Het is belangrijk om de geschiedenis van de werknemers-coöperatieven te kennen, om te snappen dat het een beweging is die voortkomt uit strijd en onderdrukking. Want naast de Mondragon Coöperatieven in Baskenland is er nog een grote inspiratiebron voor de coöperatieve beweging: de Amerikaanse burgerrechtenstrijd. Fannie Lou Hamer was een beroemde activist uit de burgerrechtenbeweging. Naast haar politieke activisme staat ze ook bekend als pionier van de coöperatieve beweging.
Om te ontsnappen uit de afhankelijkheid van witte supremacisten, die de lokale economie in hun grip hadden, startte zij het Freedom Farm Cooperative, om zo economische onafhankelijkheid voor de zwarte gemeenschap te bouwen. Doordat zwarte mensen in de regio niet meer voor hun voedsel afhankelijk waren van de witte supremacisten, werden ze ook politiek onafhankelijk. Ze hoefden minder te vrezen dat ze van hun eigen land af werden gegooid. De Freedom Farm Cooperative was van hen. Een andere grote inspiratiebron voor de Evergreen Cooperatives was de CORE: het Congress of Racial Equality. Zij begonnen in Cleveland in de jaren zestig om werknemers-coöperatieven op te zetten.
Hoe werkt het in de praktijk?
Dankzij het succes van CWB in de Verenigde Staten hebben we het nu vaak over het Cleveland-model, of, meer recent, dankzij het succes in het Verenigd Koninkrijk, het Preston-model. Maar Community Wealth Building gebeurt op veel meer plekken, zoals in Manchester en Birmingham, maar ook in San Diego en Atlanta. En sinds dit jaar in Amsterdam.
CWB is vandaag de dag een verzamelnaam voor allerlei tactieken waarmee je welvaart in de wijk, voor de wijk kunt opbouwen. Het gaat over de kracht van werknemers-bedrijfjes tegenover grote multinationals, over coöperatieve regiobanken tegenover grote financiële instellingen, over degelijke werkomstandigheden tegenover precariteit en flexwerk, over collectief landbezit tegenover de grootgrondbezitters en over een nieuwe soort economie, die zorgzaam en voorzienend is voor de gemeenschap in plaats van dienend aan de markt.
Een CWB-traject begint met een analyse van de wijk: waar wordt het geld verdiend, waar wordt waarde onttrokken en welke route leggen kapitaalstromen af? En ook: waar liggen de kansen, welke gemeenschappen kunnen een wijkcoöp starten, zijn er plantsoenen die kunnen worden omgebouwd tot gemeenschapstuin en zijn er panden die kunnen worden opgekocht?
Daarna worden de zogeheten anker-instellingen in kaart gebracht: grote organisaties die verbonden zijn aan de stad – zoals een ziekenhuis, woningcorporatie, hogeschool, een energiecentrale of zelfs een haven. Door personeel lokaal te werven en door diensten en goederen lokaal in te kopen kunnen zij een vliegwiel zijn voor hernieuwde economische ontwikkeling voor de wijk en de gemeenschap.
Een derde component is de gemeente of provincie die de nieuwe ontwikkeling in een wijk actief aanjaagt. Door bijvoorbeeld een nieuw buurthuis op te zetten, een leegstaand pand in beheer te geven aan een buurtcollectief, stukken grond op te kopen, dienstverlening aan maatschappelijke initiatieven aan te besteden.
Wil je zien en horen hoe we hiermee in Amsterdam aan de slag zijn gegaan? Deelnemers van de eerste pilots vertellen over hun ervaringen met Community Wealth Building: