Wat is jouw definitie van religie?
"Ik kies voor de breedst mogelijke definitie, één die niet alleen geïnstitutionaliseerde godsdiensten en individuele spiritualiteit insluit, maar ook de projectie van religieuze tradities op hedendaagse seculiere attitudes en denkwijzen. Bij dat laatste denk ik bijvoorbeeld aan de negatieve opvatting van schuld en de obsessie met geld bij noordelijke protestantse Europeanen. Maar ook aan de grote aandacht voor ethische kwesties in landen met een van oorsprong rooms-katholieke traditie en de voorkeur voor sociale cohesie bij conservatieve bewegingen in de islamitische wereld. Groene politiek moet wat mij betreft vooral aandacht besteden aan de dynamische dimensie van godsdiensten: hun diversiteit maakt dat ze open kunnen staan voor sociale verandering. Je kunt religie vergelijken met een muziekinstrument waarop je een breed muzikaal repertoire kunt spelen, los van de muziek waarvoor het instrument oorspronkelijk was bedoeld."
Wat is je eigen levensbeschouwelijke achtergrond?
"Ik kom uit een Grieks-orthodoxe familie. Mijn ouders werden lid van een fundamentalistische en invloedrijke religieuze organisatie, die loyaal was aan de orthodoxe kerk, maar diepgaand beïnvloed werd door de rooms-katholieke oerconservatieve organisatie Opus Dei en door protestantse piëtistische bewegingen. Dat was een traumatische ervaring voor me. Ik heb deze manier van geloven nooit gedeeld, maar het heeft me wel jaren gekost voordat ik had ontdekt waar ik zelf wilde staan.
Tijdens mijn studententijd in de jaren tachtig voelde ik me aangetrokken tot de zogenaamde neo-orthodoxe intellectuele beweging, die via de culturele en filosofische aspecten van de Griekse orthodoxie een brug wilde slaan tussen Oost en West en tegelijkertijd een nieuwe vorm van socialisme wilde ontwikkelen. Ik heb nog altijd veel respect voor de orthodoxie, maar ben zelf steeds meer geneigd om religieuze vragen open te laten."
Hoe beïnvloedt deze achtergrond je houding als groene activist en politicus?
"Toen ik in de vroege jaren tachtig actief werd in de groene beweging, beschouwde ik mijzelf nog als christen. Ik had ook meegedaan aan de alternatieve studentenbeweging van 1979-1980 (het Griekse ‘1968’) en de groene beweging leek me de logische volgende stap. Voor mij was het een spannende nieuwe beweging, die vitale elementen uit het marxisme, het anarchisme en het christendom integreerde.
Het viel me op dat, anders dan eerdere radicale politieke bewegingen, de groene beweging geen officieel standpunt had over religie en open stond voor allen, gelovig of niet. De groene gedachte van persoonlijke en collectieve verantwoordelijkheid tegenover elkaar, de samenleving, de planeet en toekomstige generaties accepteerde ik vanzelfsprekend als een seculier project van religieuze morele verantwoordelijkheid. Intussen werden mijn banden met het geloof steeds losser. De openheid van de groene beweging tegenover religieuze en niet-religieuze vormen van geloof weerspiegelt in zekere zin mijn eigen religieuze neutraliteit.
Desondanks denk ik dat mijn vroegere ervaringen en mijn vermogen om gelovige mensen te begrijpen een meerwaarde hebben voor mijzelf als groene activist. Griekenland is nog steeds een overwegend conservatief land.
Groene onderwerpen kunnen heel gevoelig liggen: we stellen het nationalisme ter discussie, verdedigen de rechten van homoseksuelen en pleiten voor de scheiding van kerk en staat. Het kan een groot verschil maken of je in staat bent met conservatieve mensen in hun eigen taal te praten, zonder overigens de groene waarden af te zwakken.
Het helpt wanneer je hun zorgen ook op een dieper niveau begrijpt. Bijvoorbeeld: in een land waar veel homo’s en lesbiennes nog steeds onder grote druk van hun ouders staan om zich op te sluiten in een conventioneel schijnhuwelijk, kun je ook bij veel conservatieven gehoor vinden met het argument dat gelijkheid in het huwelijk kan helpen voorkomen dat dit soort van mislukte gezinnen ontstaan. Voor hetero’s zijn die immers net zo desastreus."
Wat is je ervaring met religie in de publieke ruimte en in het publieke debat?
"In Griekenland heeft de orthodoxe kerk van oudsher een grote rol in het openbare leven. Ze heeft de status van officiële staatsreligie en kerkelijk leiders worden zowel door religieuze als niet-religieuze burgers eerder als informele politieke autoriteiten beschouwd, dan als spirituele figuren. Een groot deel van de clerus werpt zich op als waakhond van het Griekse nationalisme.
Hoewel opinieonderzoek laat zien dat zeventig procent van de bevolking nu voor een scheiding van kerk en staat is, staat naar schatting vijftig procent van de Grieken nog steeds onder de directe invloed van de orthodoxe kerk. Politici demonstreren graag hun loyaliteit aan de kerk of laten zich zien met lokale priesters en bisschoppen; het is een veilige en effectieve manier om kiezers te winnen.
Zelfs de communisten hebben altijd respect voor de kerk getoond. Pas de laatste vijftien jaar is er sprake van een antiklerikale beweging, die opkwam nadat een omstreden oud-aartsbisschop verschillende agressieve pogingen had ondernomen om de publieke rol van de kerk verder uit te breiden.
Weinig mensen weten dat de huidige situatie teruggaat op het Ottomaanse rijk, toen de verschillende bevolkingsgroepen werden ingedeeld naar godsdienst in plaats van naar taal of etniciteit. Griekssprekende moslims van Kreta en Cyprus kregen daardoor de status van Turk, terwijl Turkssprekende christenen in midden-Anatolië werden behandeld als Grieken.
Tot de orthodoxe groep behoorden volkeren van de Balkan en Arabische orthodoxe minderheden uit het Midden-Oosten. Griekenland had in deze groep eeuwenlang een dominante rol, waardoor de Griekse nationale identiteit sterk verbonden werd met loyaliteit aan de Grieks-orthodoxe kerk. Op die manier werd een grote diversiteit aan bevolkingsgroepen en talen (Albanees, slavisch Macedoons, Turks en Italiaans) in de Griekse nationaliteit opgenomen.
Soms is de kerk een cruciale bondgenoot bij kwesties op het gebied van mensenrechten en milieu. Sinds de vroege jaren negentig heeft het prestigieuze orthodoxe patriarchaat van Constantinopel (Istanbul) het milieu hoog op zijn agenda gezet en laat het een duidelijk groen geluid horen, al is dit nog nauwelijks tot de nationale Griekse kerk doorgedrongen.
In andere situaties kan de kerk een geduchte tegenstander zijn, vooral wanneer ze vreest dat haar publieke rol in gevaar komt of als haar eigen belangen op het spel staan. Van beide situaties bestaan sprekende voorbeelden."
Hoe moeten de Groenen zich opstellen ten aanzien van de kerk, als die de ene keer bondgenoot en de andere keer tegenstander is?
"De Griekse Groenen zouden wat mij betreft een route moeten uitzetten naar een nieuwe rol van de orthodoxe kerk: die moet onderdeel zijn van de samenleving, maar zonder de nauwe band met de staat. Wanneer we de religieus-conservatieve bevolking mee willen krijgen in een gesprek hierover, moeten we als Groenen begrijpen dat het er niet om gaat of we ‘voor’ of ‘tegen’ de kerk zijn. De juiste vraag is: welke actuele hervormingen stellen we voor en zijn we bereid om gelovigen op een respectvolle wijze deel te laten nemen aan dit gesprek?
De Griekse Groenen hebben op dit gebied al ervaring. Tijdens de nationale verkiezingen in mei 2012 vroeg de lokale clerus van het kiesdistrict Chios in het noordelijke deel van de Egeïsche zee openlijk aan de politieke kandidaten om hun standpunt te geven over een serie eisen van de lokale priesters.
De Groenen van Chios publiceerden een open brief waarin ze hun respect uitspraken voor het sociale werk van de kerk, maar er ook op aandrongen dat de kerk een evenredig deel van de inspanningen op zich zou nemen in de zoektocht naar extra publieke middelen om uit de crisis te komen. De Groenen op Chios kregen in die verkiezing onze een-na-hoogste score in heel Griekenland.
Het is belangrijk dat de Groenen begrijpen dat gelovige mensen hun geloof niet alleen ervaren als een overtuiging die antwoorden geeft over God, maar ook als een bron van culturele identiteit en als een schuilplaats in tijden van onzekerheid en sociale uitsluiting. Groene ideeën over het loskoppelen van welvaart en economische groei kunnen helpen een vruchtbare publieke dialoog op gang te brengen."