Daarmee willen ze aantonen hoe in het westerse denken de natuur louter als grondstof en de medemens als minderwaardig wordt gezien. Daar tegenover schetsen ze – veelal niet-westerse – gemeenschappen en denkers die laten zien hoe je een samenleving kunt opbouwen gebaseerd op respect, waarde en zorg voor elkaar.
Soms zoomen de auteurs heel gedetailleerd in op één voorbeeld. Zo staan ze uitgebreid stil bij bomenwetenschapper Suzanne Simard die ontdekte dat bomen via een ingenieus netwerk van sporen en schimmels door de grond heen met elkaar communiceren. Simard werd door haar eigen universiteit lang tegengewerkt. De auteurs gebruiken dit voorbeeld om de hele westerse wetenschap te duiden: “Westerse wetenschap reduceert een systeem tot onderdelen het liefst nog in een labo, ontdaan van de context en mogelijke interacties met andere delen van het systeem.” (p.57)
Prikkelende inzichten
Op een ander moment schrijven ze zeer uitgebreid over recente theorieën rond de-growth, waarbij ze de invloedrijke denker Kate Raworth wel noemen, maar haar donut-economie weer niet (ze staat ook niet in de literatuurlijst opgenomen). Het essay maakt hierdoor een wat onevenwichtige indruk en bezwijkt onder de grote inhoudelijke ambitie in een te klein jasje.
In het essay staan zeker prikkelende inzichten en stimulerende voorbeelden voor een radicaal andere samenleving. Als lezer blijf je wel achter met de vraag: hóe kunnen we die samenleving realiseren, waarin zorg voor elkaar en voor de wereld centraal staan?
Voor wie willen we zorgen? Ecofeminisme als inspiratiebron
Dirk Holemans, Philsan Osman en Marie-Monique Franssen. EPO, Berchem en Oikos, 2021