Een robuuste euro voor een sterkere Europese Unie
Tien jaar na het begin van de wereldwijde financiële crisis zijn de eurozone en de Europese economie nog steeds kwetsbaar. Onze economische en monetaire unie (EMU) is slechts in beperkte mate beter voorbereid op een crisis dan in 2009.
De initiële Europese reactie op de financiële crisis in 2008 en 2009 bestond uit het injecteren van grote hoeveelheden krediet in de economie en het aanhouden van een (zeer) lage rentestand. Vervolgens begon de Europese Centrale Bank (ECB) met het opkopen van schulden van nationale overheden uit de eurozone, de zogeheten ‘kwantitatieve verruiming’ (quantitative easing).
Hoewel deze maatregelen zeker hielpen om de ergste pijn van de crisis te verzachten, zijn zij geen duurzaam antwoord gebleken op de dieperliggende oorzaken van de crisis. De ECB heeft terecht zo daadkrachtig gehandeld, maar deze drastische maatregelen waren slechts noodzakelijk omdat politici het af lieten weten.
Het ruimere monetaire beleid ging gepaard met reddingsprogramma’s voor de landen die het meest waren getroffen. Die programma’s waren te sterk gericht op bezuinigingen, waardoor deze op de korte tot middellange termijn negatieve effecten hadden. Robuustheid en solidariteit moeten voortaan hand in hand gaan.
In aanvulling daarop moet het Europees Parlement democratische controle kunnen uitoefenen op elk herstructureringsprogramma. Schuldenverlichting en -sanering kunnen, waar dat redelijk is, effectieve aanvullende maatregelen zijn.
Om te voorkomen dat de hierboven genoemde maatregelen in de toekomst opnieuw noodzakelijk zijn, pleiten de groene partijen in de EU voor structurele stabiliteit van de euro via een verdergaande integratie van de eurozone. Deze integratie moet de volgende elementen bevatten: (1) duurzame investeringen in publieke goederen, (2) een Europees Monetair Fonds, en (3) de voltooiing van de Europese Bankenunie.
Duurzame investeringen in publieke goederen
In een monetaire unie zijn lidstaten economisch nauw verbonden en kan de gemeenschappelijke centrale bank slechts één one-size-fits-all monetair beleid voeren. Als een lidstaat er economisch slecht voor staat, kan dit land niet meer simpelweg zijn valuta devalueren om zo zijn producten relatief goedkoper te maken en de export te stimuleren.
Daarnaast kunnen individuele lidstaten, door de strikte EU-begrotingsregels en mogelijke negatieve reacties van internationale financiële markten, ook geen grootschalige investeringen doen op nationaal niveau. Om deze redenen zijn investeringen op het niveau van de EU of de eurozone nodig om toekomstige economische recessies op te vangen.
Budget voor de euro
Een manier om investeringen op Europees niveau te regelen is een zogeheten ‘budget voor de euro’. Dit budget kan geïnvesteerd worden in projecten voor Europese economische en sociale modernisering, zoals een duurzame energievoorziening, een hoogwaardige digitale infrastructuur of een gemeenschappelijk spoornetwerk.
De financiering van dit budget komt voort uit een gemeenschappelijke vennootschapsbelasting en een ambitieuze strijd tegen belastingontduiking. Alleen lidstaten die meedoen met de gemeenschappelijke vennootschapsbelasting kunnen aanspraak maken op de tegoeden uit het fonds. Dit budget heeft een dempende werking op de economische cyclus: de inkomsten zijn in slechte tijden lager, doordat bedrijven dan ook minder winst maken, maar de investeringen blijven ook in crisistijden even hoog.
Bijvoorbeeld bij de bouw van een hoogspanningskabel: wanneer een land in crisis verkeert en door lagere belastinginkomsten de bijdragen aan het gewone budget lager worden, kan het eurobudget dit gat opvullen en kan de kabel toch worden gebouwd. Naast deze stabiliserende functie heeft een euro-budget ook meerwaarde omdat het bestemd is voor investeringen in gemeenschappelijke publieke zaken, dus projecten die beter op Europees niveau dan door individuele lidstaten aangepakt kunnen worden.
Hervorming van het Stabiliteits- en Groeipact
Onder het Stabiliteits- en Groeipact (SGP) mogen lidstaten jaarlijks een begrotingstekort van maximaal 3% van het Bruto Binnenlands Product (BBP) aanhouden. Lidstaten moeten de ruimte die zij binnen het SGP hebben om hervormingen door te voeren, beter benutten. Daarnaast moeten de regels zo aanpast worden dat lidstaten publieke investeringen in het vervolg over meerdere jaarlijkse begrotingen kunnen afschrijven, om overheidsinvesteringen aan te moedigen. Dit stabiliseert overheidsinvesteringen in crisistijd. De overige regels die financiële stabiliteit garanderen, moeten niet worden versoepeld.
Een Europees Monetair Fonds
Het Europees Stabiliteitsmechanisme (ESM) moet worden getransformeerd tot een echt Europees Monetair Fonds (EMF). Tijdens de vorige crisis had het Internationaal Monetair Fonds (IMF) via zijn steunprogramma’s grote invloed in het beleid van sommige EU-lidstaten. Om de EU crisisbestendig te maken, pleit ik voor de oprichting van een EMF binnen de bestaande EU-verdragen, onder toezicht van het Europees Parlement.
Het EMF kan kredieten verstrekken aan landen met economische problemen, zonder deze te onderwerpen aan een zeer ingrijpend hervormingsprogramma. Zo voorziet het in tijden van crisis in de benodigde kortstondige liquiditeit onder redelijke voorwaarden. Zolang deze leningen afkomstig zijn uit de begrotingen van individuele lidstaten, moeten de betrokken nationale parlementen hier zeggenschap over hebben. Als eurolanden elkaar direct uit de brand kunnen helpen, zonder dat ingrijpen van buiten nodig is, wordt de eurozone onafhankelijker en vergroten we onze interne financiële stabiliteit.
De voltooiing van de Europese Bankenunie
Als we er zeker van willen zijn dat de belastingbetaler nooit meer op hoeft te draaien voor het redden van banken, moeten we de bankenunie voltooien. Daartoe moeten verschillende stappen worden gezet.
Een geloofwaardig crisisfonds voor banken
Het Gemeenschappelijk Afwikkelmechanisme (Single Resolution Mechanism) is een fonds dat wordt gevuld met bijdragen van commerciële banken, waar diezelfde banken aanspraak op kunnen maken in tijden van crisis. Om ervoor te zorgen dat dit fonds een geloofwaardige oplossing biedt tijdens toekomstige financiële crises, is een robuuste achtervang nodig in de vorm van een kredietverlener in geval van nood (lender of last resort). Het Europees Monetair Fonds zou een dergelijke rol kunnen vervullen door noodleningen aan het fonds of bepaalde banken te verstrekken.
De overgebleven banken betalen deze noodleningen terug wanneer de economie weer voldoende stabiel is. Door het EMF als achtervang te laten fungeren, vergroten we de geloofwaardigheid van dit gemeenschappelijk afwikkelmechanisme en stabiliseren we de Europese financiële sector zonder dat de belastingbetaler hier de lasten voor hoeft te dragen.
Het verder verkleinen van bankrisico’s
Het Europese toezicht op banken is, zelfs tien jaar na de crisis, nog steeds niet voldoende. Om de risico’s voor commerciële banken te verkleinen, pleit ik voor een verhoging van de vereiste kapitaalbuffers naar 10 procent. De huidige hefboomratio (verhouding tussen het balanstotaal van een bank en het eigen vermogen, red.) die is voorzien in de EU en Zwitserland is slechts 3 procent. Veel economen pleiten echter voor een veel hoger eigen vermogen om een stabiel bankensysteem te kunnen garanderen.
Het eigen vermogen van banken zou de belangrijkste risicobuffer moeten zijn. Een hogere hefboomratio verhindert dat banken deze buffers kunstmatig verlagen ten koste van de belastingbetaler. Banken dragen af aan het fonds, en zelfs als het EMF als achtervang moet optreden, is het fonds verplicht de leningen terug te betalen aan het EMF.
‘Bank runs’ voorkomen door een Europees depositogarantiestelsel
In de geïntegreerde Europese financiële sector moet een euro op een Sloveense bankrekening even veilig zijn als een euro op een Nederlandse. Daarom moeten we een Europees depositogarantiestelsel implementeren om de tegoeden van elke rekeninghouder te garanderen.
Ik stel een herverzekeringsplan voor dat aan deze doelstelling kan voldoen en waarmee tegelijkertijd de diverse nationale oplossingen kunnen worden behouden. Natuurlijk is het essentieel dat risico’s eerst afnemen voordat ze worden gedeeld. Echter, vele Europese partners beschuldigen de Duitse regering er momenteel van steeds de doelpalen te verschuiven wanneer zij stelt dat we de discussie over een depositogarantiestelsel niet kunnen voeren zonder dat risico’s nog verder worden verlaagd, zonder dat Berlijn duidelijk maakt wat dit betekent.
We moeten nu heldere criteria vaststellen voor de voorwaarden waaronder een Europees depositogarantiestelsel kan worden opgericht.
Brandwering
Hoewel alle bovengenoemde oplossingen technocratisch ogen, zijn ze essentieel om herhaling van de gebeurtenissen van 2008 en 2009 te voorkomen. De kortstondige ECB-steun middels het bijna ongelimiteerd verstrekken van kredieten was te vergelijken met het blussen van een brand. Nu moeten we er alles aan doen om een nieuwe brand te voorkomen. Alle bovengenoemde maatregelen - Europese investeringen, de oprichting van een EMF en de voltooiing van de Europese Bankenunie - zijn in feite onderdeel van één integraal plan: het bouwen van een brandwering voor de hele Europese Unie.