Schrijvers voorzet beginselprogramma

  • Noortje Thijssen, directeur Wetenschappelijk Bureau GroenLinks (WBGL) en Eerste Kamerlid GroenLinks-PvdA
  • Annemarieke Nierop, directeur a.i. Wiardi Beckman Stichting (WBS)
  • Hans Rodenburg, onderzoeker WBGL
  • Arjan Reurink, onderzoeker WBS
  • (niet aanwezig bij het gesprek) Yourik Malet, strategisch adviseur PvdA

In juni publiceerden jullie Tijd voor solidariteit, een aanzet voor een beginselprogramma van de nieuwe partij. Waarom moest dit stuk er komen?

Noortje Thijssen: “Nadat links historisch verloor bij de vorige verkiezingen, en de PVV historisch won, zette dat natuurlijk aan tot denken. We hadden een knalrood en knalgroen programma, met de beste doorrekening. Hoe kun je daarmee nou niet de verkiezingen winnen? Onze conclusie was: we hebben 90 pagina’s aan beleidsvoorstellen, maar welk overkoepelend verhaal hangt daar nou precies boven? Wat is de kern van ons verhaal? Vanuit de wetenschappelijke bureaus zijn we daarnaar op zoek gegaan, wat uitmondde in het project Beginselen. Daarnaast was er ook de wens van de partijbesturen. Er was een motie aangenomen op een van de congressen om naar nieuwe gedeelde inhoud te zoeken. Dus dat kwam mooi samen. Die opdracht hebben we als wetenschappelijke bureaus zelfstandig uitgevoerd.”

Is die vrijheid er dan ook echt, om dat zelfstandig te doen?

Annemarieke Nierop: “We konden er altijd voor kiezen dat we onze namen er niet onder zetten als we er niet tevreden mee waren, dat is je onafhankelijkheid als wetenschappelijk bureau: je hoeft niets te doen waar je niet achter staat."

Hans Rodenburg.
Hans Rodenburg. Foto door Harrie van Veen.

Hans Rodenburg: “Het is ook niet zo dat we dit in een achterkamertje bij elkaar hebben zitten schrijven: het was een enorm project het afgelopen jaar, waarbij we op allerlei manieren input hebben opgehaald. Via ledengesprekken door het land bijvoorbeeld, maar ook gesprekken met niet-leden, over de vraag: wat moeten nou de kernwaarden worden? Wat voel je daarbij? Daar kwam een opvallend gelijksoortig beeld uit. Dus we zijn zeker onafhankelijk, maar het is wel allemaal gestoeld op de signalen die we vanuit de maatschappij kregen, over waar behoefte aan was. Naast de gesprekken, die we onder begeleiding deden, was er ook een ideeënwedstrijd waar mensen voor konden inzenden. Dat leverde ruim 300 essays op, en tien ‘winnaars’ die we gebundeld hebben; sommige van hun zinnen en perspectieven zijn letterlijk teruggekomen in de uiteindelijke tekst. En er waren ledenberaden, waar mensen meelazen op de tekst die we al hadden. Dat vond ik heel waardevol, die feedback maakte me scherper op de formuleringen.”

Hoe is al die informatie vervolgens gefilterd in de uiteindelijke tekst? Wat was de inrichting van dat proces? 

Arjan Reurink: “Je haalt als een spons heel veel informatie op, maar gelukkig waren dat geen dingen die ons compleet verrasten. We lopen allemaal al een aantal jaren rond binnen de partij, dus je hoort natuurlijk vergelijkbare boodschappen al langer. In die zin begin je niet bij nul. Bij de ledengesprekken was het vooral aftasten of we op de goede lijn zaten. Hoe denken mensen over een waarde als solidariteit? Hoe praten ze daarover? In zekere zin was er al veel bij elkaar gebracht voordat we daadwerkelijk begonnen.”

Was het verschil groot tussen wat je terugkreeg van leden en niet-leden? 

Hans: “Nee, dat is me niet opgevallen. Wat ik wel grappig vond, is dat we zelf al aan het denken waren richting het bouwen van collectieven en het uit elkaar splitsen van de marktwerking. Vanuit de gesprekken kregen we veel terug dat mensen de solidariteit misten, het gemeenschapsgevoel. Iedereen geeft daar zijn of haar eigen woorden aan, maar dat bleef maar ter sprake komen. Dus dat klikte mooi in elkaar, bij leden en niet-leden.”

Dat klinkt alsof het stuk bijna zichzelf schreef.

Hans: “Nou, dat is nu ook weer niet het geval.”

Annemarieke: “We hebben in het begin geëxperimenteerd met hoe we dit moesten aanpakken. Ik kwam er in december bij (toen Tim ‘S Jongers vertrok als directeur van de WBS, red.), toen er al een ronde was geweest. We schreven ieder een stuk en gaven dat dan door voor feedback: je moet toch met vijf mensen op één lijn zien te komen. Zo leerden we elkaar ook beter kennen. Er was een behoorlijke aanlooptijd, waar nog geen resultaat uitkwam. Die tijd hadden we eerst nodig om te voelen waar de verschillen zitten, wat voor stijl het moest zijn; op dezelfde lijn te komen.”

Was het vooraf duidelijk wat de vorm van de publicatie moest zijn?

Noortje: “Er waren een paar randvoorwaarden: een goed te begrijpen stuk van ongeveer 15 pagina’s. Maar dan komt het: voor wie moet het te begrijpen zijn? Schrijf je het voor geïnteresseerde leden met voorkennis, of voor algemene burgers? We wilden in ieder geval geen hoogdravende intellectuele tekst vol politieke theorie.”

Voelt het nu ook alsof jullie al één zijn?

Arjan: “De bureaus nog niet, maar wat betreft dit stuk heb ik wel echt het gevoel dat we het samen hebben gemaakt. Er is geen sprake van ‘dit is een GroenLinks-zin’ of ‘dit wilde de PvdA er alleen in.’”

Noortje: “We hebben bewust besloten: we zijn met z’n vijven en gaan op basis van gelijkwaardigheid schrijven. Er was ook geen inhoudelijk voorzitter, alleen een technisch voorzitter die bijvoorbeeld de tijd bewaakte. Er is altijd gezegd: je moet niet getrouwd raken met je eigen stukken. Dus dat vergt voortdurend je eigen darlings killen en met elkaar in gesprek gaan. Daardoor duurde het langer dan normaliter met een dergelijk ideologisch stuk, waarbij je met een of twee schrijvers werkt onder een commissie. Maar het is nu wél van ons allemaal.”

Is het in die zin ook exemplarisch voor hoe de twee partijen samengaan? Als in: de samenwerking voor dit stuk moest goed werken, want anders wordt het samenvoegen tot één partij ingewikkeld?

Arjan: “Voor mij was het soms ook best een worsteling, met af en toe frustraties en getouwtrek. Lokale afdelingen die gaan samenwerken zitten in een andere situatie, zij hoeven geen ideologisch stuk te schrijven dat de identiteit van een nieuwe partij probeert te vatten. Dus ik kan me voorstellen dat het in de dagelijkse politiek gemakkelijker gaat. Voor ons voelde dat geworstel als essentieel, om tot het resultaat te komen. Je moet alles uitspreken en doordenken. Waarom wil de ander iets er per se niet in? Door dat van elkaar te begrijpen, kom je tot een optie waar iedereen zich goed bij voelt.”

Een pittige opdracht om jezelf te geven, de ideologie van een nieuwe partij bepalen.

Annemarieke: “Ik was eerlijk gezegd lang onzeker of het zou lukken en ben degene die het langst heeft getwijfeld. Nu sta ik er 100 procent achter hoor, maar het heeft wel even geduurd voordat ik dat kon zeggen.” 

Arjan: “Zelf zie ik het ook eerder als het vangen van de ideologie, niet het bepalen daarvan. Op zich waren we het snel eens over waar we samen voor staan, maar door de ambitie te stellen van een identiteit benoemen, komt er een hele dimensie bij.” 

Hans: “Ik denk dat het zoekende ook kenmerkend is voor het links van de afgelopen jaren. We zijn heel goed in de analyse, kijk alleen maar naar de hoeveelheid stukken en boeken die al zijn geschreven over het neoliberalisme, de marktwerking en de individualisering. Maar wat nou precies ons antwoord daarop kenmerkt, wat de kern is van onze identiteit als beweging om dat neoliberalisme te keren, dat is gewoon zoeken. Ook hoe je het zo formuleert dat het mensen aanspreekt. Je probeert samen woorden te vinden en dan zegt iemand ‘veel te weeïg’ of ‘te activistisch’ of ‘dit spreekt mensen uit de werkende klasse totaal niet aan.’ Die discussies hebben we echt heel veel gevoerd.”

Waren er dan ook bepaalde struikelblokken die steeds terugkwamen?

Noortje: “Het zit hem grotendeels in taal. We hadden het bijvoorbeeld regelmatig over hoe we een ziel kregen in het stuk. Je kunt een bepaald gevoel aanboren met een tekst, maar als wetenschappelijke bureaus zijn we altijd erg met het hoofd bezig. Dus: hoe zorg je dat mensen er daadwerkelijk iets bij vóélen? De een doet dat met metaforen, de ander vindt dat te veel spiegeltjes en kraaltjes. Een andere discussie die regelmatig terugkwam is: waardoor zitten we in de shit? Komt dat door een mentaliteit in de samenleving, een cultuur, waar we dus allemaal in meer of mindere mate schuldig aan zijn? Of is het meer een machtsvraagstuk, met een paar mensen en organisaties die er heel goed in zijn geslaagd om hun belangen te verdedigen ten koste van anderen. GroenLinksers hebben meer de neiging om naar die machtsvragen te kijken, PvdA’ers kijken eerder naar de mentaliteit. En uiteindelijk zit het er allebei in, want het is natuurlijk allebei waar.”

Arjan: “Ik herken wel wat je zegt, dat GroenLinksers sneller die macht zullen aanwijzen en benoemen, in de vorm van de 1 procent. Maar dat PvdA'ers dat niet doen, daar ben ik niet helemaal mee eens. Wij geven er alleen een andere taal aan. Op zich is die kapitalisme-kritiek de oorsprong waar de PvdA vandaan komt. Ik zit zelf ook erg op die lijn. Die bestuurdersmentaliteit van ‘het overkomt ons en we gaan geen schuldigen aanwijzen’ heeft de PvdA volgens mij inmiddels wel achter zich gelaten.”

Je hebt het nog over ‘ons’; wat voelen jullie er persoonlijk bij dat je straks niet meer zegt dat je lid bent van PvdA óf GroenLinks?

Hans: “Ik word er wel een beetje weemoedig van.”

Annemarieke: “Het gaat veel meer om de persoon dan de kleur voor mij. Ik kan net zo goed met iemand van de PvdA verschillen als met een GroenLinkser. Er zijn grote verschillen, maar die zijn er ook bínnen de partij. Dus ik zie het eigenlijk niet zo, wat betreft die bloedgroepen.”

Annemarieke Nierop.
Annemarieke Nierop. Foto door Harrie van Veen.

Denken jullie dat het voor de leden ook zo voelt?

Arjan: “Eerlijk gezegd denk ik dat het bij de overgrote meerderheid van de leden veel minder leeft dan bij ons. Wij zijn er elke dag mee bezig. Ik ben bijvoorbeeld best gehecht aan de sociaaldemocratische geschiedenis die hier in de boekenkast staat, maar een gemiddeld lid is daar amper mee bezig. Natuurlijk zijn er in beide partijen clubjes waarvoor dat anders is. Maar de grote stille meerderheid zou het moeilijk vinden om te benoemen wat de verschillen tussen ons zijn.”

Annemarieke: “Al zit er wél veel nostalgie. Het familiegevoel zit meer bij de PvdA dan bij GroenLinks, omdat dat al een visiepartij is. Bij ons is het lidmaatschap vaak generaties lang doorgegeven. Dan hebben ze het speldje nog dat oma kreeg toen ze vijftig jaar lid was.”

Arjan: “Vergeet niet dat 90 procent van de leden helemaal niet op die manier lid is. Die gaan nooit naar een congres.”

Waren er verschillen in de reacties op het stuk, vanuit beide partijen?

Noortje: “We hebben het curatorium van de WBS en de raad van advies van WBGL, waar ook wetenschappers in zitten, om feedback gevraagd. En uiteindelijk natuurlijk ook de fracties in de Eerste en Tweede Kamer en het Europees Parlement, de partijbesturen. De verschillen die er zijn binnen de partijen, die zijn er ook tussen de partijen. In de Eerste Kamer hebben we nog nooit een discussie beslecht op basis van groen versus rood. Echt nooit.”

Hoe zit het met de thema’s die aan bod komen in de kernbeginselen, zoals solidariteit? Lagen die meteen vast als raamwerk?

Annemarieke: “Die thema's hadden we vrij snel, alleen hebben we er lang over gedaan om ze ook daadwerkelijk in te vullen.”

Noortje: “Het zou ook gek zijn om opeens met heel andere waarden en idealen te komen dan waar we al jaren voor staan. GroenLinks is er sinds 1989, met voorlopers tot in de jaren zestig. En de sociaaldemocratie heeft haar wortels in de Franse Revolutie. Vanaf de industriële revolutie werd het duurzame thema steeds belangrijker, beginnend met gezondheid en een focus op milieu vanaf de jaren zeventig. Met dat in het achterhoofd is het heel logisch dat je vrijheid, gelijkheid, broederschap en duurzaamheid als kernthema’s hebt. Een tijdje was er sprake van een vijfde thema, democratie. Maar het mooie van deze waarden is dat ze een duidelijke samenhang hebben en elkaar versterken. Er is bijvoorbeeld geen duurzaamheid zonder solidariteit. In de slotfase hebben we dan ook uitgesproken: drie idealen staan centraal en solidariteit is wat ze met elkaar verbindt.”

Wat maakt solidariteit juist nu zo belangrijk?

Arjan: “Hoe we samenleven, en dat je daar samen beslissingen over neemt, is essentieel. Dat we die solidariteit op dit moment niet voelen heeft met het verlies van de collectiviteit en het naar elkaar omkijken te maken. We komen uit een halve eeuw waarin de individualisering heel erg is toegenomen en het liberalisme wat is doorgeslagen. Die knop moet om. Solidariteit is als het ware de kern van onze politiek. In ieder geval de politiek die we de komende twintig jaar willen voeren. Misschien dat we daarna zeggen: joh, we zijn zo doorgeslagen in dat collectivisme, we moeten weer vrijheid voorop gaan zetten.Zoals na de Tweede Wereldoorlog het geval was.”

Hans: “Wat solidariteit onderscheidt van die andere waarden, is dat het zowel doel als middel is. Ook in het denken na WOII werd solidariteit al gezien als het belangrijkste instrument om vrijheid te bereiken. Daarin onderscheiden wij ons heel erg van liberale partijen die vrijheid als het instrument zien om tot andere waarden te komen.”

Annemarieke: “Wat wel een misverstand is dat ik hoor als reactie op het stuk is dat gedacht wordt dat we overal maar solidariteit moeten zeggen, zogenaamd een ouderwets woord. Je moet niet de hele tijd solidariteit zeggen, je moet het dóén. Die gezonde planeet bereik je niet door de hele tijd ‘solidariteit’ te roepen, maar door de maatregelen die nodig zijn op een solidaire manier in te vullen.”

Noortje: “Veel mensen relateren solidariteit aan gelijkheid. We zijn niet allemaal gelijk, dus als jij wat meer hebt, dan geef jij iets van jezelf aan een ander. Maar dat is te eenzijdig. Wij hebben niet gelijkheid, maar gelijkwáárdigheid centraal staan. Dat gaat veel meer over lotsverbondenheid. Dus als het met jou goed gaat, gaat het ook met mij goed. Het gaat dus veel meer over samen sterk staan. Want niks is zo vervelend als afhankelijk zijn van de kruimels die je naar je toegeworpen krijgt.”

Dus het is eerder ongelijkheid bestrijden dan oneerlijkheid?

Noortje: “Ik zou zeggen: hoe kom je tot gelijkwaardigheid? Hoe zorgen we bijvoorbeeld in het onderwijs voor gelijkwaardigheid tussen universitair opgeleiden en praktisch opgeleiden? En dat is dus iets anders dan goed gaan zorgen voor elkaar, van de sterkste schouders dragen de zwaarste lasten.”

Annemarieke: “En dat is ook iets anders dan zeggen dat praktisch geschoolden gelijk zijn aan universitair geschoolden.  Zorg liever dat je bij een mbo fantastische docenten hebt die goed betaald worden, zodat ze daar jarenlang zitten in plaats van in een soort uitbuikconstructie.”

Als je aan andere politieke partijen gaat vragen of ze solidariteit belangrijk vinden, zeggen ze waarschijnlijk allemaal ja. Waarin verschilt het met deze partij?

Hans: “Als je het beginselprogramma van de VVD leest, komt daar een mensbeeld uit naar voren dat hamert op vrij zijn van betutteling en doen waar je zin in hebt. Ons denken gaat ervan uit dat we als mensen groepsdieren zijn: we worden alleen gelukkig in verbinding met anderen, als we het gevoel hebben dat we worden gezien, gehoord en gewaardeerd. In de huidige samenleving worden we aan alle kanten aangezet om zelfredzaam te zijn als een doel en vooral voor jezelf te kiezen. De solidariteit moet weer centraal komen te staan.”

Annemarieke: “Een kritiekpunt wat ik ook hoorde op onze kerntekst is dat we vrijheid laten ondersneeuwen. Maar dan heb je die tekst niet goed gelezen. Vrijheid is wel degelijk belangrijk, maar wél in gelijkwaardigheid. Dus geen vrijheid voor een paar mensen, maar voor iedereen.”

Noortje Thijssen en Rania Ali.
Noortje Thijssen en interviewer Rania Ali. Foto door Harrie van Veen.

In het artikel staat dat solidariteit niet stopt bij de landsgrens. Is dit te rijmen met de huidige koers, waarin er realistisch over migratie gedacht moet worden?

Noortje: “We schrijven dat er ook internationale solidariteit moet zijn. Iedereen die op de vlucht is, is hier welkom. Tegelijkertijd moeten de procedures beter en eerlijker, want nu word je aan je lot overgelaten doordat het hele opvangsysteem in crisis is. Dus je moet sneller weten waar je aan toe bent. Als je kan blijven moet je meedoen in de samenleving en als je niet kan blijven, ja, dan moet je terug.”

Annemarieke: “Internationale solidariteit gaat ook gewoon over handelsverdragen en zo. Dus je kunt alles wel toespitsen op migratie, maar het betekent ook gewoon eerlijke economische verhoudingen.”

Noortje: “Vergeet ook de grondoorzaken niet. Als jij de klimaatcrisis niet serieus neemt, dan krijg je meer migratie. Als jij ervoor zorgt dat het oneerlijk in de wereld is, dan is er meer honger. Als er leiders zijn die de overstap maken van democratie naar autocratie, dan heb je oorlog. Dit beginselprogramma is iets anders dan een verkiezingsprogramma, we zitten nu op een hoger abstractieniveau.”

Hans: “Je ziet nu ook veel mensen naar Europa migreren, omdat het economische systeem wereldwijd fundamenteel oneerlijk is. Het kolonialisme werkt nog steeds door. Met een vraag als ‘hoe gaan we om met migranten?’ ga je uiteindelijk niet de problemen oplossen die daaraan ten grondslag liggen.”

Is dat wat ontbreekt in de huidige politieke situatie?

Hans: “Absoluut. Als je ziet hoe er in media en politiek over migratie wordt gepraat… Het gaat alleen maar over opvang en vrijwel nooit over de oorzaak, waaróm mensen hiernaartoe komen.”

In het beginselprogramma staat ook een formulering over ‘gevaarlijke kantelpunten in het klimaat voorkomen’. Dat kwam op mij wat naïef over.

Annemarieke: “Je bedoelt dat we zouden moeten zeggen: het heeft geen zin meer, laat maar zitten.”

Nee, eerder: mooie gedachten, maar is het haalbaar?

Annemarieke: “Als we er met z'n allen voor gaan staan, is het een kwestie van massa maken. Dan ben ik er echt van overtuigd dat het kan. Het moeilijke is: hoe maak je die massa en laat je de meerderheid zien dat dit voor iedereen het beste leven oplevert? Natuurlijk is het ambitieus. Ik heb ook wel gedacht: geloof ik dat het kan? Maar het moet wel, die urgentie staat los van politieke partijen. We kunnen niet anders.”

Noortje: “We proberen een soort paradigmashift op gang te brengen. De neoliberale snelweg waar we al zo lang op voortdenderen heeft de shit gebracht waar we nu in zitten. Dat legt wel een voedingsbodem voor verandering. Want iedereen ziet: we knallen tegen de vangrail aan. Extreemrechts denkt het antwoord te hebben, met nativisme, zondebokpolitiek en eigen volk eerst. Wij zien dat anders. Welke ideologische bril zet je op? Zie je mensen als klanten, individuen, consumenten en concurrenten? Of ga je uit van gelijkwaardigheid? Wij doen een voorstel voor die paradigmashift. En het is dan aan de hele linkse politiek, dus niet alleen maar politici maar iedereen die hierin gelooft, om dit voor elkaar te krijgen. Sociale groepen zoals de klimaatbeweging en de antiracismebeweging spelen hier een hele belangrijke rol in, want die bepalen ook hoe de opinie wordt gevormd. Maar ook vakbonden en media zijn essentieel.”

Waarin zit de weerstand van sommige mensen hierbij?

Arjan: “Angst, en het gevoel dat ze iets zijn kwijtgeraakt.”

Noortje: “En het systeem. Ons wordt verteld: een beter klimaat begint bij jezelf. Je moet gewoon wat korter gaan douchen en mag geen vlees meer eten. Bij collectieve problemen worden individuele oplossingen gevonden. Er klopt een oorlog bij ons op de deur, en wat doet het kabinet? Adviseren dat we noodpakketten moeten inslaan. Nul notie over samenredzaamheid, maar mensen tot individu reduceren.”

Arjan: “Verschillende groepen leven enorm langs elkaar heen, in een eigen bubbel. Een voorbeeld daarvan zijn de studenten van de Universiteit van Amsterdam, waar ik lesgeef aan een soort honors college. Dat zijn zogenaamd de beste studenten, die extra goed onderwijs krijgen met meer contacturen. Als ik ze in de laatste werkgroep confronteer met hun bevoorrechte positie, zie ik dat er heel veel hints nodig zijn voordat ze doorhebben dat ze zich in een eliteclubje bevinden. Als het kwartje eindelijk valt, zie je hun wereldbeeld wankelen. Natuurlijk hebben ze er hard voor gewerkt, maar je verliest iets op het moment dat ze alleen nog maar mensen als zichzelf om zich heen zien.”

Hans: “We bevinden ons nu op een grensvlak. Men ziet steeds duidelijker dat ons systeem draait op uitbuiting van mensen en natuur, en dat dit aan het afbrokkelen is. Maar een vervangend systeem is er nog niet. Belanghebbenden proberen halsstarrig het beeld in stand te houden dat het allemaal wel weer goedkomt.”

Noortje: “Het valt mij op dat ook binnen de partijen mensen zitten die zich ongemakkelijk voelen bij onze klasseanalyse. Daarin benoemen we verschillende groepen mensen die elkaar moeilijk meer treffen, omdat ze in die bubbels leven: de 1 procent superrijken, de bevoorrechten – dat is de groep waar Arjan het over had en waar ook veel GroenLinksers en PvdA'ers tussen zitten –, de dragers van de samenleving en de overlevers. Politici zien zichzelf graag als de middenklasse, maar iederéén ziet zichzelf graag als middenklasse. De overlevers net zo goed. De bevoorrechten willen vooral heel gewoon zijn, met hun twee inkomens, hoogopgeleid, in een mooie jarendertigwoning in Haarlem. En dat creëert ongemak. Omdat je dus ook tegen hen zegt: je hebt privileges. Dit is de groep mensen die ook lang zei: ‘Ik zie geen kleur.’ Maar door de strijd van zwarte mensen hebben ze door dat dit onzin is. Als jij je eigen privileges als wit persoon niet wilt zien, help je iemand die zwart is daar absoluut niet mee. Hier is gelukkig veel in verbeterd. Dezelfde verschuiving proberen we nu met klasse voor elkaar te krijgen. Erken dat je privileges hebt, anders doe je de overlevers in de samenleving gewoon tekort.”

Annemarieke: “Maar zonder ze te willen aanvallen. We zijn er voor al die groepen, voor zover ze zich willen inzetten voor het geheel.”

Hans: “De Duitse partij Die Linke had de afgelopen campagne een hele mooie poster waarin die kern stond samengevat: ben je solidair of ben je een klootzak?”

Hoe willen jullie tot die sociale meerderheid komen?

Noortje: “Allereerst is er een linkse meerderheid, gelukkig. Als je kijkt naar kiezersonderzoek zie je dat op economische kwesties, dus herverdelingskwesties, sociaaleconomische kwesties. Alleen wordt die meerderheid niet geactiveerd, zolang we in sociaal-culturele debatten zitten. Als de politieke strijd gaat over een culturele kwestie, dan verlies je omdat er ook een sociaal-culturele meerderheid is in Nederland die niet helemaal aan onze kant staat. Dus ik denk dat het aan ons is om de sociaaleconomische strijd weer groot te maken en die meerderheid te activeren om dus ook naar de stembus te gaan voor sociale rechtvaardigheid.”

Arjan: “Er is een café in Amsterdam waar ik kom en waar veel bezoekers op het oog niet tot die sociale meerderheid behoren. Veel PVV-stemmers, veel racisme en egoïsme. Tegelijkertijd zie ik daar regelmatig veel onderlinge solidariteit, als er bijvoorbeeld een oudere buurtbewoner een lift nodig heeft met de auto. De solidariteit die in heel veel mensen wel zit, is vaak slapende. De sleutel is om die te activeren.”

Hans: “Een mooi voorbeeld vind ik ook de campagne van Zohran Mamdani voor het burgemeesterschap van New York. Keihard op de sociaaleconomische thema's, maar wel de hele tijd het racisme en de uitsluiting benoemen. We moeten die sociaal-culturele zaken niet proberen te blussen of weg te stoppen, want dan komen we er ook niet.”

Arjan Reurink.
Arjan Reurink. Foto door Harrie van Veen.

Het stapsgewijze model van antikapitalisme, is daar voldoende tijd voor? Of is daar stevig activisme voor nodig?

Arjan: “Wat mij betreft kunnen hervormingen heel radicaal zijn. En revolutie kan pas plaatsvinden als we de coalitie eromheen hebben weten te bouwen. Ik zie gewoon niet gebeuren dat we op korte termijn iedereen meekrijgen in een totale omslag van het systeem. Hoe sneller, hoe beter; zeker als het over klimaatvraagstukken gaat. Maar juist om dat voor elkaar te krijgen, moeten we mensen mee zien te nemen in ons verhaal.”

Annemarieke: “En juist als je heel veel mensen mee wilt krijgen, kun je niet zo radicaal zijn. Want er is ook angst bij mensen die denken wat te verliezen, en dat waarschijnlijk ook zullen doen omdat het niet anders kan.”

Arjan: “Het alternatief is een verlichte dictator, die het systeem wél in een keer radicaal om kan klappen. Dat lijkt me alleen niet erg waarschijnlijk, of wenselijk.”

Noortje: “We kiezen ook bewust voor democratisering, en dat is echt iets anders dan wat we de afgelopen veertig jaar hebben gehad. Er was een democratische samenleving, maar die pakte voor sommige groepen beter uit dan dan voor andere groepen. Mensen moeten meer zeggenschap krijgen over hoe hun eigen leven, maar ook hun hele leefomgeving, wordt ingericht. Mensen maken zelfstandig overigens klimaatvriendelijkere keuzes dan wanneer je het overlaat aan de economische elite. Voor de fossiele industrie wordt momenteel héél goed gezorgd.”

Als je rode en groene politiek samenvoegt, hebben we het dan over groene sociaaldemocratie?

(Iedereen protesteert)

Hans: “Ik zie mezelf echt niet als sociaaldemocraat.”

Annemarieke: “Ik wel natuurlijk, een groene sociaaldemocraat klinkt alsof je het hebt over iemand die misselijk is. Dat vind ik een verkeerde term.”

Jesse Klaver gebruikt hem wel.

Arjan: “Mensen proberen er een naam aan te geven, wat ik snap. Er is geen officieel besluit over genomen, dan is dat onvermijdelijk.”

Annemarieke: “Een nieuwe partij wil niet zeggen dat de sociaaldemocratie of het ecologisme ophoudt. Het denken daarover, en dat mensen zich ermee verbonden voelen, blijft gewoon bestaan. Moet je daar dan een nieuw label op gaan plakken?”

Hans: “Wat we proberen te doen en volgens mij de essentie van deze fusie is: je ziet in het politieke landschap dat steeds meer partijtjes zich richten op één type mens. Zij willen het dan volledig eens zijn met die partij. En zodra het ook maar een beetje afwijkt zeggen ze hun lidmaatschap op of wordt er weer een nieuwe partij opgericht. Wij willen een big tent bouwen waarin meerdere stromingen zich thuis voelen. Ik ben zelf een socialist, een anarchist, zoiets. En ik voel me ook thuis binnen deze nieuwe beweging. De poging om daar de groene sociaaldemocratie van te maken… ik herken me er in ieder geval niet in. Hopelijk blijven we elkaar met verschillende gedachtegoeden nog steeds af en toe de tent uitvechten in discussies, terwijl we elkaar óók vasthouden.”

Had een conclusie van dit kernwaardenproject ook kunnen zijn: er zijn onvoldoende gedeelde waarden, dus we gaan niét samen?

Noortje: “Voor mij doen machtsargumenten er niet toe, want die zijn tijdelijk. Ik vind het vooral interessant om te kijken wat je elkaar ideologisch en programmatisch te bieden hebt. Toen we ooit aan dit avontuur begonnen, was er veel angst bij beide partijen. Krijg je ideologische verwatering als je de twee kleuren samenvoegt? Of wordt het juist een sterker verhaal? Want een energietransitie gaat nooit werken als ze niet sociaal is. En andersom heb je herverdeling nodig om een duurzame agenda te realiseren. Vervolgens constateerden we: het is zoveel meer dan alleen maar sociale en groene politiek bij elkaar voegen. Dus daarom was dat nieuwe ideologische verhaal zo belangrijk. En als je dan kijkt naar welk -isme je erop plakt, dan heb je altijd een winnaar of verliezer. Want bij ‘groene sociaaldemocratie’ voelt het voor mij alsof we de groene bijzettafel zijn van de andere beweging. ‘Democratische socialisten’ hoor je veel, net als ‘eco-socialisten’. Of ‘collectivisme’, wat ik zelf een interessante gedachte vindt. Maar als je kijkt naar de geschiedenis, politiek gezien maar ook zeker cultureel, wordt een label niet bedacht door de mensen die ermee bezig zijn. Dat volgt later. De mensen die in de Mont Pèlerin Society bezig waren met hun agenda uitrollen, hebben echt geen discussie gehad over of ze zichzelf de neoliberalen moesten gaan noemen; zo werkt dat niet.”

Wat is de volgende stap, na het publiceren van deze kernwaarden? Hoe hebben jullie de eerste reacties ervaren?

Annemarieke: “We hebben veel reacties gekregen, de volgende stap is deze naast elkaar leggen en bestuderen.”

Noortje: “Soms was de feedback heel simpel. Zo hebben we het in de tekst over opvang in eigen land, wat je kunt opvatten als ‘in de regio van afkomst’, terwijl we natuurlijk in Nederland zelf bedoelden. Dan ben ik echt heel blij dat je zoveel meelezers hebt die hier scherp op zijn. Maar het was ook fundamenteler dan dat.”

Hans: “Ik had me echt schrap gezet en dacht dat iedereen over ons heen zou vallen, maar we kregen vooral veel positieve reacties. Dat verbaasde me eigenlijk wel. Natuurlijk staan we er zelf achter, maar ik had gedacht en eerlijk gezegd ook gehoopt dat er veel meer kritische noten zouden komen.”

Noortje: “Als we alles bij elkaar hebben verzameld gaan we weer met partijleden in bespreking en de samenleving in voor verdere gesprekken. Dan wordt het opengesteld voor de amendementenprocedure, waarin leden officieel met wijzigingsvoorstellen kunnen komen. Vervolgens gaat het gelote ledenberaad daarmee aan de slag. Vervolgens kunnen leden stemmen en dan wordt het tijdens het oprichtingscongres in juni volgend jaar ‘meegenomen in het mandje’. Een proces van de lange adem dus, maar dat is helemaal niet erg bij zoiets belangrijks.”