‘De mens denkt’, zo schreef Francis Bacon vierhonderd jaar geleden al, ‘dat ons verstand de woorden de baas is, terwijl het in feite de woorden zijn die ons begrip bepalen.’ Anderen hebben ons sindsdien in andere termen voor hetzelfde gewaarschuwd: laat woorden – en de beelden die ze bij ons oproepen – niet met ons begrip aan de haal gaan! Het is daarom goed om concepten kritisch te wegen: waar komen ze vandaan? Wat drukken ze mogelijk onbedoeld uit? Wat sluiten ze in en wat uit? Wat winnen en wat verliezen we aan begrip als we ze voor van alles en nog wat gaan gebruiken?
Veerkracht – vertaling van het Engelse resilience – is zo’n term die anno nu ‘overal’ begint rond te zingen. Dirk Holemans breekt in deze Helling een lans voor ‘veerkracht’ als strijdkreet of model voor groene en linkse politiek. Jef Peeters zet dat betoog kracht bij. Maar in de tussentijd is resilience al op verschillende domeinen ‘hip’ geworden. Je vindt het in de politiek, het recht, de organisatietheorie, de psychologie, het onderwijs, het buurtwerk enzovoort.
Nieuwe begrippen en concepten kunnen ons een nieuwe blik en handelingsperspectief verschaffen, buiten de al bestaande taal om. Uitdijend gebruik leidt dan alweer snel tot begripsinflatie en argeloosheid. Past het begrip wel in de context die we op het oog hebben? Kunnen we er nog progressief politiek brood van bakken? Bij het begrip ‘veerkracht’ ligt daar ook een fundamentelere vraag onder: kunnen we een begrip dat stamt uit het domein van de ‘natuur’ wel ‘zomaar’ toepassen in het sociale domein? Is dat logisch en legitiem, welke kansen en welke gevaren bergt zulk biologisme mogelijk in zich? Die vraag wil ik hieronder vanuit historisch en filosofisch perspectief onderzoeken.
Klokkenmaker
Jef Peeters pleit er in dit nummer voor om het ecologische begrip ‘veerkracht’ te gebruiken als ‘actiebegrip voor (…) een coherente politieke actietheorie’. Dat doet hij welluidend en misschien ook overtuigend. Maar gaandeweg zijn betoog, waarin hij ‘veerkracht’ van een ‘onderbepaalde metafoor’ tot een ‘politiek actiebegrip’ probeert om te vormen, verandert‘ veerkracht’ van een losse metafoor in een veel meer welbepaald model.
Over het gebruik van modellen an sich valt al heel veel te zeggen. Wat hier relevant is dat achter ‘veerkracht’ als model een redenering van analogie lijkt schuil te gaan: ‘ecosystemen tonen veerkracht, dus zouden ecologisch verdraagzame samenlevingen / mens- en milieuvriendelijk organisaties meer veerkracht kunnen of zelfs moeten tonen / volgens veerkrachtige principes moeten worden vormgegeven.’ Zo’n redenering klinkt vaak wel overtuigend – en wordt niet voor niets ook vaak retorisch ingezet – maar is allesbehalve waterdicht. Zij staat of valt met de aanname dat wat in domein A het geval is op ook van toepassing is in domein B. Maar is dat wel zo?
Een bekend voorbeeld kan hier helpen. ‘Stel,’ zo schreef de Engelse dominee Paley (1802) in navolging van de Nederlander Nieuwentijt (1715), ‘je loopt op het strand en vindt daar een horloge. Je kunt niet redelijkerwijs aannemen dat dat ingewikkelde en perfect doelmatige object door toeval – door stroming en door wind – is ontstaan. Het uurwerk veronderstelt een intelligente maker, een klokkenmaker. Nemen we nu de natuur, de kosmos, en stellen wij vast dat zij oneindig complexer nog is dan dat uurwerk, en bovendien evenzo doelmatig in elkaar steekt, dan moeten wij op dezelfde manier een Grote Klokkenmaker veronderstellen – en die noemen wij God.’
Dit zogenaamde fysico-theologische godsbewijs – tot op dato populair als argument voor creative design – houdt geen stand. Sinds Darwin kunnen we ons met recht afvragen of ‘de natuur’ als zodanig wel ‘doelmatig’ en ‘perfect’ in elkaar steekt. Het pièce de résistance van moderne creationisten is vaak het oog, waarvan wel wordt beweerd dat dat onmogelijk planloos kan zijn geëvolueerd.
Laboratoriumonderzoek laat zien dat complexiteit best, en best snel het gevolg kan zijn van willekeurige mutaties, maar dat overtuigt hard core-creationisten zelden. De achilleshiel van dit godsbewijs is natuurlijk dat het er een is van appels en peren: een ingewikkeld mechaniek dat door mensen in elkaar is gepuzzeld, is van een andere orde dan ‘de natuur’, waarin hele andere processen en wetmatigheden een rol lijken te spelen. Het feit dat beide, klok en ‘natuur’, complex zijn, is niet voldoende om ze logisch-dwingend aan elkaar te koppelen.