In haar Brandbrief aan de Verzorgingsstaat (2025) vat Monique Kremer krachtig samen wat de verzorgingsstaat voor haar betekend heeft: ‘Wat zou ik geworden zijn zonder jou? Op alle cruciale momenten in mijn leven was je er. Bij mijn geboorte stuurde je een kraamvrouw om mij in bad te doen. Ik ging naar school en tijdens mijn studie kreeg ik een basisbeurs, zes jaar lang. En toen ik werkloos raakte – hoogzwanger en ten einde raad – sloeg jij je beleidsarmen om me heen. Wat had ik dat nodig! Daarna hielp je me met het betalen van de kinderopvang, verzorgde je me in het ziekenhuis en stuurde je thuiszorg naar mijn zieke zus. Over een aantal jaren mag ik vast ook nog eens met pensioen. Van wieg tot het graf – wat heb ik veel aan jou te danken. En niet alleen ik. We leven allemaal in redelijke rust dankzij jou.’

Foto van standbeeld van Spinoza.
Standbeeld van Spinoza in Amsterdam. Foto: FaceMePLS, 2010. CC BY 2.0

Wat een verschil met nu. Anno 2025 is de overheid vaker vijand dan vriend. Er heerst, zegt Kremer, ‘een vertrouwenscrisis die vooral een uitvoeringscrisis is’. Juist degenen die de verzorgingsstaat het hardste nodig hebben – de kortgeschoolden – hebben daar het meeste last van. 

In het boek Onbegrepen overheid. Tegendraads denken over de staat wordt het door Kremer gesignaleerde onbehagen over de staat mooi verbeeld in twee tegengestelde opvattingen over vrijheid. De auteur, Gijs van Oenen, opent zijn werk met een citaat van Spinoza: ‘Het doel van de staat is vrijheid.’ De tekst staat gegraveerd op de sokkel van een beeld van Spinoza bij het stadhuis in Amsterdam. 

Elders in de stad komt hij een graffiti met de omgekeerde boodschap tegen: ‘Freedom lives when the state dies.’ De plek, aldus Van Oenen, zegt alles. Hier een plechtstatig standbeeld bij het gemeentehuis, daar een graffiti, illegaal met kunst-en-vliegwerk op een spoorbrug gespoten: ‘In het stadhuis resideert de staat; onder de spoorbrug passeert het volk.’ De staat is het establishment. Het volk heeft zich tegen beide gekeerd.

Afgaand op deze intro zou je verwachten dat Van Oenen zijn betoog met een verhandeling over vrijheid voortzet. Hij kiest echter voor een andere weg: wat ís de staat eigenlijk?

“ De meeste critici van de overheid zien alleen het topje van de ijsberg ”

Van Oenen is filosoof. Zijn weg langs klassieke denkers volgend komt hij tot de ongemakkelijke conclusie dat de staat, alle verhandelingen over de staat ten spijt, filosofisch niet goed op begrip te brengen valt. Sterker nog: noodzakelijk niet op begrip te brengen valt. Dat komt omdat in de meeste beschrijvingen en kritieken op de overheid mensen alleen het topje van de ijsberg zien. Wat ze vergeten is hoe kolossaal de ijsberg onder water is, hoeveel ‘staat’ er in de vorm van gezondheidszorg, onderwijs, pensioen, beveiliging, infrastructuur of geproduceerde kennis in ons dagelijks leven zit. De overheid valt niet uit ons bestaan weg te denken. Het is alleen dankzij de staat dat we ons voor of tegen stukjes overheid kunnen keren. Het is niet vrij ván of vrij dóór de staat, maar beide tegelijk.

Als Van Oenen in zijn boek één ding duidelijk maakt, dan is het dat de overheid, instituties, democratie en bestuur even wezenlijke als kwetsbare entiteiten zijn. Als politici liever strijd voeren dan compromissen sluiten; als overheid en burgers elkaar te sterk wantrouwen; als het gezag van instituties stelselmatig ondermijnd wordt en bestuur in ‘onbestuur’ verandert, dan dreigt de staat langzaam door een ander politiek regime vervangen te worden.

Hommage aan ambtenaren 

Dit proces, de collaps van een staat, voltrekt zich nu in de VS. Daar is de deep state de ergste vijand geworden. Duizenden ambtenaren zijn inmiddels ontslagen. De overheid is er kleiner maar beslist niet efficiënter van geworden. Tal van departementen kunnen door gebrek aan kennis, middelen en personeel hun werk niet meer goed doen. Bij belangrijke benoemingen kiest president Trump steevast voor familie of trouwe volgelingen, in plaats van capabele personen die goed in hun vak zijn. Het is duidelijk dat hij zichzelf als leider van een beweging ziet, niet van een partij of van de regering. De staat is zijn eigendom geworden, in plaats van beschermer te zijn van de publieke zaak.

In reactie daarop stelde Michael Lewis, auteur van bestsellers waaronder The Big Short, onlangs een bundel korte essays samen. De titel luidt Who is Government? De essays gaan niet over wat een regering is, maar over de mensen die er werken. Het boek is een vervolg op The Fifth Risk (2018), een werk dat Lewis schreef toen Trump in 2017 voor de eerste keer president werd. Lewis beschrijft daarin hoe achteloos Trump toen al met het personeel van de staat omging. In Who is Government? laat hij vervolgens gedetailleerd zien hoe onmisbaar het werk en de expertise van ambtenaren zijn voor het goed functioneren van het alledaagse leven in de VS.

“ Door chronische onderbezetting was de meteorologische dienst niet in staat de neerslaghoeveelheden goed in te schatten ”

Een actueel voorbeeld van waar het dedain voor zogenaamd nietsdoende ambtenaren toe leiden kan, is de chronische onderbezetting van de meteorologische dienst. Lewis waarschuwde daarvoor al in 2018. Toen in juli 2025 een verwoestende flash flood in Texas plaats vond, kampten lokale kantoren van de National Weather Service met personeelstekorten op kritieke posities. Daardoor waren zij niet in staat de neerslaghoeveelheden goed in te schatten en konden ze de bevolking niet tijdig waarschuwen voor overstromingsgevaar. Critici vrezen dat de dienst ook in het komende tornadoseizoen niet goed haar werk kan doen.

Wat voor deze dienst geldt, geldt ook voor andere.

De essays in Who is Government? vertellen verhalen van ambtenaren die werken aan publieke veiligheid, gezondheidszorg, nationale veiligheid of archivering. Telkens laten Lewis en zijn team zien hoe deze mensen essentiële taken vervullen die de samenleving draaiende houden. Het boek is een pleidooi voor het erkennen van de waarde van publieke dienstverlening – een hommage aan ambtenaren die onzichtbaar de publieke zaak dienen.

Teamwerk en goede data

Het Nederlandse equivalent hiervan is de bundel Zo kan het ook. Leren van successen in het openbaar bestuur. In plaats van te focussen op mismanagement en mislukkingen, zoals de toeslagenaffaire of de gaswinning in Groningen, belicht dit boek geslaagde initiatieven. De lof ligt hier op teamwerk. Zo zijn er mooie hoofdstukken over de Oosterscheldekering, de aanpak van ondermijnende criminaliteit in Rotterdam, de invoering van de Tijdelijke Noodmaatregel Overbrugging Werkgelegenheid tijdens de corona-epidemie of de landbouwinnovatie in Brabant.

Wat zijn de aanbevelingen in dit boek voor goed beleid? Ze zijn simpel, ze zijn vanzelfsprekend maar oh zo moeilijk in praktijk te brengen. Bedenk slimme procedures voor collectieve besluitvorming, groei naar de voor het beleid wezenlijke informatie toe, creëer een brede coalitie, ga eerlijk en wijs om met critici, sta innovatieve oplossingen voor complexe vraagstukken toe, maak gebruik van ervaringsdeskundigen en zorg ervoor dat je in een vroeg stadium en met open vizier uitvoerders van het voorgenomen beleid in het beleidsproces betrekt.

“ Statistieken zijn een essentieel onderdeel van wat de overheid is en doet ”

Realiseer je tot slot dat wetgevers, economen, werknemers in de publieke sector, academici — alle beroepsgroepen die proberen de moderne samenleving te begrijpen en vorm te geven – afhankelijk zijn van goede gegevens. Zoals Lewis opmerkt: ‘government is a reality reminding institution.’ Statistieken – cijfers die door de staat worden gecreëerd om zichzelf te begrijpen en uiteindelijk zichzelf te besturen – zijn een essentieel onderdeel van wat de overheid is en doet. Veel van deze cijfers zijn onvolmaakt. Het verzamelen ervan – en in veel gevallen het creëren ervan – wordt in de loop der tijd steeds ingewikkelder. Ze zijn betwistbaar. Maar besef: als de bureaus die deze gegevens verzamelen in private handen komen of, zoals in het geval van Trump, onderwerp worden van botte machtspolitiek en willekeur, klap je de deur naar de empirische werkelijkheid dicht.