De klimaatbeweging is de afgelopen jaren gegroeid, verbreed én verdiept. Steeds meer mensen zien de strijd tegen klimaatverandering als verbonden met bredere structuren van ongelijkheid: racisme, kolonialisme en kapitalisme. Zo schaadt een bedrijf als Shell niet alleen ecosystemen: haar fossiele extractie verwoest van Indonesië tot Nigeria hele gemeenschappen. Tijdens de energiecrisis van 2022 maakte Shell recordwinsten, terwijl gas en stroom voor veel mensen onbetaalbaar werden.
De verdieping van de klimaatbeweging is cruciaal, maar vraagt ook om nieuwe eisen: systeemkritiek moet hand in hand gaan met een concrete visie op hoe het anders kan.
Een centrale eis van partijen als Milieudefensie en Extinction Rebellion is het afschaffen van fossiele subsidies, en terecht. Maar een te eenzijdige focus op geldstromen kan het zicht op structurele oorzaken ook vertroebelen. Wat als het er niet toe leidt dat fossiele bedrijven verdwijnen, maar ze zich gewoon anders vermarkten?
‘Divesting’ als marketingstrategie
Samen met onderzoeksorganisaties als CorpWatch en Observatoire des Multinationales onderzocht ik voor de internationale denktank Transnational Institute (TNI) vijftien ‘groene’ multinationals. Veel van hen claimen af te stappen van fossiel, maar achter de schermen bleek sprake van creatieve boekhoudkundige trucs.
Een paar voorbeelden. De Franse multinational Engie deed in reactie op publieke verontwaardiging zijn fossiele activa van de hand om ‘groener’ te lijken, terwijl de Duitse multinational E.ON zijn vervuilende activiteiten afsplitste naar een dochterbedrijf. De Deense winturbine-producent Ørsted verkocht voor een miljard dollar zijn gasvelden aan Ineos, een Brits petroleumbedrijf. En neem het Zweedse staatsbedrijf Vattenfall, dat zijn kolencentrales en bruinkoolmijnen doorverkocht aan een Tsjechische miljardair, waardoor Vattenfall zijn CO2-uitstoot in één klap met 70 procent kon verminderen. In al deze gevallen hielden de bedrijven er een groener imago aan over, terwijl fossiele activiteiten, zij het door een dochteronderneming of andere eigenaar, onverminderd doorgingen.
“ Wat er werkelijk gebeurt is reputatiemanagement zonder emissiereductie ”
Men spreekt van ‘divestment’ van fossiele brandstof als een bedrijf zijn fossiele investeringen vermindert door (een deel van) deze activa of bedrijfsactiviteiten te verkopen. Maar wat er werkelijk gebeurt is reputatiemanagement zonder emissiereductie. Het groene imago groeit, de CO2-uitstoot blijft. Dat is niet verwonderlijk: het verdienmodel van multinationals is per definitie gericht op winst. Klimaatbeleid wordt alleen omarmd als het winstgevend is en precies die logica ondermijnt de transitie.
Marktlogica maakt planning onmogelijk
Om te begrijpen waarom de energietransitie stokt, moeten we dieper kijken naar de structuur van het Nederlandse energiesysteem. Tot de jaren negentig was energie een nutsvoorziening, beheerd door regionale en provinciale overheden. Vier Samenwerkende Elektriciteitsproducenten (SEP) coördineerden opwekking en levering. Sinds de liberalisering is die regie verdwenen. De keten is opgeknipt: de netten zijn publiek, maar productie en levering zijn grotendeels in private handen.
Daarnaast is de markt sterk gefragmenteerd: tientallen bedrijven leveren stroom, maar niemand is bevoegd om de coördinatie van de transitie op zich te nemen. Er is geen nationale planning voor zowel de afbouw van fossiel als de uitrol van hernieuwbare opwek om de klimaatdoelen te halen.
Subsidies zonder zeggenschap
In dit marktsysteem probeert de overheid via subsidies het gedrag van bedrijven te beïnvloeden. De gedachte: met voldoende financiële prikkels gaan bedrijven vanzelf ‘vergroenen’. Maar in de praktijk blijkt het andersom: bedrijven sturen hun strategie primair op basis van rendement, en gebruiken subsidies vooral om bestaande winsten te vergroten.
Zo ontving Vattenfall tussen 2015 en 2020 ruim een half miljard euro aan overheidssteun, keerde het bedrijf tegelijkertijd ruim een miljard euro uit aan de Zweedse staat, en verminderde het zijn binnenlandse duurzame opwek met 50 procent. Tegelijkertijd maakte het honderden miljoenen winst.
“ Zonder zeggenschap blijft publiek geld gebonden aan private logica ”
Subsidies, hoe omvangrijk ook, kunnen geen tegenmacht vervangen. Sterker nog: ze creëren vaak afhankelijkheid. In de Europese Unie kelderden investeringen in hernieuwbare energie tussen 2000 en 2017 met wel 45 procent toen subsidies terugliepen. Zonder zeggenschap blijft publiek geld gebonden aan private logica.
Van speelbal naar sturend vermogen
De publieke sector is in het huidige systeem slechts een geldschieter, niet de regisseur. Dat is geen toeval, maar het resultaat van decennia neoliberaal beleid waarin marktwerking als efficiënt, innovatief en neutraal werd gepresenteerd.
Wie die ideologie blijft volgen, loopt vast. De energietransitie kunnen we niet reduceren tot een consumentenkeuze of technologische upgrade, maar vraagt om een maatschappelijke reorganisatie van een schaal en urgentie die vergelijkbaar is met de wederopbouw na de Tweede Wereldoorlog.
Daarvoor is visie nodig, en democratisch mandaat. Het idee dat de overheid zelf het probleem is, houdt de status quo in stand. Tegelijkertijd vinden we het vanzelfsprekend dat water in publieke handen is. En dankzij een sterke woonbeweging zien ook steeds meer mensen huisvesting als een publiek goed waar de overheid verantwoordelijkheid voor is. Onderzoek op het hoogtepunt van de energiecrisis wees zelfs uit dat een meerderheid van de bevolking energie in publiek beheer wél ziet zitten.
Coöperaties: belangrijk maar niet voldoende
Tijdens een parlementaire bijeenkomst van GroenLinks in 2022 werd het idee geopperd dat energiecoöperaties het antwoord vormen op de falende markt. En inderdaad: lokale, decentrale opwek heeft grote voordelen. Hernieuwbare energie kun je dichtbij opwekken, bewoners raken betrokken en opbrengsten blijven lokaal.
Maar coöperaties kunnen het systeem niet dragen. In Duitsland en Denemarken gingen diverse coöperatieve energiebedrijven failliet door gebrek aan schaalvoordeel en concurrentie van grote marktspelers. Ook in het Verenigd Koninkrijk bezweken gemeentelijke initiatieven onder stijgende kosten en ongelijke marktwerking.
Bovendien blijven coöperaties afhankelijk van publieke infrastructuur – het energienetwerk – en van beleidskaders. Niet iedereen heeft spaargeld of een dak om in zonne-energie te investeren.
De energietransitie is bij uitstek geen individuele kwestie, maar een collectieve opgave. Wat we nodig hebben is een hybride publiek systeem, waarin coöperaties deel uitmaken van een nationale, democratisch georganiseerde infrastructuur. Alleen dan kan solidariteit de marktlogica vervangen.
Publiek eigendom als hefboom voor versnelling
De Russische inval in Oekraïne was in 2022 voor veel energiebedrijven aanleiding om de prijzen fors te verhogen. Voor sommige bedrijven gingen de winsten over de kop, terwijl huishoudens moesten kiezen tussen verwarming en boodschappen. Die ongelijkheid is geen incident, eerder het gevolg van een systeem waarin winstmaximalisatie leidend is.
In een publiek systeem zou de energieproductie niet draaien om verkoop en winst, maar om maatschappelijke doelen: betaalbaarheid, duurzaamheid en betrouwbaarheid. Onder maatschappelijke controle kunnen winsten worden geïnvesteerd in isolatie, hernieuwbare opwek, versterking van het energienet – in plaats van dividend.
“ Landen met publieke energiebedrijven verduurzamen sneller ”
En het werkt. Uit internationaal onderzoek blijkt dat landen met publieke energiebedrijven sneller verduurzamen én lagere tarieven hanteren. In Duitsland zijn meer dan 300 energiebedrijven in publieke handen. In het VK berekende vakbond TUC dat een publiek energiebedrijf voor elke geïnvesteerde pond drie pond aan economische waarde genereert.
Internationale voorbeelden van publieke macht
Costa Rica is al decennialang een voorloper op dit vlak. Sinds 2014 komt 99 procent van haar elektriciteit uit hernieuwbare bronnen. Het nationale nutsbedrijf ICE is verantwoordelijk voor productie, distributie en ondersteuning van lokale coöperaties. Het combineert lage prijzen met hoge betrouwbaarheid en brede toegang.
In Uruguay voltrok zich binnen tien jaar een radicale transitie om de afhankelijkheid van olie en hydro-elektrische dammen te verminderen: inmiddels is het stroomnet voor 98 procent hernieuwbaar, met wind als dominante bron. Dat lukte dankzij een breed gedragen plan, sterke vakbonden en het nationale nutsbedrijf UTE.
In Denemarken is 90% van de huishoudens aangesloten op collectieve warmtenetten, beheerd door gemeenten en coöperaties. Winst is wettelijk verboden. De governance is democratisch: burgers hebben zeggenschap, samen met werknemers.
Deze voorbeelden van bondgenoten uit de internationale klimaatbeweging tonen aan dat publiek eigendom niet alleen werkt, maar essentieel is voor een eerlijke energietransitie.
Collectieve warmte als hefboom
In Nederland kan de aankomende Warmtewet (2026) een kantelpunt zijn. De wet beoogt de oprichting van collectieve warmtebedrijven in handen van lagere overheden of bewoners. Maar warmtebedrijven hebben vooralsnog een slechte naam. De meeste draaien op gas, kolen, biomassa of afvalverbranding. Daar komt bij dat je ook in een goed geïsoleerd huis veel betaalt.
Toch is het met name in dichtbevolkte stedelijke gebieden logischer om warmte collectief te regelen, zodat niet iedereen met zijn eigen warmtepomp aan de slag moet. Een nieuwe generatie warmtenetten kan bovendien overtollige zonne- en windstroom onder de grond opslaan. Daarmee kunnen we extra druk op het volle stroomnet voorkomen. En voor lagere rekeningen zijn in de nieuwe wet warmtetarieven niet langer aan de gasprijs gekoppeld, maar aan de kostprijs.
“ De keuze is tussen markt en gemeenschap ”
De kernvraag is of gemeenten deze kans grijpen om publieke warmtebedrijven op te zetten met democratische verankering – en ter ondersteuning van bewonersinitiatieven. De keuze is dus niet zozeer tussen groot en klein, maar tussen markt en gemeenschap. En publiek beheer vormt het kader om brede medezeggenschap – op elke mogelijke schaal – mee te borgen.
Terug naar de politiek
De energietransitie zal niet slagen door te blijven focussen op subsidies. Ze vraagt om een overheid die emissiereductie én betaalbare energie als haar kerntaak ziet. Dit in combinatie met democratische controle en een sterke klimaatbeweging die de overheid ter verantwoording blijft roepen. Alleen dan kunnen we het recht op energie, de energietransitie én een leefbare toekomst zeker stellen.
Wat volkshuisvesting is voor de wooncrisis, moet publieke energie zijn voor de klimaatcrisis: een collectief antwoord op een collectieve uitdaging. Energie is geen luxeproduct, maar een basisvoorwaarde voor een waardig bestaan. Het is tijd om haar weer als zodanig te behandelen.
Lees ook in deze Helling
Word vriend & ontvang de Helling
Altijd de nieuwste artikelen lezen? Als vriend van Wetenschappelijk Bureau GroenLinks ontvang je 4x per jaar de Helling per post. Ook heb je bij elke nieuwe editie direct toegang tot alle Helling-artikelen op onze website.
De Helling draagt bij aan verdieping en politieke visievorming binnen GroenLinks. Met jouw vriendschap steun je het werk van het tijdschrift en Wetenschappelijk Bureau GroenLinks.