Geschat wordt dat zo’n 3,3 miljoen Nederlanders van 16 jaar of ouder beperkte basisvaardigheden hebben. Voor deze Nederlanders zijn brieven van de overheid, inloggen met DigiD of het begrijpen van de zelfscanner bij een supermarkt dagelijkse beperkingen. De samenleving is immers ingericht voor personen die de basisvaardigheden lezen, schrijven, rekenen en omgang met digitale apparaten beheersen. Daardoor is communicatie vanuit allerlei instanties te moeilijk, met alle gevolgen van dien. 

Een verminderd leesvermogen bemoeilijkt bijvoorbeeld het zoeken naar en het behouden van een baan, maar heeft ook gevolgen voor begrip van brieven van overheidsinstanties. Dit heeft direct invloed op de zelfredzaamheid van mensen in de samenleving. Zo’n 6 procent van de mensen met beperkte basisvaardigheden leeft langdurig (meer dan drie jaar) in armoede, vergeleken met 2,5 procent van de mensen die deze vaardigheden wel beheersen. Bovendien is er een prijskaartje verbonden aan verminderde basisvaardigheden: het kost een individu bijna 600 euro en de samenleving meer dan 1 miljard euro per jaar. 

Een persoon houdt een brief in de handen om te lezen.
Foto: Ron Lach, 2021

Geen wonder dus dat instanties zoals de Stichting Lezen en Schrijven aan de bel trekken. Ook omdat het aandeel personen met lage basisvaardigheden toeneemt en in de toekomst nog meer zal toenemen. Zo groeit de digitalisering bij overheidsinstanties, ziekenhuizen en bedrijven, waardoor mensen meer zijn aangewezen op de eigen digitale vaardigheden. Daarnaast neemt door vergrijzing het aandeel personen met beperkte basisvaardigheden toe, mede door een natuurlijke afname van het cognitieve vermogen in de loop van het leven. 

Enerzijds is het daarom van belang dat mensen met beperkte basisvaardigheden de hulp krijgen die zij nodig hebben, anderzijds dient de samenleving zich ook aan te passen aan deze grote groep inwoners. Het minimale niveau dat het mogelijk maakt om voldoende te kunnen deelnemen aan de samenleving is vastgesteld op 2F (vergelijkbaar met B1), het niveau dat iemand bereikt die het vmbo heeft afgerond of mbo-niveau 2/3 volgt. 

Communicatie die begrijpelijk is voor het gros van de Nederlanders dient dus niet hoger dan B1-niveau te zijn, en indien mogelijk op A2-niveau: korte, begrijpelijke teksten. Zo is de website van de Rijksoverheid zoveel mogelijk op A2- en B1-niveau ingericht, met duidelijke tussenkopjes, een actieve schrijfstijl met waar nodig voorbeelden, en begrijpelijke woorden. En eigenlijk zou dat de norm moeten zijn. Het niveau waarop veelal gecommuniceerd wordt bij overheidsinstanties en bedrijven begrijpt slechts een deel van de Nederlandse bevolking voldoende.

Het belang van communicatie op B1-niveau ondervindt Manon Stockmann, coördinator van Taalpunt Amsterdam UMC, in de dagelijkse praktijk van het ziekenhuis. Het niet in heldere taal communiceren is een niet te onderschatten probleem; zo’n 48 procent van de Nederlanders heeft beperkte gezondheidsvaardigheden. Zij hebben daardoor moeite met begrijpen van informatie over hun gezondheid of ziekte. Stockmann is al vanaf het ontstaan van het Taalpunt rond 2016 betrokken. Zij ziet tijdens haar werkzaamheden de problemen waar mensen met beperkte basisvaardigheden tegenaan lopen. Waar er vroeger ook een fysiek Taalpunt bestond, een plek waar patiënten langs konden lopen met vragen omtrent afspraken, artsenbrieven of digitalisering, ondersteunt zij nu met haar collega’s afdelingen en zorgverleners. Zo werken ze aan bewustwording. 

“Er heerst veel schaamte bij mensen die moeite hebben met lezen en schrijven. Men gaat er immers vanuit dat iedereen dat kan”, vertelt Stockmann. “Zij ervaren een drempel om om hulp te vragen. Daarom richten wij ons nu op voorlichting aan collega’s en het begrijpelijker maken van de communicatie richting patiënten.” Op deze manier wordt de directe zorgverlener meer alert op het signaleren van lage basisvaardigheden, zodat deze ernaar kan handelen. Taalpunt gebruikt bijvoorbeeld een 'escapekoffer laaggeletterdheid', bedoeld om werknemers van het ziekenhuis de ervaring en frustratie van mensen met beperkte basisvaardigheden te laten ervaren. Ook gaat Taalpunt met ervaringsdeskundigen ('taalambassadeurs') naar afdelingen die een vraag hebben over informatiemateriaal voor patiënten. Samen kijken zij naar wat er beter kan.

“ Het taalniveau in de spreekkamer is vaak abstract ”

“Mensen met beperkte basisvaardigheden scannen geen teksten, zij lezen alles letter voor letter”, benadrukt Stockmann. Daarom is het belangrijk dat communicatie vanuit het ziekenhuis op B1-niveau is en de conclusie duidelijk geformuleerd wordt. “Deze mensen gaan niet drie pagina’s lezen. Wanneer zij een brief krijgen met daarin hun testuitslag, willen ze gewoon weten of de uitslag goed of slecht is. Zet dat bovenaan.” Bovendien is het taalniveau in de spreekkamer vaak abstract. Veel artsen beseffen niet dat een aanzienlijk deel van hun patiënten moeite heeft met het begrijpen van het ziekenhuisjargon. 

“Maak het concreet. Bijvoorbeeld: ’wekelijks’ is best een moeilijk begrip. Je moet maar snappen of dat elke dag betekent of elke week. We waren eens met een taalambassadeur op een afdeling met een vraag over voorlichtingsmateriaal met plaatjes. Onder elke pil stond: ’Viermaal per dag innemen: 6 uur, 12 uur, 18 uur, 24 uur’. Je probeert mee te geven: geef de pil elke zes uur. Lijkt duidelijk genoeg. Maar de taalambassadeur zei: ’Als mijn kind ’s ochtends pijn krijgt, dan moet ik dus wachten met de pil geven tot het 12 uur is.’ Het wordt letterlijk opgevat.” 

Ook rekenen blijkt in de praktijk voor het innemen van medicijnen vaak belangrijk te zijn – maar ook dat beheerst niet iedereen even goed, zeker als het gepaard gaat met klokkijken. “Veelvoorkomend is: ’Moet u nemen met de maaltijd’. Maar iemand kan besluiten het ’s ochtends niet in te nemen, want die eet dan alleen een stuk fruit, en dat is geen maaltijd. Zo neemt iemand een pil per dag minder.”

Overheidsaanpak laaggeletterdheid

In 2019 zetten de toenmalige ministers van Onderwijs, Cultuur, en Wetenschap (Van Engelshoven) en Volksgezondheid, Welzijn en Sport (De Jonge) met staatssecretarissen Van Ark (Sociale Zaken en Werkgelegenheid) en Knops (Binnenlandse Zaken) in een brief aan de Tweede Kamer de ’aanpak laaggeletterdheid’ uiteen. De Rijksoverheid maakte van 2020 tot 2025 25 miljoen euro extra vrij voor deze aanpak. Gemeenten ontvingen daarnaast ruim 90 miljoen in het kader van de Wet Educatie en Beroepsonderwijs (WEB), te besteden aan opleidingen taal, rekenen en digitale vaardigheden voor volwassenen. 

Er kwam ook subsidie voor initiatieven van bijvoorbeeld scholen en werkgevers ter voorkoming en vermindering van laaggeletterdheid, en financiering van organisaties die de taalvaardigheid van volwassenen verbeteren, zoals Stichting Lezen en Schrijven. Deze stichting zet zich landelijk in voor meer bewustwording over beperkte basisvaardigheden onder Nederlandssprekende volwassenen. Bovendien vervult zij een belangrijke rol in advisering van gemeenten en werkgevers, doet zij onderzoek naar nieuwe strategieën om beperkte basisvaardigheden te signaleren en te verhelpen, en lobbyt zij voor beter beleid rondom het verbeteren van de basisvaardigheden van volwassenen.

Gemeenten vervullen een essentiële rol bij het verbeteren van de basisvaardigheden van hun volwassen inwoners. Een belangrijke ontwikkeling daarin is de integrale aanpak, stelt Annemijn Poot, adviseur arbeidsmarktregio Groot Amsterdam en expert screening op basisvaardigheden bij Stichting Lezen en Schrijven. In het maatwerktraject integrale aanpak gaat zij met een ambtenaar van de gemeente aan de slag met beleidsstukken en uitvoeringsplannen binnen het sociaal domein. Ze bekijken welke budgetten zijn vrijgemaakt en wat er in verkiezingsprogramma’s staat. Vervolgens bespreken ze doelen: wat wil de gemeente bereiken met de aanpak van laaggeletterdheid? Welke middelen zijn aanwezig, waar zit de meeste aandacht en steun? Dus met welk ander beleidsdomein is samenwerken het meest kansrijk? Denk bijvoorbeeld aan Werk en inkomen, Armoede en schulden of Gezondheid.

Essentieel hierin is het betrekken van alle relevante partners binnen en buiten de gemeente en het verder kijken dan de eigen afdeling. Dit ’ontschotten’ helpt het aanpakken van beperkte basisvaardigheden op verschillende domeinen. En daarin blijken de behoeftes van elke gemeente anders te zijn. Grote steden als Amsterdam hebben vaak al eigen beleid op dit thema ontwikkeld, terwijl kleinere gemeentes dat soms niet hebben en meer moeite hebben met het vinden van voldoende deelnemers voor de cursus basisvaardigheden. 

Een ander speerpunt is het signaleren van beperkte basisvaardigheden. Op dit moment wordt dit veel gedaan onder mensen in de bijstand. Zo ook in Amsterdam Zuidoost. In 2021 en 2022 coachte Poot klantbegeleiders van dit stadsdeel in het screenen van de basisvaardigheden van Nederlandssprekende inwoners in de bijstand. De consulenten van het Taalinformatiepunt (TIP), al jaren aanspreekpunt voor de inwoners van deze wijk, waren erbij betrokken, voor het verwijzen naar een passende cursus. Veel inwoners meldden zich toen aan voor een cursus Digitale vaardigheden en/of Lezen en schrijven. 

Tegenwoordig wordt er minder gescreend, maar weten (ook Nederlandssprekende) inwoners zelf het Taalinformatiepunt te vinden voor een cursus: door mond-op-mondverhalen van oude en huidige deelnemers. “Dat is ontzettend belangrijk in deze doelgroep. Het normaliseert, geeft mensen het gevoel dat ze niet anders zijn dan anderen.” 

“ Je kan tegenover een Nederlandssprekende beter niet beginnen over een cursus Nederlands ”

De gespreksvaardigheid van de professional, zoals de klantbegeleider of schuldhulpverlener, is van groot belang. “Je kan tegenover een Nederlandssprekende beter niet beginnen over een taalcursus of een cursus Nederlands, dat zeg je tegen iemand die de taal nog moet leren. Vraag door naar de problemen waar iemand tegenaan loopt in het leven. Hoe gaat het bijvoorbeeld met het betalen van rekeningen? Kan iemand zelf internetbankieren? De gespreksvoering is meer thematisch. Bijvoorbeeld: ‘Het valt met op dat u nu twee keer niet op het tienminutengesprek bent geweest van uw dochter, hoe komt dat?’ En dan blijven doorvragen.” De bereidheid blijkt dan vaak groot om een cursus te doen. “Goed aanbod zit ook vaak zo in elkaar dat iemand met zijn eigen leervraag aan de slag kan. De een leert in te loggen met MijnDossier en de ander met Magister om te gaan, bijvoorbeeld.”

Taalvaardigheid neemt af

Eind 2024 liep het initiatief ’Tel mee met Taal’ af. De WEB-middelen, het geld dat de gemeente ontvangt voor de aanpak basisvaardigheden van volwassenen, blijven hopelijk tot 2028 beschikbaar, maar de subsidie voor programmamiddelen die beperkte basisvaardigheden verbeteren is gehalveerd. En dat is jammer, stelt Poot. De structurele aanpak mist. “Programma’s kunnen niet rekenen op langdurige, duurzame subsidie. Ze worden incidenteel opgezet, kunnen een paar jaar aan de slag, en dan stopt de financiering. 

Terwijl deze aanpak juist een proces van lange adem dient te zijn. Dit wordt niet onderkend.” Zo berekende de Sociaal-Economische Raad (SER) in 2019 dat gemeenten gemiddeld 165 miljoen per jaar nodig hebben om het probleem goed aan te pakken. Volgend jaar komt het werkelijke bedrag uit op 80 miljoen. Stichting Lezen en Schrijven zit wel aan tafel bij de beleidsontwikkeling, maar merkt daar dat een duidelijke toekomstvisie van de overheid ontbreekt. 

“ Jongvolwassenen zijn moeilijk te bereiken ”

En dat terwijl het probleem naar verwachting alleen maar toeneemt. Het Programme for the International Assessment of Adult Competencies (PIAAC) brengt elke tien jaar de basisvaardigheden van volwassenen wereldwijd in kaart. Ook al scoort Nederland in 2023 hoger dan het wereldwijde gemiddelde, op landelijk niveau blijken de gemiddelde taalvaardigheidsscores enigszins gedaald ten opzichte van tien jaar daarvoor. Daarnaast kopten diverse media in november 2024 over de ondermaatse leesvaardigheid van jongeren, naar aanleiding van een peiling van de Onderwijsinspectie onder leerlingen in het voortgezet onderwijs. 

17,9 procent van de 15-jarigen loopt op dit moment risico om als volwassene beperkte basisvaardigheden te hebben. En jongvolwassenen zijn nu juist moeilijk te bereiken, waarschuwt Poot. “Er zijn nog weinig interventies gedaan in deze groep. En je moet ze natuurlijk op een andere manier benaderen dan inwoners die 40- of 50-plus zijn. Nu we de trends zien, moeten we ze verder onderzoeken en anticiperen op de toekomst. Maar ook dat vereist een structurele aanpak.” Met zicht op de gemeenteraadsverkiezingen van 2026 hoopt Poot daarom dat partijen de verbetering van basisvaardigheden in hun verkiezingsprogramma opnemen. “Publiceer het verkiezingsprogramma in makkelijke taal. En zorg dat het ook makkelijk te vinden is.”

Hoe zal de toekomst van Taalpunt eruit zien, met de verwachte toegenomen vraag? “Ik hoop dat het steeds meer in ieders haarvaten doordringt dat we mensen die moeite hebben met basisvaardigheden niet uit het oog mogen verliezen. Dat ze vanzelfsprekender aandacht krijgen. Als we allemaal een steentje bijdragen is Taalpunt minder nodig”, aldus Stockmann. De laatste jaren is, door de inzet van onder andere Stichting Lezen en Schrijven, de bewustwording in de samenleving gegroeid. Bijvoorbeeld door de bekende ambassadeurs Anita Witzier, René Karst en Steven Kazàn. Ook de documentaireserie Duidelijke taal van omroep HUMAN, met Loes Luca, en de serie Leven zonder letters van AVROTROS, met Frans Bauer, droegen bij aan bewustwording. 

Sinds september 2024 is er elke werkdag het NOS journaal in makkelijke taal. Ook maakt Stichting Lezen en Schrijven sinds een paar jaar met Libelle en Flair speciale edities in lager taalniveau en met heldere vormgeving. Maar ook bij bedrijven, organisaties en de overheid dient men zich bewust te blijven van het probleem. Belangrijk daarbij is dat er aanspreekpunten zijn om op terug te vallen; een persoon aan wie mensen die moeite hebben met basisvaardigheden hun vraag direct kunnen stellen. Helaas worden zulke medewerkers vaak wegbezuinigd, in het kader van het gemak van digitalisering. Stockmann: “Mensen komen niet op hun best – of voor hun lol – naar het ziekenhuis. Hoe kan je zorgen dat het hun zo makkelijk mogelijk gemaakt wordt? Het is al moeilijk genoeg.”

Meer weten?

  • www.ishetb1.nl: alternatief woord in begrijpelijke taal.
  • Leessimpel app: ‘vertaalt’ documenten in begrijpelijke taal.

Samenvatting in begrijpelijke taal (B1)

Ruim 2,5 miljoen Nederlandse volwassenen hebben moeite met lezen, schrijven, rekenen of digitale zaken. Dit noemen we basisvaardigheden. Zij begrijpen brieven van de overheid minder goed. Of zij krijgen problemen met zaken regelen. Het Taalpunt van Amsterdam UMC maakt taal in het ziekenhuis begrijpelijk. Artsen en verpleegkundigen gebruiken vaak moeilijke taal. Als we willen dat patiënten begrijpen welke ziekte ze hebben en welke zorg ze nodig hebben is het belangrijk dat alle informatie uit het ziekenhuis in begrijpelijke taal is. 

Ook Stichting Lezen en Schrijven zet zich in voor mensen die moeite hebben met taal. Dat doet zij op verschillende manieren. Met gemeentes kijken zij naar plannen om basisvaardigheden van volwassenen te verbeteren. Ook zorgen zij voor meer kennis over dit onderwerp. Dan kan iedereen er meer rekening mee houden. 

Helaas krijgt de Stichting komende jaren minder geld van de overheid. Dit is jammer, want er is juist meer geld nodig. Gemeentes kunnen met meer geld meer mensen helpen. Voor de verkiezingen van de gemeenteraad is dit onderwerp ook belangrijk. Partijen moeten plannen maken voor onderwijs voor volwassenen. Nu al hebben steeds meer jongeren moeite met basisvaardigheden.