Als we het hebben over samenwerken aan de toekomst van links, dan moet het allereerst gaan over de inhoud van linkse politiek. Daar wil ik een paar dingen over zeggen. Om te beginnen een heel belangrijk punt: de toekomst van links is groen. Dit is niet slechts een sausje, en dat is ook niet iets wat toevallig wel plezierig met elkaar samen gaat, maar het is fundamenteel. Het kernpunt van links is namelijk solidariteit, en daar is anno nu geen zinnige invulling aan te geven als je dat niet inbedt in een nieuwe visie op een economie die draait om verduurzaming, de circulaire economie.
Als je dat niet doet, kom je klem te zitten en kun je het solidariteitsbegrip alleen nog maar heel nauw, in het hier en nu van het kleine Nederland invullen. En dan nog met het risico dat voor de komende generaties de koek alleen maar kleiner wordt zodat de solidariteit nog verder op de proef gesteld zal worden. Dus: de toekomst van links is groen.
Gelukkig kom ik veel mensen tegen bij de SP en de PvdA die deze mening in meer of mindere mate wel delen. Is het een “open deur”? Zeker niet. Zo is het opvallend dat in het prachtige document Politiek van waarde van de PvdA de hele notie van duurzaamheid niet voorkomt. Het wordt niet ontkend, het wordt gewoonweg niet genoemd. Het bewijst eens te meer dat we het hier met elkaar goed over moeten hebben. Want wanneer we met elkaar verder willen is groen de essentie waar het om draait.
Dat impliceert ook ondubbelzinnig afscheid nemen van het oude economische rendementsdenken. Van de klassieke groei waarbij de economie eerst moet aantrekken zodat de koek groter wordt voor iedereen, wellicht in de hoop dat we ook nog wat geld overhouden om te vergroenen. Maar dat is dé valkuil van traditioneel links, want zo zal het nooit gaan. Als oplossing moeten we toe naar een ander economisch model dat herstel van werkgelegenheid en opheffen van energieafhankelijkheid met elkaar verbindt. Als we dat niet kunnen ziet het er slecht uit. Niet alleen voor links, maar voor de hele wereld.
Wel typisch links is het idee van een ondernemende en interveniërende overheid. We moeten weer onvoorwaardelijk kiezen voor een overheid die zelf iets doet, in plaats van een die, als puntje bij paaltje komt, zegt dat het probleem eigenlijk door anderen opgelost moet worden en hooguit bereid is daarbij een beetje te faciliteren.
Een heel mooi voorbeeld hiervan is de Warmtevisie van minister Kamp: een goede analyse, maar uiteindelijk ontbreekt elk middel tot actie. Waarom? Omdat het dogma van de huidige politiek is dat zij zich de mogelijkheden voor effectief interveniëren wel kan, maar niet wil toe-eigenen. Dat moet anders. We moeten juist weg bij het dogma van een kleinere, terugtredende overheid. Weg van dat dogma van steeds lagere lasten en kleinere publieke sector.
Dat is vooral belangrijk voor links, want alleen als je die overtuiging loslaat kun je er een andere filosofie tegenover zetten. Pas dan kun je als overheid weer echt dingen gaan veranderen en kun je daarmee kiezers weer overtuigen. Dat gebeurt echter alleen als we daadwerkelijk de werkgelegenheid laten groeien, in plaats van meebuigen met het neoliberale “echte banen komen uit de markt”.
Als alternatief moet links vernieuwend durven zijn. We zijn een beweging die de samenleving wil veranderen, die niet alleen maar wil behouden wat we al hebben. De oude arrangementen van de verzorgingsstaat werken soms immer nog best wel aardig, maar niet meer goed genoeg, en niet meer voor iedereen. Als je dat wilt veranderen moet je het lef hebben om met nieuwe concepten te komen, om nieuwe zekerheden te stellen tegenover oude.
Opnieuw geldt dat we niet slechts een linkse draai aan rechtse recepten moeten geven, maar dat we moeten komen met nieuwe, concrete oplossingen. Dat vraagt veel zelfvertrouwen en overtuigingskracht, want mensen weten wat ze hebben, maar niet wat ze ervoor terug krijgen.
Ten slotte moeten we die linkse stip op de horizon overtuigend kunnen koppelen aan de noden van het hier en nu. Dat betekent wars zijn van de rechtse “eigen schuld, dikke bult” retoriek. En ook solidariteit invullen op een eigentijdse manier: we moeten niet alleen solidair zijn met mensen die we al kennen, maar ook met hen die niet zo dichtbij ons staan en die we minder goed kennen. Met mensen die vanuit een andere culturele achtergrond evengoed hun bestaan hier op proberen te bouwen, dát is echte solidariteit. Ook met het echte “proletariaat”, omdat oude begrip maar eens uit de kast te halen, en dat zijn op dit moment onze illegalen.
Is er kans dat er zo een gedeelde linkse toekomstagenda ontstaat? Laten we hier op drie niveaus naar kijken:
- In abstracto. Op het niveau van waarden denk ik dat het kan. Ik heb onder andere als wethouder de afgelopen jaren al veel samengewerkt met de PvdA. Bijna altijd blijkt dat we elkaar op het gebied van waarden, moraliteit, goed kunnen vinden. Los van het ontbrekende groene aspect, kan ik mij in het Van waarde-project heel goed vinden.
- Programmatisch. Dat ligt ingewikkelder. Iedereen die zegt dat de verschillen klein zijn en we wel kunnen fuseren: forget it. Er is geen haar op mijn hoofd die daar aan denkt, want de verschillen zijn stevig. Daarom zal het programmatisch best lastig zijn, maar dat betekent wat mij betreft dat we daar juist in moeten investeren als we verder willen.
- Praktisch. Ook dat is niet gemakkelijk. Toen ik het hier met Bram van Ojik over had, zei hij dat we eerst maar eens moesten kijken of het misschien wat vaker lukt om in het parlement samen te werken. Soms lukt dat. Meer geld voor kinderopvang, bijvoorbeeld, of het schaliegasmoratorium. Maar “the proof of the pudding is in the eating.” Want praktische samenwerking wordt momenteel vaak gedwarsboomd door de spagaat waar de PvdA zich in bevindt. Wat dat betreft is de crisis van links vooral de crisis van de geloofwaardigheid van de PvdA, waarbij aan de ene kant opgeroepen wordt om samen tegen het grootkapitaal te strijden, maar waar aan de andere kant je eigen minister er niet in slaagt om een salarisverhoging van een ton bij de ABN-bankiers weg te houden.
Om samen te werken moeten we dus vooral investeren op programmatisch niveau. Daar liggen de kansen. En laten we wel wezen: dat kabinet valt toch. Zo heel lang duurt dat niet meer. Daarna komen er nog heel veel nieuwe rondes en nieuwe kansen met veel toekomst voor links. Laten we dan ook duurzaam in die kansen investeren. Dank u wel.
Deze speech werd op 24 april 2015 gehouden in de Balie te Amsterdam als onderdeel van het debat De Toekomst van Links. De hele bijeenkomst is hier in zijn geheel terug te zien.