hen probleemgericht, in plaats van oplossingsgericht. “Blijkbaar besteden wij in Nederland in de jaren tachtig al onze tijd, energie en creativiteit aan het opruimen van rommel uit het verleden en het aan elkaar knopen van de touwtjes van vandaag. Dit alles tot schade van ons plezier in het leven”, schrijft initiatiefnemer en stedenbouwkundige Dirk Frieling.[3] NNAO zet zich bewust af tegen de ‘boetepredikers’ van de Club van Rome die vooral grenzen aan de groei zien. De stichting in Amsterdam voorziet spelregels in een groeiproces.[4]
De tentoonstelling moet een nieuwe impuls geven aan het toekomstdenken. Hiervoor maakt NNAO vier scenario’s voor Nederland in 2050.[5] Uitgebreide maatschappijvisies die aansluiten bij de drie grote politieke partijen van die tijd. Een kritisch (PvdA), een dynamisch (VVD) en een zorgvuldig (CDA) scenario. Daar voegen ze zelf een ontspannen scenario aan toe, gebaseerd op technologische ontwikkeling en meer tijd voor zelfontplooiing. Klimaatverandering speelt vrijwel geen rol in de scenario’s, al wordt er wel van mogelijke ‘zeespiegelrijzing’ gesproken. Milieuvervuiling is in die tijd een veel groter probleem, maar ook ogenschijnlijk makkelijker op te lossen.
Op 17 september 1987 opent premier Ruud Lubbers de tentoonstelling ‘Nieuw Nederland, onderwerp van ontwerp’ in de Beurs van Berlage te Amsterdam. Er zijn gigantische kaarten te zien van Nederland in 2050, maar ook ontwerpen voor een erotisch ontmoetingscentrum voor de kust van Hoek van Holland, een analoog Tinder avant la lettre. In het dynamisch scenario zijn de Amsterdamse grachtenpanden tot blinkende hotels en luxe appartementen omgetoverd. In het kritische ontwerp voor Oost-Groningen is een autarkische landbouwgemeenschap ontstaan. Zonder auto’s, maar met hogesnelheidslijn naar Hamburg. Tot slot is er een computerspel, Momentum, waar bezoekers als toekomstige ministers keuzes kunnen maken over de inrichting van Nederland.
In elk van de vier scenario’s zou, ongeacht de partijpolitieke kleur, de toekomst beter worden. De ontwerpen moesten bij de leefwereld van de tentoonstellingsbezoeker aansluiten en zin in de toekomst aanwakkeren. Het bezoekersaantal bleef weliswaar steken op dertigduizend in plaats van de gehoopte honderdduizend, maar de expo kreeg veel media-aandacht, waaronder een tv-spelshow over ruimtelijke ordening.[6]
De tentoonstelling wilde ook de rijksoverheid bewegen tot langetermijnplannen. In dat opzicht werd NNAO op haar wenken bediend. De Vierde Nota Ruimtelijke Ordening werd kort na de tentoonstelling gepresenteerd, in 1988. Mede dankzij de aandacht die NNAO had gegenereerd, was de Vierde Nota voorpaginanieuws. Deze Nota richtte het vizier op 2015 en op economische groei, na een periode van stagnatie. Het stuk wees daar ‘mainports’ en transportcorridors voor aan, met steden als motor van die groei.
Derde akte – het heden
Op 1 januari 2020 opent de Volkskrant paginagroot met een onversneden optimistisch toekomstbeeld: Nederland in 2120, getekend door een team onderzoekers en ontwerpers van Wageningen University & Research (WUR)[7]. Het is een handgetekende kaart van Nederland, maar dan een kwartslag gekanteld, bezien vanaf de Noordzee. In één oogopslag valt op hoe groen dit Nederland van over honderd jaar is. De grote opgaven waar we voor staan (energietransitie, verduurzaming van de landbouw, herstel van de biodiversiteit, verstedelijking en klimaatadaptatie) vragen volgens de WUR om ‘een nieuw verhaal voor Nederland’ op basis van nature-based solutions, meebewegend met de natuur.
Het is bewust een groen beeld en geen doembeeld, aldus projectleider Tim van Hattum in de Volkskrant. “Daar was behoefte aan. De politiek houdt zich vooral bezig met kortetermijnoplossingen, zoals nu weer in de stikstofcrisis. Wij vonden dat het nodig was een visie te ontwikkelen voor de lange termijn met een nieuw verhaal voor Nederland.”[8] Net als in de jaren tachtig, hebben ontwerpers en wetenschappers het initiatief naar zich toegetrokken: als het Rijk niet over de toekomst nadenkt, doen wij het wel.
In 2019 presenteert het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) de Ruimtelijke Verkenning, vier scenario’s voor Nederland in 2050.[9] Oefenen met de toekomst, heet het rapport. De scenario’s zijn normatief, net als in de tijd van NNAO. Het rapport toont met behulp van tijdlijnen, verhalen, collages en filmpjes hoe het leven er in elk van die scenario’s uit kan zien. Eind 2021 presenteert het College van Rijksbouwmeester en Rijksadviseurs (CRa) zijn agenda De 22e eeuw begint nu, een pleidooi voor terugkeer van het langetermijndenken in ruimtelijke ordening en stedenbouw.[10] Deze en vele andere recente toekomstverkenningen waren onderdeel van de tentoonstelling Nederland op de tekentafel, 100 jaar toekomstideeën. In 2024 in het Nieuwe Instituut te zien, en nu online te bezoeken. Full disclosure: ik was een van de curatoren van die tentoonstellingen.
Langs de meetlat
Hoe dragen al die toekomstverkenningen nu bij aan een cultuur van toekomstgeletterdheid? De ontwerpers verbeelden toekomsten in de vorm van kaarten, collages, schetsen en maquettes. Soms doen ze dat nadrukkelijk gericht op een vakpubliek met kaarten vol technische informatie. Maar steeds vaker proberen ze de toekomst ervaarbaar te maken, via personages uit de toekomst, graphic novels, video’s, installaties of tijdreizen, zoals naar Niet-Rotterdam. De nature-based solutions van de WUR zijn tevens verpakt in een reisgids met zeven routes naar een natuurlijke toekomst. En het CRa maakte samen met het PBL en ontwerpbureau Verveeld & Verward ook een ‘Mini-ministerie van de toekomst’, een interactieve installatie waarin bezoekers beslissingen nemen over het Nederland van 2100.
Zo proberen de ontwerpers zowel de overheid als een breed publiek te bereiken. Om te beginnen met die overheid: de opvolger van de Vierde Nota, de Ontwerpnota Ruimte (2024), kijkt ver vooruit, naar hoe Nederland er in 2030, 2050 en 2100 uit kan zien. Er zijn begrippen in terug te vinden als ‘water en bodem sturend’ en handelen met het oog op de belangen van toekomstige generaties. Principes die ook in veel toekomstverkenningen zitten. De vraag is alleen hoe je met beleid nu al kan anticiperen op ontwikkelingen richting het jaar 2100 die grotendeels onzeker zijn. De Nota lost dat op door meer bewegingsvrijheid in beleidskeuzes van nu in te bouwen: de mogelijkheid om deze keuzes later weer aan te kunnen passen.
En het bredere publiek, hoe worden zij bij de toekomst betrokken? In 1987 was er een grote tentoonstelling over de toekomst van Nederland in Amsterdam; in 2024 was er een in Rotterdam. Beide tentoonstellingen hadden een bezoekersaantal van rond de dertigduizend. Het merendeel van de toekomstverkenningen was toen, net als nu, uitgesproken optimistisch. We kunnen een mooiere, duurzamere en welvarender toekomst tegemoet gaan, als we nu maar gaan handelen, is de boodschap van ontwerpers. De overheid moet hiervoor een visie ontwikkelen en de lijnen uitzetten, zodat de ontwerpers kunnen gaan ontwerpen. Welke rol burgers kunnen spelen in het nadenken over de toekomst, blijft echter vaak onduidelijk. Dit is een verbeterpunt in het stimuleren van toekomstgeletterdheid.