De schuldenaar kan een identiteit zijn? Een ‘wij’?
“Ja. Debt Collective is ook een vehikel om een nieuw wij te vinden. Waar vinden we solidariteit, ondanks onze verschillen? Debiteuren behoren in veel landen tot de meerderheid van de mensen. Je kunt zwart, wit, queer, hetero, oud of jong zijn, op het platteland of in een stedelijke omgeving wonen: het is een beschrijving die ruim genoeg is om veel verschillen te kunnen omvatten. De uitdaging is dat de schuldenaar vaak gestigmatiseerd is. Niemand wil arm zijn, laat staan schulden hebben. Dus we moesten ook die positie herformuleren en zeggen: je zit niet in deze positie omdat je een slecht mens bent, maar omdat de economie kapot is en jou in de schulden steekt. Omdat je geen uitkering, gezondheidszorg, gratis onderwijs, sociale huisvesting hebt, omdat je een baan hebt die slecht betaalt.
In dat proces van identiteitsvorming kun je ook aan politieke educatie doen: over hoe de economie werkt en hoe deze ons verdeelt. Uiteindelijk is ons doel om de horizon van mensen te verschuiven van ‘Ik ben een schuldenaar en daar schaam ik me voor’ naar ‘Ik ben een mens en ik heb recht op een fatsoenlijk leven in een wereld waar genoeg is voor iedereen.’”
Identiteit is dus kneedbaar?
“Ja. Maar we moeten veel werk verzetten om een sterk sociaal weefsel op te bouwen. Ik denk dat maatschappelijke organisaties en activistische groeperingen uiteindelijk de plek zijn waar deze uitgebreide gemeenschappen en identiteiten tot stand kunnen komen. Als politiek moet je dat willen creëren of faciliteren, omdat je de samenleving en de machtsstructuren wilt veranderen.
Je ziet dit momenteel goed in het concept bargaining for the common good. Lerarenvakbonden doen dat goed. Dit gaat over het idee dat onderhandelen niet alleen kan gaan over ‘Ik ben een werknemer die een hoger loon wil’, maar dat je ook pleit voor andere dingen die bij je andere identiteiten als ouder of lid van een gemeenschap horen. Dan strijd je ook voor een goede volkshuisvesting of erkenning van het onbetaalde werk dat mensen, vaak moeders, doen. Dat verklaart deels waarom dit soort vakbonden zo onderdrukt worden: omdat ze arbeiders meer onderhandelingsmacht geven, maar ook in ruimere zin broedplaatsen van solidariteit zijn.”
Ze zijn gevaarlijk omdat ze het bewustzijn van mensen veranderen?
“Absoluut. Mensen zien zichzelf niet enkel als individuen die vooruit willen. Ze zien zichzelf ook als deel van een bredere groep mensen die een bepaald belang deelt. Ze zijn daardoor minder makkelijk te chanteren door een baas. Solidariteit is een gevaarlijk gegeven, omdat het mensen in staat stelt samen weerstand te bieden. Dit grotere wij tegen een kapitalistisch zij is gevaarlijk voor een kapitalist.”
Het lijkt erop dat het belangrijk is voor het effectief samenbrengen van mensen dat de leiders zich niet dominant opstellen.
“Binnen je beweging moeten mensen voelen dat ze in staat zijn om deel van de verandering te zijn, dat ze in staat zijn om samen te handelen en creatief te zijn. Wij proberen dat te doen door de capaciteiten van mensen te benutten. Zo is er een werkgroep voor grafisch design, maar zijn er ook mediatrainingen en schrijfgroepen waar je leert een opiniestuk te schrijven. Een van de oude Griekse definities van ‘democratie’ waar ik erg van hou, is het vermogen om dingen samen te doen. Democratie gaat niet alleen over mensen die een stem hebben, maar ook over samen iets ondernemen.”
Moeten partijen vaker samenwerken met maatschappelijke groeperingen? In Nederland lijkt er een kloof te bestaan tussen politieke partijen en nieuwe actiegroepen. Ook omdat deze activistische groepen zich antikapitalistischer voelen dan de partijen zelf.
“In elk parlementair systeem heb je een robuust maatschappelijk middenveld nodig om de partij die aan de macht is verantwoordelijk te houden. Daarom zie je een sterke correlatie tussen de organisatiegraad van vakbonden en egalitair sociaal beleid. Dit zagen we vroeger ook in de Amerikaanse Democratische Partij. Er waren sterke banden tussen de partij en vakbonden. Naarmate de organisatiegraad daalde, werden de vakbonden meer een hoofd zonder lichaam. De leiders werden als het ware partijfunctionarissen. Dit geldt ook voor de Democratische Partij.”
Hoe werkt dat voor jou? Hoe werk jij met hen samen?
“Voor mij is het altijd uitdagend om na te denken over hoe wij moeten omgaan met het insidersspel. Insiders moeten op zijn minst begrijpen en erkennen dat antagonistische relaties met de actiegroepen en politici aan hun linkerzijde een goede zaak zijn. Je moet een constructieve antagonistische relatie hebben. Wij hebben ook talloze gesprekken gehad met beleidsmakers rondom het Witte Huis waarin we ongemakkelijke dingen hebben gezegd. We hebben geschreven over wat de Democraten goed doen, maar ook veel over waarin ze tekortschieten. Het is een dans. Feit blijft wel dat wij met de Democraten samen moeten werken. Van de Republikeinen verwachten we niets.”
Zonder actiegroepen is de snelweg naar macht te verleidelijk voor de Democraten?
“Ja, zonder mensen die achter je beleid staan ben je als partij hol. Het is bovendien waarschijnlijker dat je overwinningen ongedaan worden gemaakt. Dat zagen we bijvoorbeeld met de introductie van de child tax credit door president Biden. Het was een flinke subsidie voor families die het in tijden van corona enorm moeilijk hadden. Maar toen de conservatieve Democraat Joe Manchin zich tegen die subsidie keerde, viel die meteen weg. Niemand anders vocht ervoor, er zat geen beweging achter van mensen die ervoor gestreden had. Mensen die anderen informeerden om hun politici erover aan te spreken, om samen te protesteren. Het idee kwam van een hoofd. Er zat geen lichaam achter.”
De Nederlandse linkse partijen GroenLinks en PvdA werken nauwer samen. Ze krijgen een groter hoofd, in jouw woorden. Als die samenwerking sterker wordt, wat zou je hen dan adviseren om inclusief te blijven en hun lichaam te behouden?
“Ik weet niet of ik genoeg weet van de Nederlandse situatie, maar ik moet wel aan een voorbeeld denken. Tijdens de economische crisis waren er veel maatschappelijke organisaties die samenwerkten met de Griekse linkse partij Syriza. Die voerden samen met haar campagne. Toen Syriza aan de macht kwam, droogde dit op. Maar je hebt die groepen nodig om radicale ideeën meer salonfähig te maken. Zoals wij hebben gedaan met het idee van schulden kwijtschelden. De optelsom van inclusieve linkse politiek en regeringsmacht zou altijd volksmacht plus politieke macht moeten zijn. Je hebt een duurzame infrastructuur van mensen nodig die zich verenigen en inzetten voor de partij. Daar moet je in investeren.”