Met huidig beleid en beloftes stevenen we af op een opwarming van zo’n 2,7 graden aan het eind van deze eeuw. Dat betekent miljarden meer mensen in voedsel- en wateronzekerheid, honderden miljoenen mensen meer in onleefbare omstandigheden, droogtes, hitte en overstromingen met gevolgen waar ons gezondheidsstelsel niet op is gebouwd, en een zeespiegelstijging die meerdere eilandstaten zal doen verdwijnen. Het betekent ook het passeren van enkele kantelpunten zoals het instorten van de Golfstroom, wat Europa in een permanente hongerwinter zal storten.

Hijskranen en containers in de haven van Rotterdam
Haven van Rotterdam. Foto: Frans de Wit. CC BY-NC-ND 2.0

Dit alles en nog veel meer zou ongekend ontwrichtend zijn voor onze samenleving. Het leidt tot de onvermijdelijke vraag: wat moeten we wél doen om de aarde leefbaar te houden voor ons en onze toekomstige generaties?

Heel veel meer broeikasgassen uitstoten kan niet meer. Het koolstofbudget – de hoeveelheid CO2 die we nog kunnen uitstoten voordat we vrijwel zeker het doel van 1,5 graad uit het Parijsakkoord voorbijschieten – is binnen een paar jaar echt op. Bovendien stoelt het Parijsakkoord ook op het rechtvaardigheidsprincipe, dat stelt dat rijke landen die historisch gezien veel hebben uitgestoten een grotere verantwoordelijkheid voor emissiereductie hebben. Bij elkaar betekent dit dat Nederland eigenlijk vanaf nu helemaal niks meer mag uitstoten. Dat is een ongemakkelijke boodschap.

Het passende antwoord op het bereiken van 1,5 graad opwarming zou dus moeten zijn: onze uitstoot in vliegende vaart omlaag brengen. Niet met vage doelen in 2050 of 2040, maar in de aankomende jaren middels een rap pad. In het vorige verkiezingsprogramma pleitte GroenLinks-PvdA voor een CO2-reductie van 65 procent in 2030 en volledige klimaatneutraliteit in 2040. Hoe ambitieus dat ook klinkt, het is simpelweg niet goed genoeg. We moeten als partij met voorstellen komen waarmee we de samenleving op lange termijn leefbaar houden, en die het liefst ook op korte termijn niet te ontwrichtend zijn. 

Noodplan

Hoe kunnen die verregaande klimaatmaatregelen eruitzien? Welke maatregelen hebben het grootste effect? Welke zijn het meest rechtvaardig? Wat zijn de maatschappelijke gevolgen en voor wie? Het debat daarover wordt veel te weinig gevoerd. Wij geven er graag een aanzet voor.

Het klimaat moet behandeld worden als als een crisissituatie, zoals tijdens corona, of bij een oorlogseconomie. Zoals het mogelijk is om 5 procent van het bbp uit te geven aan defensie, zo is het ook mogelijk om 5 procent uit te geven aan het omlaag brengen van de CO2-uitstoot en het omschakelen naar een duurzame economie.

We schetsen vijf maatregelen die een zo groot mogelijk effect hebben op het verminderen van de uitstoot en tegelijkertijd een zo klein mogelijk effect op het verlies van welvaart. Daarbij nemen we ook de internationale dimensie mee. Met als disclaimer: dit is een aanzet die verder verkend dient te worden, waarbij we nadrukkelijke de oproep aan iedereen doen om mee te denken.

1. Financiële instellingen stoppen per direct met fossiele investeringen en stappen over op investeren in de transitie 

Uit onderzoek van Profundo blijkt dat Nederlandse financiële instellingen (pensioenfondsen, banken en verzekeraars) met hun fossiele investeringen in 2021 verantwoordelijk waren voor een totale CO2-uitstoot van 228 Mton CO2-equivalenten; ruim meer dan de gehele uitstoot in Nederland (volgens het CBS 172 Mton CO2e). De grootste fossiele investeerder daarvan is ING bank, naar schatting verantwoordelijk voor een derde van alle door deze instellingen gefinancierde uitstoot.

Fossiele investeringen hebben een lange looptijd, waardoor ze ons nog decennia vastklinken aan het gebruik van fossiele brandstoffen. En dat is precies wat er niet moet gebeuren. Er wordt geïnvesteerd in activiteiten die niet in lijn zijn met de doelstelling van 1,5 graad en die, als alles goed gaat, hun waarde zullen verliezen, zo stelt klimaatwetenschapper Heleen de Coninck. Die verliezen kunnen zorgen voor politieke reddingsacties die weer funest zijn voor het halen van de klimaatdoelen. 

Investeringen in fossiel moeten ook veel transparanter worden. Uit onderzoek van SOMO blijkt dat de financiering door ING van olie- en gasbedrijven die nog nieuwe velden starten ruim tien keer zo groot is als de bank zelf rapporteert. En ook groene investeringen zijn verre van transparant. Honderden investeringsfondsen noemen zichzelf duurzaam, groen of klimaatneutraal, maar meer dan de helft daarvan investeert in fossiele bedrijven, liet Follow the Money zien

En dat terwijl écht groene investeringen hard nodig zijn. Talloze onderzoeken laten zien dat er nog miljarden aan investeringen nodig zijn om klimaatneutraal te worden. Er moet zo snel mogelijk wetgeving komen die maakt dat fossiele investeringen niet meer mogelijk zijn, zorgt dat financiële instellingen transparant zijn en belemmeringen voor groene investeringen wegneemt. 

2. Zo snel mogelijk naar een Europese industriepolitiek gebaseerd op maatschappelijke behoeftes  

Sinds vorig jaar is er EU-wetgeving (de richtlijn inzake passende zorgvuldigheid in het bedrijfsleven op het gebied van duurzaamheid, ofwel CSDDD) die een bepaalde mate van duurzaam en maatschappelijk verantwoord ondernemen verplicht voor bedrijven. Dat is mooi, maar dit beleid stelt niet de vraag of bepaalde industriële activiteit maatschappelijk noodzakelijk is. Het speelt zich af binnen de kaders van een economisch systeem dat nog steeds winstmaximalisatie nastreeft. Als we de klimaatcrisis serieus nemen, moet er een inventarisatie komen op Europees niveau van welke producten maatschappelijk gezien noodzakelijk zijn, en in hoeverre een verduurzaming van de relevante industrie nu haalbaar is. 

Maar wie bepaalt wat er maatschappelijk nodig is? Dit is een vraag die we onszelf moeten stellen, maar die eigenlijk al een antwoord heeft: grote multinationals en investeringsfondsen, samen met de politici die in hun broekzak zitten, bepalen met hun financiële beslissingen en prijsprikkels wat wij vervolgens denken nodig te hebben. Pensioenfondsen, private equity en aandeelhouders bepalen welke fabrieken open blijven en welke sluiten, welke innovaties worden gefinancierd en welke niet. De overheid subsidieert bepaalde sectoren massaal, van fossiele brandstoffen tot landbouw, terwijl andere sectoren nauwelijks steun krijgen. De huidige economie wordt gepland vanuit de belangen van kapitaaleigenaren, in plaats van democratische controle of maatschappelijke behoefte. Een democratische en duurzame industriepolitiek zou deze planningsmacht terugbrengen naar gewone mensen en hun vertegenwoordigers, met inbreng van vakbonden, lokale gemeenschappen en organisaties die de bescherming van mens en planeet waarborgen.

Een actueel voorbeeld is defensie. Het kan een legitieme keuze zijn om CO2 te blijven uitstoten ten behoeve van verdediging van ons continent tegen agressie. Het zijn ook legitieme keuzes om (iets) te blijven uitstoten om de energietransitie mogelijk te maken, zoals voor de productie van windmolens of treinen. Daarbij moet steeds worden onderzocht of er een alternatief is (door ander materiaal, door een product niet te gebruiken of door te recyclen) en hoe er zo snel mogelijk verduurzaamd kan worden. 

Er zijn al EU-brede aanbestedingen voor de productie van groene waterstof. Op een gelijksoortige manier kan ook de energie-intensieve productie van bijvoorbeeld staal, chemische producten en kunstmest worden gestuurd via Europese openbare aanbestedingen waarbij de maatschappelijke vraag naar deze producten leidend is. De landen die het duurzaamst en meest kostenefficiënt kunnen produceren, winnen de aanbestedingen. 

Grote uitstoters die internationaal op duurzaamheid en efficiëntie niet concurrerend blijken, worden ontmanteld, met een ruime vergoeding voor werknemers en een programma om mensen te helpen aan een nieuwe baan in de energietransitie. 

3. Van rundvlees naar vegaburgers     

De landbouw levert een aanzienlijke bijdrage aan de Nederlandse uitstoot van broeikasgassen, tussen de 15 en 20 procent (circa 28 Mton CO2e). Het grootste deel daarvan wordt veroorzaakt door de veehouderij – met name melkkoeien – als gevolg van uitstoot van methaan. Twee derde van de Nederlandse melk en zuivel is niet bestemd voor het voeden van de eigen bevolking, maar voor de export. Daar komt nog bij dat er aanzienlijke uitstoot is door kunstmestproductie en door ontbossing in Zuid-Amerika voor de productie van soja voor veevoer. 

Stichting Urgenda heeft een fantastisch plan gemaakt (Landinzicht) voor overschakeling van de landbouw naar een duurzaam bedrijfsmodel, waarbij boeren nog steeds een goede boterham kunnen verdienen. In dit systeem worden er nauwelijks nog pesticiden toegepast. Er wordt geen kunstmest meer gebruikt maar organische mest. Veevoer wordt niet meer geïmporteerd, maar zelf verbouwd. 

Urgenda gaat daarbij uit van een flinke verkleining van de veestapel en een consumptiepatroon waarbij nog een derde van de eiwitten uit dierlijke bron komt. De uitstoot van broeikasgassen gaat dan met ongeveer driekwart omlaag. In een versie die nog verder gaat, schakelen we helemaal over op een plantaardig dieet. De uitstoot van broeikasgassen is dan nog maar 4 Mton CO2e, wat 87 procent minder is dan nu. We kunnen er morgen mee beginnen. 

4. Pak óók consumptie aan 

De uitstoot door consumptie van spullen is groot en lijkt moeilijk aan te pakken. Voor consumenten is het niet altijd makkelijk om informatie te vinden en duurzame keuzes voelen al snel als een druppel op een gloeiende plaat. In het verkiezingsprogramma van GroenLinks-PvdA van 2023 was er dan ook geen enkele maatregel te vinden die gericht was op consumenten. 

Toch loont het om hiernaar te kijken. Want de uitstoot die in het buitenland wordt veroorzaakt door Nederlandse consumptie bedraagt volgens het CBS naar schattig 55 Mton CO2e. Dat is meer dan de hele Nederlandse uitstoot van mobiliteit en gebouwde omgeving bij elkaar, en het dubbele van de hele uitstoot door landbouw. 

Via bijvoorbeeld EU-wetgeving kunnen we zorgen voor betere kwaliteit van spullen, langere garantieperiodes, duurzaamheidseisen en de mogelijkheid om producten te repareren. De EU heeft al een ‘recht op reparatie’-wet aangenomen, maar daarmee zijn we er nog niet, want ook al kopen we betere kwaliteit, we blijven te veel spullen kopen. Daarnaast zijn kwaliteitseisen en duurzaamheidskeurmerken in de praktijk moeilijk om wereldwijd te controleren en vindt er regelmatig fraude plaats. 

Een andere manier om vervuilende consumptie te verminderen is uitbreiding van het Europese mechanisme voor koolstofgrensaanpassing (CBAM) naar consumptiegoederen zoals kleding. CBAM legt nu al een heffing op geïmporteerde goederen als staal, aluminium en cement, op basis van hun CO2-voetafdruk, om zo een gelijk speelveld te creëren met Europese producenten. Een uitbreiding naar kleding zou duurzamere alternatieven zoals tweedehands of lokaal geproduceerde kleding aantrekkelijker maken. 

Waarschijnlijk het lastigst om door te voeren zijn maatregelen die direct zijn gericht op de consument, zoals een persoonlijk CO2-budget of een belasting op consumptie. Zo pleit postgroei-econoom Paul Schenderling al jaren voor een oplopende belasting op vervuilende consumptie, met een maximum. En voormalig Rabobank-econoom Barbara Baarsma deed in 2022 een voorstel voor verhandelbare individuele CO2-rechten.

Het nadeel van dit soort maatregelen is dat de administratie vrij complex is en dat er mogelijke gevolgen zijn voor privacy. Een groot voordeel is wel dat een persoonlijk CO2-budget een van de meest rechtvaardige en effectieve maatregelen is. Door een individueel maximum aan te houden, kan ook het vermogende deel van de bevolking zich niet ‘uitkopen’. Of, wanneer CO2-rechten verhandelbaar zijn, hebben mensen die minder uitstoten daar in ieder geval financieel voordeel van. Een individueel (al dan niet verhandelbaar) CO2-budget kan ook toegepast worden op sommige categorieën van consumptie die makkelijker te monitoren zijn, zoals energieverbruik of vliegtickets. 

In verschillende landen zijn er pilots geweest met een individueel CO2-budget, gericht op verschillende producten zoals energieverbruik, voedsel en transport. Zo werd in de Finse stad Lahti in 2019 een pilot uitgevoerd met een persoonlijk CO2-handelssysteem voor mobiliteit. Mensen konden een app downloaden die hun vervoerswijze, afstand en uitstoot bijhield. 36 procent van de gebruikers gaf aan dat ze hierdoor hun mobiliteit hadden verduurzaamd. 

Daarnaast is stoppen met reclame voor producten met een grote voetafdruk zoals vlees, vliegreizen, elektronica en fast fashion natuurlijk een absoluut noodzakelijke eerste stap.

5. En vergeet de haven niet 

In geen enkel serieus Nederlands klimaatplan zou de Rotterdamse haven mogen ontbreken. Onderzoeksbureau CE Delft heeft berekend dat de uitstoot gerelateerd aan de aanvoer van fossiele grondstoffen in de haven jaarlijks uitkomt op zo’n 604 Mton CO2e. Dat is ruim 3,5 keer zoveel als de hele jaarlijkse uitstoot in Nederland. De afgelopen 15 jaar liet deze uitstoot bovendien geen dalende lijn zien. Van die 604 Mton is slechts ongeveer 20 Mton directe uitstoot binnen de haven. Het grootste deel komt van indirecte ketenemissies: de winning, het transport en vooral de verbranding van fossiele grondstoffen elders (zogenaamde Scope 3-emissies).

De huidige klimaatplannen van het havenbedrijf richten zich echter vrijwel uitsluitend op directe emissies in het havengebied. Een strategie om de Scope 3-emissies omlaag te brengen ontbreekt, terwijl daar vrijwel alle uitstoot zit.

Toch hoor je over deze uitstoot nauwelijks iets wanneer het gaat over Nederlands klimaatbeleid. Nederlandse klimaatdoelen richten zich namelijk op uitstoot die direct op nationaal grondgebied plaatsvindt. Scope 3-emissies van ingevoerde fossiele brandstoffen tellen niet mee, waardoor de uitstoot in de keten van de Rotterdamse haven onzichtbaar blijft. Maar de haven is een belangrijk onderdeel van onze economie. Het is onverantwoordelijk om onze handen af te trekken van deze enorme uitstoot, ook al vindt deze elders in de keten plaats. 

Mogelijk is er ook een juridische verantwoordelijkheid. In de recente rechtszaak tegen ING oordeelde de rechter dat een financiële instelling wel degelijk aansprakelijk kan worden gehouden voor de klimaatschade die haar klanten veroorzaken. Daar komt nog bij dat het economisch gezien cruciaal is dat de haven op tijd overstapt naar een toekomst zonder fossiel. Een transitieplan is niet alleen noodzakelijk voor het klimaat, maar ook voor de concurrentiekracht van onze economie.

De NGO Advocates for the Future richt zich op de haven en dringt aan op een dwingend, juridisch onderbouwd plan van het Havenbedrijf Rotterdam om fossiele activiteiten helemaal uit te faseren. GroenLinks-PvdA zou dit standpunt over moeten nemen. 

Eerste aanzet

De maatregelen die we voorstellen zullen een groot effect hebben. En dat is ook de bedoeling. De laatste tijd hebben we een ontmoedigende afzwakking van klimaatbeleid gezien. Maar juist nu moeten we dit soort maatregelen verder uitwerken en daarover het gesprek aangaan. Zo zorgen we ervoor dat er, wanneer de politieke daadkracht er wel is, een goed klimaat- en transitieplan klaarligt dat recht doet aan de ernst van de crisis. Dit moet één van de pijlers zijn van onze nieuwe sociale en groene partij. 

Dat we überhaupt genoodzaakt zijn maatregelen voor te stellen met mogelijk fikse maatschappelijke gevolgen komt door falend beleid. Wij hebben als groene partij de ondankbare taak om deze impopulaire boodschap te verkondigen, maar groene en sociale partijen zijn veelal niet verantwoordelijk geweest voor het slappe beleid dat ons nu tot urgent ingrijpen dwingt. Omdat effectief klimaatbeleid decennialang is uitgesteld, onder invloed van een krachtige lobby uit het bedrijfsleven, is de opwarming dermate uit de klauwen gelopen dat er nu binnen korte tijd verregaande maatregelen genomen moeten worden. Wij hebben hiervoor met dit artikel een aanzet gegeven.

Om het debat over stevig klimaatbeleid te blijven voeren hebben we de werkgroep ‘Klimaatbeleid voor 1,5 graad’ opgericht binnen het Milieunetwerk van GroenLinks-PvdA. Wil je meehelpen met het verder ontwikkelen van dit soort ideeën en het debat over klimaatbeleid bevorderen binnen (en buiten) onze partij, neem dan contact met ons op via jbarten.glh@haarlem.nl en sluit je aan. 

Dit artikel is geschreven op persoonlijke titel, met een bijdrage van Boris Schellekens.