Winnaar Gaia-essayprijs 2023

Het eerste dat me opvalt is de rust op straat. Ondanks de mensen die een praatje maken en genieten van de lentezon op het terras, lijkt in deze straten een vreemde kalmte op me neer te dalen. En dan begrijp ik het: er zijn hier nergens reclameborden voor allerlei producten of diensten die je beloven dat je gelukkiger, gezonder of mooier wordt. De publieke ruimte is van de mensen die hier leven, zij bepalen hoe deze wordt ingericht. Ik loop verder langs een laadplaats voor deelauto’s, een lokale meubelmaker en restaurantjes. Ik kom langs hoge kantoorgebouwen – althans, dat is hoe ik ze herken. Wat opvalt zijn de begroeide muren en daken en het gebrek aan een groot logo. Het zijn nu appartementen. Aan de onderkant zie ik mensen samenstromen voor een kop koffie in het lokale café. Daar spreek ik een vrouw aan. We bevinden ons in 2053. Ik ben naar de toekomst gereisd om te horen hoe de economie eruit zou kunnen zien.

Ik val meteen met de deur in huis en vraag haar of er hier helemaal geen bedrijven meer zijn. Op straat had ik immers weinig logo’s gezien.

groene flat
Foto: Vera Kratochvil. CC0

Ze lacht en zegt “Heerlijk hè? Maar nee hoor, integendeel, er is veel bedrijvigheid maar wél heel anders dan dertig jaar geleden. Tijdens de sociale en ecologische crises moesten we nadenken over andere manieren van samenleven. We moesten af van de vraag ‘Hoe kunnen we zo min mogelijk schade aan de wereld toebrengen?’ en die vervangen door ‘Hoe kunnen we de wereld mooier maken en ecosystemen herstellen?’ Grote, vaak multinationale ondernemingen kwamen met allerlei innovaties en oplossingen. Zij gingen het nu anders doen met positieve impact en groene banen. Het leek wel alsof we niet zonder ze konden. Toch besloten we op een andere manier verder te gaan. Maar goed ook, anders zouden we nooit bij de donuteconomie uitgekomen zijn.”

“Zeg je nu dat jullie geen rol zagen voor grote bedrijven?”, vraag ik.

“Zoals de invloedrijke econome Kate Raworth al stelde, is de veilige bewegingsruimte van onze economie begrensd door een ecologisch plafond. Hoewel we samen de grenzen nog moesten vaststellen, was het duidelijk dat we al flink over veilige ecologische grenzen heen waren gegaan. Zoals wetenschappers keer op keer aantoonden, kwamen we alsmaar dichter bij gevaarlijke opwarming, overleden steeds meer mensen als gevolg van klimaatverandering en ging de biodiversiteit drastisch achteruit. We gebruikten té veel grondstoffen, té veel energie en produceerden meer afval dan de aarde aankon. We begrepen: willen we hieruit komen, dan moeten we vooral veel minder produceren en consumeren.

Het bedrijfsmodel van multinationale ondernemingen was volledig gebaseerd op groei en de accumulatie van kapitaal; aandeelhouders verwachtten immers rendement. Dit vereiste productie op grote schaal, een toename in de verkoop van producten of diensten en dus ook een groter gebruik van grondstoffen en energie. Het vervoer van al deze producten over de hele wereld zou ook nog eens voor extra uitstoot van broeikasgassen zorgen. Je begrijpt dat we ons een dergelijke groei niet meer konden permitteren. We konden er ook niet zomaar op vertrouwen dat multinationale en andere bedrijven met een verdienmodel dat zich enkel richtte op winst – voor het gemak noem ik ze samen ‘grote bedrijven’— plots deel zouden uitmaken van de oplossing. Al decennialang won het winstbelang het van de maatschappij. Het was dus erg onwaarschijnlijk dat zij hun bedrijfsmodel revolutionair zouden veranderen en dat aandeelhouders krimp zouden gaan omarmen.”

Ik denk aan de wetgeving die we anno 2023 ontwikkelen om bedrijven te verplichten het anders te doen. Ik vraag haar wat daarmee is gebeurd.

“O, dat herinner ik me nog wel, bedrijven zouden verantwoordelijk gehouden worden voor sociale en ecologische misstanden in de hele bedrijfsketen. Een zeer belangrijke vorm van wetgeving, maar het was niet genoeg gezien de urgentie van de crises.

“ We hielden onszelf gevangen in een systeem waarbij we afhankelijk waren van de groei en winsten van grote bedrijven ”

Naast ecologische grenzen moesten we ook de sociale grenzen bewaken en garanderen dat de nieuwe economie en de weg ernaartoe rechtvaardig zouden zijn. Het verdienmodel van grote bedrijven, vaak gebouwd op uitbuiting en lage lonen, was juist zeer onrechtvaardig. Veel mensen waren voor hun inkomen afhankelijk van deze bedrijven. Wanneer de winst tegenviel kon het bedrijf op zoek gaan naar goedkopere manieren om te produceren, met alle sociale en ecologische gevolgen van dien. Of het besloot tot ontslag van een grote groep mensen. Zoals economisch antropoloog Jason Hickel ons al waarschuwde, hielden we onszelf gevangen in een systeem waarbij we afhankelijk waren van de groei en winsten van grote bedrijven.

Tegelijkertijd waren de structuren van grote bedrijven bewust ingewikkeld opgebouwd, zodat het heel moeilijk werd om te weten wat er zich bij iedere (onder)aannemer afspeelde. Journaliste en activiste Naomi Klein legde dit bijvoorbeeld al bloot in haar werk. Door de grootte en complexiteit van bedrijven werd het heel moeilijk om erop toe te zien dat alles goed in kaart werd gebracht. Het maatschappelijk middenveld zou dan eens te meer misstanden op moeten sporen en moeten controleren of bedrijven daadwerkelijk alles hadden uitgezocht of gerapporteerd. Die tijd en capaciteit was er niet.

Het punt is, door wetgeving over verantwoord ondernemen verplichtten we bedrijven weliswaar om minder schade toe te brengen, maar stelden we de wenselijkheid van deze bedrijven voor de maatschappij en het bedrijfsmodel nog steeds niet ter discussie.”

“Ik begrijp je zorgen hierover”, zeg ik, “maar ik weet ook dat in mijn tijd, in 2023, grote bedrijven duurzamer of zelfs circulair willen werken. Bood dat geen oplossing?”

“Producten moesten zeker circulair en duurzaam worden”, antwoordt ze, “maar we moesten waken voor het misverstand dat we via duurzaam consumeren binnen veilige sociale en ecologische grenzen konden blijven. Slechts een klein deel van het materiaal dat we gebruikten was namelijk ook echt te recyclen. Daarnaast bevonden we ons in een wereld waarin we vooral minder grondstoffen moesten exploiteren, verwerken en vervoeren. Het was dus geen optie om alle producten te vervangen door een circulair exemplaar of bijvoorbeeld alle fossiele auto’s te voorzien van een batterij. Met nieuwe ‘groene’ groeimodellen zouden we nog steeds de veilige ecologische bovengrens overschrijden. Het was duidelijk dat we ons dus moesten distantiëren van grote bedrijven en op zoek moesten gaan naar nieuwe manieren van bedrijfsvoering. Lokaal, regeneratief en democratischer.”

Democratischer? Wat bedoel je daarmee?”

“Zonder democratie konden we geen breed gedragen grenzen voor de economie bepalen. In een wereld waarin grondstoffen niet oneindig kunnen worden gebruikt, is het logisch dat we samen besluiten waarvoor we kostbare grondstoffen en energie inzetten.

“ Hoe kan het dat we het normaal vonden dat bedrijven geen verantwoording aflegden aan de samenleving? ”

Gek, om terug te denken aan een tijd waarin grote bedrijven zonder fatsoenlijke verantwoording konden produceren of gebruiken wat ze wilden. Ook als de samenleving niet op een product zat te wachten, creëerden bedrijven consumenten door middel van reclames die de psyche precies op het goede punt aan wisten te spreken. Kijk, dertig jaar geleden, in 2023 zoals jij nu zult ervaren, vroeg de maatschappij natuurlijk wel om oplossingen voor de grote uitdagingen in die tijd. Bedrijven speelden hierop in met allerlei groene innovaties om onze problemen op te lossen. Als de overheid met oplossingen voor diezelfde problemen kwam, werd hierover gedebatteerd en konden we over die ideeën stemmen. Logisch in een democratie, omdat iedere oplossing een grote impact kan hebben op de mensen in de samenleving. Maar! Zodra een groot bedrijf naar eigen inzicht oplossingen uitwerkte met eveneens een grote impact op de samenleving, legde het vaak nog steeds alleen verantwoording af aan aandeelhouders. Hoe kan het dat we het normaal vonden dat bedrijven die zoveel kostbare middelen uit de samenleving haalden – subsidies, belastingvoordelen, meenten als fysieke ruimte en water, maar ook kennis, creativiteit en fysieke capaciteit van mensen – hiervoor geen verantwoording aflegden aan diezelfde samenleving?

En het kon nog gekker. Grote bedrijven, met vermogens soms groter dan budgetten van landen, verwierven een grote politieke invloed. Ze kregen cruciale plekken toegewezen, zoals in adviesraden of innovatiebesturen en ze werden uitgenodigd door politici om beleid te bespreken. De belangen van bedrijven werden onder het mom van ‘polderen’ meegenomen alsof de bedrijfsbelangen op gelijke voet stonden met de belangen van de burgers (werkzaam voor diezelfde bedrijven!) die hun leefomgeving en toekomst zagen verslechteren.

Zoals groot denker Donella Meadows al zei in haar boek Thinking in Systems, is een van de belangrijkste plekken om een systeem te veranderen de plek waar de regels en wetten worden geschreven. Die plek moesten we ons toe-eigenen, zoals dat hoort in een democratie. Als burgers moesten we gezamenlijk de regels van het economische spel herschrijven en zo zouden we dus ook democratischere bedrijfsvoering gaan initiëren.”

“Hoe hebben jullie dat dan gedaan?”, vraag ik benieuwd.

“We gingen op zoek naar voorbeelden. Mensen als Marjorie Kelly, bekend van The Making of a Democratic Economy, hielpen ons om bestaande initiatieven te vinden. Om ervoor te zorgen dat het ook mogelijk werd om nieuwe initiatieven uit te werken, moesten bestaande obstakels weggenomen worden en wet- en regelgeving veranderd. De focus van politici verschoof van het schrijven van beleid om grote bedrijven in het gareel te houden naar het ontwikkelen van regelgeving die mensen hielp om democratische bedrijfsmodellen te ontwerpen, zoals coöperaties om duurzame energie lokaal op te wekken en te gebruiken zonder tussenkomst van een grote speler. Er werden advies- en innovatieraden ingesteld waar burgers zitting in namen, terwijl de raden waar voorheen bedrijven aanschoven werden ontbonden. Bestaande subsidies en (overheids)programma’s die het grotere bedrijfsleven ondersteunden om te verduurzamen kregen een andere bestemming.

“ Een bedrijf moet minstens zoveel teruggeven aan maatschappij en natuur als het neemt ”

Ook werden er democratische manieren bedacht om te besluiten welke ondernemingen welkom zijn in de maatschappij. Hier in de stad kregen we bijvoorbeeld burgerraden op stad- en wijkniveau die besluiten aan welke voorwaarden een bedrijf en haar product of dienst moet voldoen om zich te mogen vestigen. Het werd een belangrijk criterium dat een bedrijf via een regeneratief model minstens zoveel teruggeeft aan de maatschappij en natuur als het neemt. Daarnaast werd het belangrijk dat het bedrijf een verander-strategie heeft. Dat wil zeggen dat het bedrijf veerkrachtig is en, gebaseerd op democratische principes, een product of dienst kan aanpassen wanneer de samenleving of veranderingen in een ecosysteem hierom vragen. Als we bijvoorbeeld verzadigd zijn in bouwmaterialen, omdat onze woningen duurzaam zijn, lang mee kunnen en materialen hergebruikt worden, hoeven deze niet onnodig geproduceerd te worden.

Kortom, de overheid ondersteunde de ontwikkeling van nieuwe, democratischere bedrijfsmodellen. Bedrijven werden lokaal, kleinschaliger, kwamen in het bezit van werknemers en namen vaak de vorm aan van coöperaties, die ik eerder al noemde. Meenten kwamen in handen van burgers. Maar dit was geen eindstation. Er wordt nu, anno 2053, nog steeds geëxperimenteerd met verschillende modellen en oplossingen.”

“Nou, dat had ik niet voor mogelijk gehouden! Want in mijn tijd bezitten de grote bedrijven veel kennis en het kapitaal om vernieuwing te verwezenlijken...”

“Er bestond inderdaad een soort monopolie op de kennis en creativiteit van mensen. De denkkracht van veel mensen ging op aan het nastreven van bedrijfsdoelen. Grote bedrijven concurreerden kleine initiatieven weg die niet gericht waren op groei en lieten daarmee weinig ruimte om te experimenteren. En daarin schuilde een ander gevaar. Zoals Jane Jacobs ons in The Nature of Economies op het hart drukte, kunnen innovaties onvoorziene effecten hebben op de complexe ecosystemen waarin we leven. Het is daarom gevaarlijk om alles in te zetten op een handjevol oplossingen aangedragen door grote bedrijven.

We hebben juist heel veel verschillende ideeën nodig en moeten vooral mensen de ruimte geven om die te ontwikkelen en uit te proberen. Zodra je mensen de ruimte geeft om dat zelf te organiseren, wordt een economisch systeem ook weerbaarder. ‘Zelforganisatie’ heet dat principe, zoals Donella Meadows ons al had uitgelegd. Als een specifieke innovatie niet werkt, hebben we nog tal van andere opties om op terug te vallen. Daarbij komt dat hoe meer mogelijke oplossingen en initiatieven er voor handen zijn, des te sneller we ons kunnen aanpassen aan onverwachte problemen.

Hoe meer verschillende groepen mensen dus nadenken over creatieve oplossingen, des te groter is de kans dat er ook daadwerkelijk inclusieve en duurzame oplossingen bedacht worden. Daarom moedigden we overheden aan om dit voor vrijwel iedereen mogelijk en toegankelijk te maken en om substantiële middelen beschikbaar te stellen voor het creatieve proces en de experimenten die hieruit voortkwamen. Dit leidde ertoe dat er bijvoorbeeld kleinschalige oplossingen werden bedacht voor de lokale voedselvoorziening die we nooit voor mogelijk hadden gehouden.

Een economie die wil gedijen moet veerkrachtig zijn, in de woorden van Kate Raworth. Hoe konden we dat beter regelen dan door mensen de ruimte te geven om te experimenteren en nieuwe ideeën te ontwikkelen voor wat de economie op dat moment vereist? We hebben dus instituties en beleid ontwikkeld die dit mogelijk maken en bestaande obstakels weggenomen…

Oh..., sorry, het is al laat, ik moet zo gaan.

We kregen er in elk geval veel moois voor terug. Mensen begonnen weer te geloven dat ze zich een andere toekomst voor konden stellen en dat die maakbaar was. We werken nu met elkaar aan een nieuw verhaal, de sterkste manier om een systeem te veranderen. 

Zie ik je nog eens om verder te praten?”

“Heel graag”, zeg ik en ik haast me terug naar mijn eigen tijd. 

Graag wil ik deze toekomstvisie gaan verspreiden. Het is tijd voor een fundamenteel ander economisch beleid, dat ruimte biedt aan mensen om te experimenteren en creatieve toekomstvisies te ontwikkelen. Alleen dan wordt de economie democratisch, duurzaam en rechtvaardig.

Teaser-banner-essaywedstrijd-Raworth

 

 

Met dit essay won Jolijn Hooghwinkel de Gaia-essaywedstrijd 2023. Het essay is tevens gepubliceerd in tijdschrift de Helling.