Interview met Rik Grashoff en Martin Scholten
Hoe produceren we ons voedsel in 2050? Over deze vraag buigt Bureau de Helling zich in het kader van een onderzoeksproject naar de circulaire economie. In het voedselscenario van Bureau de Helling staat natuurinclusieve kringlooplandbouw centraal. Deze vorm van landbouw sluit de kringloop van voedingsstoffen voor planten zoals stikstof en fosfor, houdt de bodem gezond, ziet af van kunstmest en pesticiden, tast de natuur niet aan en maakt het boerenland tot een gastvrije plek voor vogels en insecten. Een lastig punt in elk toekomstscenario vormen de broeikasgassen uit vee en mest. Een klimaatneutrale landbouw, vergt dat geen forse inkrimping van de veestapel tussen nu en 2050? Als Tweede Kamerlid bepleitte Grashoff deze volgens hem onvermijdelijk maatregel. Scholten benadrukt, onder meer in een briefing voor de Tweede Kamer, de belangrijke bijdrage van vee aan kringlooplandbouw. Die opvatting klinkt sterk door in de recente landbouwvisie van minister Schouten. Een kleinere veestapel is volgens Scholten een aannemelijk gevolg van de omslag naar een nieuwe landbouw, maar moet niet als dogma worden opgelegd.
Eerst een makkelijke vraag: komt ons eten in 2050 uit de voedselprinter, of bereiden we het nog gewoon in de keuken?
RG: “Ik ben te veel een Bourgondiër om me echt iets bij eten uit een voedselprinter te kunnen voorstellen. Dan gaan we als mens ook veel te veel afstand nemen van onszelf.”
MS: “Een voedselprinter zal best goed eten kunnen produceren, maar ik zie dat zeker niet als een realiteit in 2050. We praten dan over de mensen die nu kind zijn, die hier in Wageningen studeren. Die gaan echt geen voedsel uit de printer halen, daarvoor hechten ze veel aan authenticiteit van voedsel. Bij voedsel hoort een verhaal, het moet herkenbaar en herleidbaar zijn. Ik denk eerder dat we juist afstand nemen van ‘prefab’ voedsel en veel dichter bij de oorsprong willen komen.”
RG: “Dat denk ik ook. De nieuwe generatie is er een van kritische consumenten die willen weten waar hun voedsel vandaan komt.”
Een moeilijkere kwestie. De ambitie van een natuurinclusieve kringlooplandbouw vraagt volgens ons scenario om een kleinere veestapel. Hoeveel vee kunnen we nog houden in 2050?
MS: “Die vraag bevat een verkeerd uitgangspunt. De hoeveelheid vee is namelijk afhankelijk van de mate waarin wij in staat zijn de veehouderij om te vormen naar kringlooplandbouw. Nu zijn we daar nog ver vandaan. We produceren gewassen om de huidige omvang van de veestapel in stand te kunnen houden. De essentie van kringlooplandbouw is dat we ons juist aanpassen aan wat de natuur in staat is te produceren. Dat betekent een radicale omslag, waarin vee een belangrijke rol speelt. Veeteelt is ooit ontstaan vanuit de kringloopgedachte: voedselresten die niet geschikt waren voor menselijke consumptie, dienden als voedsel voor dieren zoals kippen. Met de mest werd de bodem vruchtbaar gehouden.”
RG: “Ik ben het met je eens dat landbouwhuisdieren een essentiële rol vervullen. Maar onze manier van landbouw bedrijven is nu mijlenver verwijderd van die kringloop. Het landbouwbeleid is gestoeld op de Mansholtdoctrine (de moderniseringspolitiek van de Nederlandse oud-minister en oud-eurocommissaris Sicco Mansholt, red.), waarin alles draait om productiemaximalisatie. Alles wat daar niet rechtstreeks aan bijdraagt, is jarenlang genegeerd. Resultaat is onder meer een veehouderij die compleet uit zijn krachten is gegroeid. We produceren veel meer mest dan we kwijt kunnen op onze landbouwbodems. Om de kringloop te sluiten, zal de veehouderij dan ook drastisch in omvang terug moeten. Dat vraagt om stevig ingrijpen.
Zowel de landbouwsector als de overheid doen het vóórkomen alsof mensen die kritiek hebben op de omvang van de veestapel, de inkrimping van die veestapel als een doel op zich zien. Ik wil het omdraaien: het lijkt wel een doel op zich om de huidige veestapel te behóuden. Als we de kringloop willen sluiten, moet ook Wageningen man en paard gaan benoemen.”