Ik heb gedurende mijn werk als Tweede Kamerlid, campagneleider en adviseur van GroenLinks nooit bij de mensen gehoord die droomden van een nauwere samenwerking met de PvdA. Ik voel simpelweg niet zo’n emotionele band met die partij. Maar anno 2022 ben ik er wel een groot voorstander van om met de PvdA de handen ineen te slaan. Het is broodnodig dat we werken aan linkse machtsvorming. Ik smacht naar een links-progressieve doorbraak die het politieke speelveld kantelt. Naar een project van hoop.

Vanzelfsprekend is het de vraag hoe deze bundeling van krachten op de meest effectieve wijze vorm kan krijgen. Daarbij pleit ik ervoor dat we de sjablonen van ‘fusie’ en ‘geen fusie’ achter ons laten. Want in Nederland is het debat over samenwerking van links-progressieve politieke partijen veel te zwart-wit: óf een partij doet als een zelfstandige vereniging mee aan de verkiezingen óf er is sprake van (een route naar) een partijfusie.

Elders in Europa is dit beeld heel anders. Er is daar een grote diversiteit aan vormen van samenwerking, die verre blijven van een fusie. Het zal komen door gebrek aan ervaring in Nederland met deze vormen van politieke samenwerking dat het hier lijkt alsof er maar twee smaken zijn. Dit beperkt het Nederlandse debat en dreigt de zoektocht naar de meest effectieve manier van macht vergroten onnodig te versmallen. We kunnen van de praktijk elders in Europa leren.

Geen stemmen verloren

‘Blokvorming’ is de verreweg meest voorkomende samenwerkingsvorm in Europa tussen links-progressieve partijen. In de campagne vormen de partijen een blok, meestal met als doel om samen regeringsmacht te veroveren (‘samen uit, samen thuis’): het linkse blok staat tegenover een blok op rechts. Soms is de reden van blokvorming het districtenstelsel: er wordt dan afgesproken welke kandidaat van welke partij binnen het blok het meest kansrijk is en meedoet in een bepaald district.

Rood-groene samenwerking
Beeld: Arianne Faber

De Scandinavische landen kennen, net als bijvoorbeeld Spanje en Italië, vaak een strijd tussen een links en een rechts blok, een strijd om de regeringsmacht. In Frankrijk bestaat vanwege het districtenstelsel een lange traditie om de best gepositioneerde kandidaat van links voorrang te geven, waarbij de andere linkse kandidaten zich terugtrekken. Zo gaan er geen stemmen verloren. Deze links-progressieve blokvorming elders in Europa leidt daadwerkelijk tot extra zetels voor het blok als geheel en een grotere kans op regeringsmacht. Franse presidenten zijn op deze manier verkozen, regeringen in Zweden, Denemarken en vele andere landen gevormd.

Wat direct opvalt als je naar de buitenlandse vormen van links-progressieve blokvorming kijkt, is dat deze er komen omdat er een extra externe stimulans is: het vergroot daadwerkelijk de kans om een links-progressieve regering te vormen en biedt de kans op een groter aantal gezamenlijke zetels voor het blok (in het geval van het districtenstelsel). De blokvorming leidt niet tot een fusie van deelnemende partijen, ook niet op termijn. Het blijven zelfstandige verenigingen, die per verkiezing besluiten tot intensieve samenwerking.

Nederland is onbekend met pre-electorale samenwerking. Zoveel mogelijk partijen willen voor de verkiezingen hun handen juist vrijhouden voor de eventuele coalitievorming: zo vergroten ze immers hun opties in een sterk gefragmenteerd politiek landschap. De electorale verhoudingen verdelen Nederland niet als vanzelf in een ‘links’ en ‘rechts’ blok die allebei een reële kans hebben op de meerderheid en daarmee op regeringsvorming.

Wel is er in Nederland historisch een dominantie van centrum- en rechtse partijen. Deze partijen zijn alleen in een regering met enkele van de progressieve dan wel linkse partijen gestapt, als er geen meerderheid over rechts mogelijk was. Er is nooit voor een kabinet met enkel linkse partijen gekozen om programmatische of welke andere reden dan ook.

Bij kabinetsformaties konden VVD en CDA heel vaak hun wil opleggen. Zij hebben altijd over rechts geregeerd als daar een meerderheid te vinden was. Alleen als deze vijfenzeventig-plus zetels voor hen niet voorhanden waren, mochten de PvdA of D66 aanschuiven.

Omdat links-progressieve partijen in Nederland nooit het perspectief op een meerderheid hebben gehad, heeft zich geen links blok gevormd, zoals bijvoorbeeld in de Scandinavische en Zuid-Europese landen. Als de electorale verhoudingen in Nederland vergelijkbaar waren met deze landen, of als de links-progressieve partijen zelf in een dergelijke meerderheid hadden geloofd, dan had zich naar alle waarschijnlijk al lang geleden een links blok gemanifesteerd, en was de lonkende regeringsmacht een krachtig motief geweest om over de onderlinge verschillen heen te stappen.

Tweestrijd

Het Nederlandse kiesstelsel is niet gericht op samenwerking en krachtenbundeling. Het is eerder omgekeerd: het Nederlandse stelsel is erop ontworpen te komen tot een evenredige vertegenwoordiging van zo veel mogelijk verschillende stromingen. Er is amper een kiesdrempel, er zijn geen districten, geen premie op samenwerking en recent is ook de lijstverbinding afgeschaft. Dankzij dus zowel de electorale verhoudingen als het kiesstelsel zijn er in Nederland geen prikkels voor blokvorming.

Een grote aanjager in Nederland voor samenwerking zou zijn als de grootste partij of het grootste blok automatisch de minister-president levert. Dat is nu niet zo. Het is een (hardnekkig) misverstand dat de grootste partij in Nederland de premier levert en dat het er bij de verkiezingen dus om gaat ‘de grootste’ te worden (en dus: dat de verkiezing een premiersverkiezing is).

“ Het idee dat de grootste partij de premier levert, leidt in de finale van de campagne tot een tweestrijd ”

De PvdA was bijvoorbeeld in 1971 en in 1977 de grootste partij en bleef toch buiten de regering. Er was op die momenten een centrumrechtse meerderheid en dus kozen in beide gevallen de confessionele partijen en de VVD ervoor samen een kabinet te vormen en was de PvdA veroordeeld tot de oppositie.

Maar tijdens de verkiezingscampagne is er wel iets bijzonders aan de hand. Want het idee dat de grootste partij de minister-president levert (en dus altijd in de regering komt), leidt iedere verkiezing opnieuw in de finale van de campagne tot een tweestrijd. De partijen die zich in deze positie weten te manoeuvreren hebben hier electoraal veel baat bij. Net zoals dat partijen die niet in deze positie komen op dat punt in de strijd veel potentiële kiezers zien vertrekken. Blokvorming met een premierskandidaat kan dus leiden tot electoraal voordeel, een garantie op regeringsdeelname is het winnen van deze tweestrijd niet.

Kabinet-Den Uyl

Het enige serieuze voorbeeld van links-progressieve blokvorming in Nederland stamt uit het begin van de jaren zeventig. Deze samenwerking was uitermate succesvol en leidde tot de vorming van het kabinet-Den Uyl in 1972. Progressief-links vormde een blok en behaalde zoveel zetels dat er buiten haar om geen werkbare centrumrechtse regering te vormen was.

Bijzonder was ook dat het links-progressieve blok in verhouding fors groter was dan de centrumrechtse KVP en ARP (die uiteindelijk deelnamen in het kabinet-Den Uyl), zodat de verhouding in het kabinet tien ministers voor links-progressief en zes ministers voor centrumrechts was.

Het zou de ambitie van GroenLinks en de PvdA moeten zijn om in een positie te geraken zoals in 1972, bij de vorming van het kabinet-Den Uyl. Er pleit veel voor een herhaling van de strategie zoals gevolgd in de aanloop naar de vorming van het kabinet-Den Uyl. Dan gaat het ook om de manier waarop er waarborgen werden ingebouwd die de duurzaamheid van die blokvorming garandeerden: een ‘samen uit, samen thuis’-afspraak, een gezamenlijk kernprogramma en, niet onbelangrijk, een gezamenlijke premierskandidaat.

“ De kans is reëel dat een links-progressief blok met een premierskandidaat leidt tot een horse race met een centrumrechtse premierskandidaat ”

Voor geslaagde blokvorming in Nederland is het cruciaal garanties voor de duurzaamheid van de samenwerking in te bouwen, omdat het ons ontbreekt aan de prikkels tot samenwerking die er in andere Europese landen wel zijn: de electorale verhoudingen (afwisselend links-progressieve en rechtse meerderheden) en het kiesstelsel (door samenwerken meer zetels).

In Nederland biedt blokvorming voor de verkiezingen alléén onvoldoende zekerheid. Naast een ‘samen uit, samen thuis’-afspraak, een kernprogramma en een gezamenlijke premierskandidaat zijn in de huidige omstandigheden een gezamenlijke lijst en fractie een belangrijke voorwaarde voor het duurzame succes van de blokvorming. Ten eerste voor het vertrouwen van de links-progressieve kiezer in het nieuwe blok. We moeten niet vergeten dat deze gewend is aan decennia van mislukte linkse samenwerking. Hoe meer zekerheden in de samenwerking zijn ingebouwd, des te meer vertrouwen zal er zal zijn.

Ten tweede schakelt een gezamenlijke lijst de onderlinge electorale concurrentie in de campagne tussen de in het blok participerende partijen uit. Deze concurrentie kan des te heviger zijn wanneer niet op voorhand één van de partijen uit het blok de grootste is, en daarmee kan voorsorteren op het leveren van de premierskandidaat (zoals in 1972 de PvdA met Joop den Uyl). De interne rust en het externe vertrouwen zullen toenemen bij een gezamenlijke lijst en duidelijke en transparante afspraken over de verdeling van de topposities.

Ten derde is het onwaarschijnlijk dat het links-progressieve blok de meerderheid zal halen. Maar dat een blok van GroenLinks en de PvdA de grootste fractie wordt en meerderheidsvorming voor een kabinet over centrumrechts onmogelijk maakt is goed mogelijk (die kans wordt vergroot zolang centrumrechts extreemrechts uitsluit).

In Nederland krijgt een links-progressief blok dan serieuze regeringskansen. Zo’n situatie levert een ingewikkelde kabinetsformatie op waarin de eenheid binnen links op de proef zal worden gesteld. Hoe sterker de partijen dan aan elkaar geketend zijn, des te kleiner de kans dat centrumrechts het blok uit elkaar kan spelen. Ook dit pleit voor een gezamenlijke lijst en fractie.

Ten vierde is het vanuit electorale en machtspolitieke overwegingen cruciaal om in de campagne én in de formatie in de positie te komen om de premierskandidaat te leveren. In de campagne gaat het om het beeld de grootste te kunnen worden, in de formatie gaat het erom in zetels groter te zijn dan de grootste centrumrechtse partij. Je hoeft geen helderziende te zijn om te voorspellen dat een links-progressieve premierskandidaat meer kans op het premierschap heeft als deze een gezamenlijke lijst en fractie vertegenwoordigt dan wanneer deze de kandidaat is van een blok van onafhankelijke maar samenwerkende partijen.

Geschiedenis schrijven

GroenLinks en de PvdA hebben samen de kans links-progressieve geschiedenis te schrijven. Een hecht links-progressief blok is vele malen aantrekkelijker voor de kiezer dan zes of zeven relatief kleine linkse en progressieve partijen die allemaal individueel meedoen. De kans is ook zeer reëel dat een gezamenlijk links-progressief blok met een premierskandidaat leidt tot een horse race met een centrumrechtse premierskandidaat en daarmee tot extra stemmen voor het links-progressieve blok.

“ Een keuze voor zo’n blok bij de eerstvolgende Tweede Kamerverkiezingen moeten we nu maken ”

En een sterk links-progressief blok met een gezamenlijke fractie biedt daarmee eindelijk weer de kans om een stempel te drukken op de regeringsvorming na de verkiezingen. Een keuze voor zo’n blok bij de eerstvolgende Tweede Kamerverkiezingen moeten we nu maken. Welke samenwerkingsvorm het ook wordt, het vraagt in Nederland veel aandacht om aan de kiezer uit te leggen wat deze eigenlijk precies is, en wat die betekent voor de regeringsvorming. De kiezer moet snappen wat je aan het doen bent.

Lokaal, provinciaal en Europees kunnen we los hiervan per geval bekijken wat de beste samenwerkingsvorm is. Laten we aan de slag gaan.