Ik was nieuwsgierig naar Evy en ging op onderzoek uit. Gelukkig vond ik een lang interview, dat Herman Keppy al in 2010 met haar maakte. Toen was ze 94. Ze vertelde dat ze vóór de oorlog redelijk toevallig naar Nederland kwam. Daar belandde ze in de kringen van de Republikeinse Indonesische studenten. Die waren vastberaden om na hun studie terug te keren naar Indonesië en daar een einde te maken aan de Nederlandse koloniale overheersing.
Maar er kwam iets tussen. De bezetting van Nederland door fascistisch Duitsland. Al snel concludeerden zij dat dit, voor nu, een groter kwaad was. Er ontstond een verzetsgroep. Evy vertelde daar nauwgezet over, zoveel jaren later. Hoe zij kopij naar illegale drukkerijen bracht. Hoe goed georganiseerd ze waren en ook: hoe solidair ze waren met elkaar. Dat ontroerde me.
Na de oorlog organiseerden zij met de vereniging Nederland-Indonesië een grote manifestatie in diezelfde Centrale Markthal in Amsterdam. Er kwamen wel twintigduizend mensen, zo vertelde ze. Nederlanders én Indonesiërs, die voor onafhankelijkheid waren. Ze was voor die menigte gaan staan en had geroepen: “Erken de republiek Indonesië!”
Jaren later moest ze daar nog een beetje over giechelen: de organisatoren hadden een dergelijke radicale oproep niet van haar verwacht. Ze kreeg echter de smaak te pakken en vroeg luidkeels in de microfoon: “Bent u voor het zelfbeschikkingsrecht van het Indonesische volk?” “Ja!”, riep de menigte terug. Stralend bij gedachte aan die mooie herinnering vertelde Evy dat de krantenkoppen de volgende dag concludeerden dat Nederland voor onafhankelijkheid was.
Ze was teruggegaan naar Indonesië en had daar uiteindelijk de onafhankelijkheid gevierd. Daarna werd het leven moeilijk. Ze kreeg kinderen en kleinkinderen. Soekarno was haar held. Terugkijkend vertelde ze dat haar mooiste jaren uiteindelijk toch die in Nederland waren, doordat hun groepje makkers elkaar onderling zoveel steun gaf.
Ze bleef het wereldnieuws volgen, wist goed wat er in Nederland gebeurde. En toen, even onverwacht als onbevangen: “Waarom laat Nederland al die Marokkanen komen, dat begrijp ik niet hoor. Voor Indonesiërs is het bijna onmogelijk om naar Nederland te gaan en de Marokkanen mogen wel allemaal naar binnen.”
Ik had deze vrouw graag leren kennen. Dan had ik met haar over solidariteit gepraat, over teleurstellingen in het leven, over de huidige tijd, waarin het ‘ieder voor zich’ zo belangrijk is geworden. Ik kan me voorstellen dat ze zich er niet van bewust was hoe giftig haar uitspraken over Marokkanen inmiddels zijn geworden in Nederland. Het gesprek kan ik me bijna voor de geest halen.