Een kijk in de statistiek leert dat veel Eurolanden na hun toetreding tot de Euro hun staatsschuld (als percentage van het Nationaal Product) fors verlaagd hebben. Alleen in Grieken­land en (in mindere mate) in Italië is 'gezondigd' (net als in Duitsland en Frankrijk). Staats­schulden als percentage van het Nationaal Product zijn echter op een breed front gestegen na de val van de zakenbank Lehman Brothers in september 2008. Zoals bekend waren na 'Leh­man' astronomische bedragen nodig voor de redding van banken. Stijgende staatsschuldquoten kwamen niet door 'gebrek aan begrotingsdiscipline'. Regeringen konden niet anders.

Export en import

Als hoge staatsschulden de kern van het probleem zouden zijn, dan was na de recente EU-top een oplossing binnen handbereik - mits de afspraken goed worden ingevuld. Helaas, was het maar zo eenvoudig! Om bij de kern van de crisis te komen is een excursie nodig naar de ex­port- en importverhoudingen binnen Europa. Binnen de Eurozone exporteren Duitsland en Neder­land veel meer goederen dan ze importeren. De mediter­rane landen boeken juist grote importoverschotten.

Vereffening van overschotten gebeurt door aan- en verkoop van vermogenstitels, zoals aandelen, onroerend goed een vooral door schuldpapier. Nederland en Duitsland kopen met de opbrengsten van hun exportoverschotten voort­durend vermo­genstitels in het buitenland. De mediterrane landen doen het omgekeerde: zij compenseren hun importoverschotten door het verkopen van vermogenstitels en dan vooral door schuldtitels. Landen die veel meer importeren dan exporteren bouwen haast onvermijdelijk schuldposities op.

Voor de Eurozone als geheel geldt overigens dat de han­delsbalans nagenoeg in evenwicht is. Dit betekent dat de Nederlandse en Duitse exportoverschotten vrijwel gelijk zijn aan de import­overschotten van de Zuidelijke lidstaten. De netto-importeurs in Zuid-Europa hebben hun import­overschotten vooral 'betaald' door voortdurend nieuw schuldpapier te verkopen.

Deze schuldtitels zitten nu als 'bezittingen' op de balansen van onze banken, ver­zekeraars en pensioenfondsen. Mochten ze op een dag niet opeisbaar blijken te zijn, dan hebben vooral banken een groot probleem. Dit is de echte reden waarom we 'de Grieken' moeten helpen. Als we het parool 'geen cent meer naar de Grieken' volgen, moeten we straks weer banken redden.

Afweerderen

De kern van het probleem achter de Eurocrisis vormen verschillen in concurrentiekracht. De medi­terrane landen hebben zwakke politieke instituties en een zeer zwak nationaal kennis- en innovatiesysteem. In het verleden konden zij alleen concurreren door hun Peseta's, Escudo's, Drach­me's en Lira's eens in de zoveel tijd af te waarderen ten opzichte van de Gulden en de Duitse Mark. Afwaardering van je munt maakt je export goedkoper en je import duurder en zorgt daarmee voor meer evenwichtige handelsbalansen. Binnen de Eurozone is af­waarderen niet meer mogelijk. Sinds de invoering van de Euro is er sprake van continu stijgende import­overschotten in het Zuiden.

De Eurocrisis markeert het einde van een onhoudbaar systeem: onze financiële instellingen hebben aan de Zuidelijke lidstaten voortdurend geld geleend, zodat zij onze exportover­schot­ten konden afnemen. Aan deze exportoverschotten danken veel Nederlanders en Duitsers hun baan. Wat men er niet bij vertelde, was dat het exportoverschot van het ene land altijd het importoverschot van iemand anders is. Als wij extra banen scheppen door een exportoverschot, dan gaan bij landen met import­over­schot­ten banen verloren.

De rijke landen in het Noorden hebben dus banen ingepikt van de armen in het Zuiden. Het is immoreel als de rijken stelen van de armen, maar nog erger is de grote schuldenberg. Daarbij maakt het in principe niet zo veel uit wie de schulden maak­te: de staat (in Griekenland en Italië), bouwindustrie en projectontwikkelaars (in Spanje of Ier­land) of een rijke bovenlaag die luxe Audi's, BMW's of Porsche's op de pof kocht (Portu­gal). Vast staat dat iemand in het land schulden moest maken om het importoverschot te ver­effenen.

Ondanks enkele begrotingstrucs in Griekenland kon men in alle landen, uit publieke statistieken, gewoon zien hoe de schuldenberg groeide. Maar niemand leek zich eraan te storen. In een efficiënte markt zouden bij stijgende schulden (met groeiend risico op waanbetaling) de rentes moeten stijgen. De kredietgevers zouden namelijk een risicopremie in hun rentevoet moeten verwerken. De stijgende rente zou dan de opbouw van schulden afremmen. Dit is aantoonbaar niet gebeurd.

Er rest maar één conclusie: de 'onzichtbare hand van de markt' (Adam Smith) heeft hier zwaar gefaald! Liberale econo­men zwijgen hierover in alle talen. Men hamert altijd op landen met teveel schulden, maar bijna nooit op partijen die lichtzinnig uitleenden. Ook Moody's, Standard & Poor's en Fitch zaten te slapen. Tot in de maand waarin de schuldencrisis losbarstte hadden de Zuidelijke Euro­lan­den nog alle­maal keurige A-waarderingen en hele lage rentes! Het domi­nante marktfundamen­talisme lijkt velen te hebben verblind voor de mogelijkheid, dat mark­ten groots en (letterlijk) 'meeslepend' kun­nen falen.

Meer coördinatie

Samenvattend: men kan dus ook heel anders tegen de Eurocrisis aankijken. De mediterrane landen zijn slacht­offers van een agressieve exportstrategie van vooral Nederland en Duitsland. En van lichtzinnige investeerders die maar gewoon wat uitleenden. De natuurlijke oplossing zou zijn dat mediterrane landen in de toekomst exportoverschotten in plaats van importoverschotten boeken. Daarmee kunnen ze bovendien hun bui­ten­land­se schuld aflossen wat een vitaal belang is van iedereen. Keihard sparen alleen helpt hier niet. Er is macro-econo­mi­sche coördi­na­tie nodig, op (mini­maal) drie punten.

Ten eerste moet een sterker systeem komen van 'backing-up losers': finan­ciële transfers waarmee bijvoorbeeld de (kennis-) infrastructuur in de zwakkere landen ver­betert. Dit is niet vreemd, want in elke muntunie vinden zulke transfers plaats: de rijkere bur­gers van de Randstad ondersteunden bijvoorbeeld via regionale 'zieligheidsfondsen' armere regio's zoals Friesland, Zeeland of Limburg. Zo heeft men binnen de Nederlandse Guldenzone de boel bij elkaar gehouden.

Ten tweede moeten er harde afspraken komen om de handelsoverschotten van Noorde­lijke lidstaten terug te dringen. Men zou (liefst automatische!) boetes moeten heffen op exces­sieve exportoverschotten, zodat vooral Duitsers en Nederlanders zich leren gedragen. De opbrengsten van deze boetes zouden kunnen worden gebruikt voor structuurver­ster­ken­de investeringen in de landen met importoverschotten.

Ten derde zou de vakbeweging haar looneisen Europees moet afstemmen. Loonma­ti­ging in de landen met importoverschotten; hoge looneisen in landen met exportover­schot­ten. Dit verslechtert de exportpositie van de overschotlanden en schept bovendien koopkracht, zo­dat de Zuidelijke lidstaten meer kans maken om hun export hier kwijt te kunnen. Mochten Nederlandse vakbonden toch weer kiezen voor loonmatiging naar het motto: 'eigen werk­lozen eerst!' dan is dat contraproductief voor de oplossing van de Eurocrisis.

Politieke realiteit

Neigt u als lezer ertoe om deze drie punten te kwalificeren als 'poli­tiek onhaalbaar'? Ik kan me dit goed voorstellen. Maar als dat zo is, dan is de Euro in zijn huidige vorm domweg niet levensvatbaar! Competent management van de Euro door een Euro­­pe­se Centrale Bank is zeker nodig maar niet voldoende. Een gemeenschappelijke munt moet ook door de burgers worden gedragen. Er moet een Europees 'wij-gevoel' erachter staan en dat 'wij-gevoel' moet zo sterk zijn dat bovenstaande drie punten serieus bespreek­baar zijn.

Mocht dat niet zo zijn, dan zal vroeger of later blijken dat een Euro met 17 landen niet meer houdbaar is. Terugkijkend moeten we in ieder geval vaststellen dat de waarschu­wingen in een manifest uit 1997 van 70 Nederlandse economen (waaronder ondergeteken­de) tegen invoering van de Euro wel degelijk hout sneden.

Men moet dezer dagen vrezen dat het nationaal egoïsme zal zegevieren boven het Europese wij-gevoel. In dit geval resteert er maar één alternatief om meer ellende te voorkomen en nog iets van het Europroject te redden: opsplitsing van de Eurozone in een Zuidelijke en een Noordelijke zone, met dien verstande dat de Zuidelijke munt af en toe kan worden afge­waar­deerd. Zo zou de kern van het probleem (onevenwichtige handel) worden opgevangen.

Mocht dat niet lukken, laat dan individuele landen op een nette manier uit­treden. Wanneer dit goed georganiseerd wordt kan excessieve schade voor de Europese economie voor­ko­men worden. Uittreding is beslist geen straf maar gebeurt om eigen best­wil. Want met 'vrien­den' zoals de Duitsers en de Nederlanders hebben de mediterrane landen geen vijan­den meer nodig.