Ook de afgelopen maanden lijkt het erop dat overheden en toezichthouders financiële stabiliteit nastreven als een statisch in plaats van een dynamisch evenwicht: het crisisbeleid lijkt vooral gericht op de bescherming van de status quo in plaats van het faciliteren van een geleidelijke transitie. In crisistijd is overheidsbeleid er immers altijd op gericht om bestaande bedrijven overeind te houden op basis van hun vroegere verdienvermogen, zonder dit te toetsen aan bijvoorbeeld de klimaatdoelen.
Dit zagen we in de financiële crisis, maar de kabinetsreactie op de coronacrisis gaat vooralsnog precies dezelfde kant op. Het probleem is niet zozeer een gebrek aan vermogen dat voor lange termijn vaststaat (denk aan de pensioenen), maar dat zelfs deze zogeheten geduldige vermogens onderhevig zijn aan de prikkel om winst te maken op de korte termijn.
Als zelfs pensioenfondsen voornamelijk sturen op de dekkingsgraad in het huidige jaar en overheden investeren in het behouden van bestaande sectoren en bedrijven, dan blijven er vrijwel geen geschikte fondsen over voor de financiering van duurzame projecten op de lange termijn.
Drie scenario’s voor de lange termijn
Hoe zou een klimaatproof monetair-financieel systeem eruit kunnen zien? Globaal onderscheiden we drie mogelijke scenario’s: grotendeels doorgaan op dezelfde weg, radicale hervormingen binnen het systeem en een fundamentele systeemwijziging.
- Een fundamentele systeemwijziging kan de vorm krijgen van een variant op het publiekgeldsysteem zoals voorgesteld door onder meer het burgerinitiatief Ons Geld: mensen krijgen de gelegenheid hun geld veilig te stallen bij een publieke bank zoals de Volksbank, die niet speculeert met hun geld, die niet kan omvallen en waarbij het spaargeld in veilige handen is. In dit nieuwe systeem kunnen commerciële banken geen geld meer scheppen door schulden uit te geven, of wordt het publieke monopolie van de centrale bank juist losgelaten.
- Radicale hervormingen binnen het huidige systeem kunnen bestaan uit sterkere remmen op de kredietverstrekking van financiële instellingen en meer sturing op private investeringen van bijvoorbeeld klimaatmaatregelen. Voorbeelden zijn de invoering van klimaatbuffers (extra buffers voor fossiele investeringen), het oprichten van een publieke depositospaarbank of betaalrekeningen bij de centrale bank, of het gelijktrekken van de behandeling van eigen en vreemd vermogen.
- Doorgaan op dezelfde weg zou voornamelijk hervormingen langs de huidige structuren betekenen, maar dan met iets andere prikkels. De voltooiing van de Europese bankenunie is een goed voorbeeld. Het lijkt zinnig om de risico’s in de financiële sector op Europees niveau te delen zodat individuele staten niet ten onder gaan aan hun eigen falende sector. De structuur blijft echter vrijwel hetzelfde.
Korte termijn
Het is nog te vroeg om te bepalen welke van deze scenario’s te verkiezen is en of een fundamenteel ander systeem daadwerkelijk nodig is. Daarvoor is nog veel verder onderzoek (en vooral experimenten!) nodig. Een fundamentele systeemwijziging brengt bovendien veel risico’s met zich mee, risico’s die de transitie naar een duurzame samenleving juist kunnen hinderen.
Op de korte termijn zijn echter enkele radicale hervormingen – binnen het huidige systeem – nodig om ervoor te zorgen dat het financieel-monetair systeem de klimaattransitie niet langer vertraagt.
1. Minder krediet, meer buffers
Ten eerste moeten we de kredietverlening van de financiële sector beperken. Enerzijds door ervoor te zorgen dat banken minder uit kunnen lenen, anderzijds door te zorgen dat bedrijven en huishoudens minder wíllen lenen. Voor dat eerste moeten de vereiste buffers flink omhoog; het liefst geleidelijk, zodra de economische omstandigheden het toelaten, met een verdubbeling van de huidige buffers als einddoel.
Een deel van deze hogere buffers moet vervolgens afhankelijk zijn van de klimaatrisico’s om fossiele investeringen minder aantrekkelijk te maken. Om het tweede te bereiken moet het voor zowel bedrijven als huishoudens veel minder aantrekkelijk worden om schulden aan te gaan. Eigen en vreemd vermogen moet op termijn dus volledig gelijk worden behandeld. Dankzij de lage rentes zijn de huidige omstandigheden hiervoor ideaal.
2. Diversiteit
Ten tweede moet de financiële sector diverser worden. Zo moeten overheid en toezichthouders actief ruimte bieden aan nieuwe financieringsvormen door hen zowel (tijdelijke) financiële voordelen te geven als meer proportioneel toezicht. Hoe minder (grote) activiteiten een instelling onderneemt, des te lichter moeten de toezichtlasten zijn.
Daarnaast is op EU-niveau streng en proactief mededingingsbeleid van belang, zodat er geen onhoudbaar grote financiële instellingen ontstaan. Dit kan aan de hand van maatstaven voor het balanstotaal of het aandeel in bepaalde (deel)markten. Toezichthouders moeten dan instrumenten hebben om te sterke conglomeratie zowel te ontmoedigen (via belastingen of toezichtlasten) als achteraf terug te dringen (via het opbreken van conglomeraten).
Juist nu sommige banken vroeg of laat verliezen moeten nemen op leningen aan huishoudens en bedrijven is de kans op een Europese fusiegolf groot. Europese toezichthouders moeten deze het hoofd kunnen bieden.
3. Publieke sturing
Ten derde moet er meer ruimte komen voor publieke sturing in het monetair-financieel systeem. Houd de genationaliseerde Volksbank in publieke handen en gebruik deze als voorbeeld- en experimenteerbank. Richt daarnaast een depositospaarbank op of experimenteer met het creëren van een rekening bij de Centrale Bank. Zo kan de overheid de publieke wensen en waarden verankeren in de sector.