Verhaeghe, die ook in Nederland grote bekendheid verwierf met boeken als Intimiteit en Liefde in tijden van eenzaamheid schreef dit jaar het essay bij De Maand van de Filosofie. De Maand van de Filosofie is een initiatief dat dit jaar twintig jaar bestaat en elk jaar de hele maand april aandacht vraagt voor de beoefening van de wijsbegeerte in de Lage Landen. Dit voorjaar was het thema ‘Intieme Vreemden’.
Verhaeghe gaat in zijn toegankelijk geschreven essay in het eerste hoofdstuk langs bij grote denkers uit de geschiedenis van de wijsbegeerte. Bij kerkvader Augustinus die in zijn Belijdenissen de lezer deelgenoot maakt van zijn zielenroerselen. Ging het bij Augustinus nog om kennis van de eigen zonden teneinde een goed Christen te kunnen zijn, duizend jaar later brak Descartes radicaal met het linken van het zelf aan God. Descartes gaf het ‘ken jezelf’ pas echt gestalte door zijn denken en zijn beroemde cogito ergo sum (ik denk dus ik besta) als centrum van het bewustzijn te definiëren. Verhaeghe: volgens Descartes bestaat de mens “uit zijn denken, en dat moet hij zo systematisch mogelijk toepassen, dan volgt de rest wel.”