Verslag van deelsessie tijdens conferentie ‘Energietransitie voor gemeenten’

De eerste inleider, Siward Zomer, schetst het ontstaan en de huidige groei van de energiecoöperaties. Zelf was hij eerst betrokken bij Wij krijgen kippen en is hij inmiddels voorzitter de landelijke energiecoöperatie De Windvogel. Zomer is tevens directeur van de landelijke brancheorganisatie voor energiecoöperaties ODE Decentraal. Ook is hij actief binnen de Europese federatie van duurzame energiecoöperaties, REScoop.

Afgelopen week was er een internationale REScoop-conferentie in Bonn, met vertegenwoordigers van energiecoöperaties uit de hele wereld. De uitgangspunten van de binnen REScoop samenwerkende energiecoöperaties zijn het verduurzamen van de energietransitie, het vormgeven aan zeggenschap van burgers over energiestromen en geld, en het behouden van waarde(n) voor betrokkenen.

Zomer geeft aan dat energie als gevolg van de liberalisering van de markt en de privatisering van nutsbedrijven steeds meer op afstand van de burger is komen te staan. Om de zeggenschap van burgers te borgen moet de energiemarkt gedemocratiseerd worden. Momenteel zijn er 1500 coöperaties betrokken bij REScoop; de organisatie telt 700.000 Europese leden. De groei van de opgewekte hoeveelheid duurzame energie is exponentieel.

Coalitieakkoord

Voor de toekomst is het belangrijk dat er lokale en regionale samenwerking ontstaat, waardoor je massa creëert. Dat is vooral van belang voor windenergie op land en de voor de ontwikkeling van warmtenetten. Denemarken kent reeds coöperatieve warmtenetten. (Zie de inleiding van Jarno van Westreenen in de deelsessie Van gas af.)

Energiecoöperaties zijn essentieel voor de acceptatie van wind op land. Via coöperaties is het mogelijk de burger direct te betrekken bij duurzame energie en te laten meedelen in de opbrengst, voor eigen of collectief gebruik (bijvoorbeeld voor dorpsvoorzieningen). Daarom, zo onderstreept Zomer, dient de positie van energiecoöperaties te worden verankerd in het gemeentelijk beleid, zowel in de na de verkiezingen te sluiten coalitieakkoorden als in de plannen voor de energietransitie.

Zomer pleit ervoor dat een wethouder Duurzaamheid tegelijk ook wethouder van Ruimtelijke Ordening en Wonen is. Die combinatie van portefeuilles geeft een bestuurder een effectief instrumentarium voor de energietransitie.

Kennispartner

De tweede inleider is Krispijn Beek van coöperatie Energiek Schiedam. Hij geeft een voorbeeld uit de praktijk. Voor het eerste duurzame energieproject in Schiedam, een windturbine in het havengebied, is men zo’n zes jaar bezig geweest. Bedrijven en bewoners werden er direct bij betrokken. De discussie ging vooral over de geluidbelasting van de windmolen. In de praktijk bleek het geluid van de windturbine overstemd te worden door het geluid van verkeer en andere geluidsbronnen. Dat maakte voor de discussie en het verzet echter niet uit.

Energiek Schiedam heeft meer dan 200 zonnepanelen op een cultuurverzamelgebouw gelegd. De gemeente werkte mee en de coöperatie kreeg financiële ondersteuning ter waarde van tien procent van de voor het zonneproject benodigde gelden. De leden van de coöperatie hebben de overige negentig procent van de middelen opgehaald. De coöperatie houdt korte lijnen met ambtenaren en poogt prominente leden binnen te halen die weten hoe de hazen lopen.

De coöperatie praat als kennispartner mee over initiatieven als Van gas los en een warmtenet. Schiedam is vanouds een relatief arme stad, maar momenteel stromen er meer hoger opgeleide mensen binnen. De laatste groep kan zijn mondje wel roeren. De hamvraag is hoe je anderen als partners meeneemt. Volgens Beek ligt daar een belangrijke taak voor de gemeente.

In de discussie over het warmtenet openbaart zich een interessant verschil van inzicht tussen Energiek Schiedam en de gemeente Schiedam. De gemeente gaat ervanuit dat, als zij besluit om een warmtenet aan te leggen, zij ook kan bepalen wat er achter de voordeuren van mensen gaat gebeuren. Dat is echter niet aan de orde. Het ligt omgekeerd. De gemeente moet uitgaan van de warmtevraag van de bewoners. Daarom moet de gemeentelijke overheid samen met bewoners en coöperaties aan de slag gaan met een participatietraject.

Wijkplan

De procesindustrie moet in 2050 zonder gas draaien. Woningen en andere gebouwen moeten in 2035 van gas af zijn en overgeschakeld op lagetemperatuurwarmte. In beide gevallen moet de warmte CO2-neutraal worden opgewekt. Dat zijn uitgangspunten voor de energietransitie, volgens de derde inleider, Thijs de la Court van het Klimaatverbond en het Gelders Energieakkoord.

Bewoners moeten direct betrokken worden bij het transitieproces. Ook installateurs moeten er goed voor worden toegerust. Alleen door samenwerking, kennisdeling en vertrouwen kan een breed gedragen toekomstbeeld tot stand komen. Van belang is dat de bewoners van elke wijk de ruimte krijgen om te kiezen voor een eigen wijkplan voor de energietransitie. Dat is in de praktijk duidelijk geworden in negen wijken in Gelderland.

Gemeenten moeten nu starten met het aardgasvrij maken van wijken. Zij moeten zowel regie voeren als faciliteren. De betrokkenen moeten ondersteund worden bij het analyseren van opties, bij het uitwerken van business cases en bij het nemen van besluiten.

Een energiecoöperatie is onderdeel van de energieke samenleving en staat daarmee in sommige opzichten sterker dan een gemeente. Bij de actieve leden van een coöperatie zit veel kennis. De opbouw daarvan kost veel tijd en moeite. Maar dan is er ook duurkracht.

Elke gemeente moet ten minste één energiecoöperatie hebben, met een zelfstandige rol, stelt De la Court. Het is van belang dat gemeenten de coöperaties faciliteren bij professionalisering en ruimte geven bij de uitvoering van duurzame energieprojecten. Gemeenten zouden ook vaker garanties op kredietverlening moeten verstrekken. Subsidies daarentegen zijn geen geen goed instrument.

Oog voor verschillen

Uit de discussie die volgt op de drie inleidingen komen onder meer deze punten naar voren:

  • Uitgangspunt van een gemeente moet zijn dat alle opties voor de energietransitie onderwerp zijn van discussie met burgers en energiecoöperaties. Zie een energiecoöperatie als kennispartner.
     
  • Over het aardgasvrij maken van een wijk moet in eerste instantie de wijk zelf gaan.
     
  • Heb als gemeente goed oog voor de verschillende groepen. Vaak zitten onder de betrokken burgers en de coöperaties meer hoogopgeleiden, terwijl de kosten van de energietransitie sterker gevoeld worden door mensen met een kleine portemonnee.
     
  • Bedenk aan welke knoppen je moet draaien om bepaalde groepen en politieke stromingen mee te krijgen. Wijs bijvoorbeeld VVD’ers op de ondernemende burgers die actief zijn in coöperaties en lokale initiatieven.
     
  • Benadruk ook dat werken aan duurzame energie en de energietransitie banen en inkomsten met zich meebrengt.
     
  • Soms zijn er bv’s met eigen belangen betrokken bij coöperaties. Dat hoeft op zich niet erg te zijn, als er maar volledige transparantie over bestaat. Hierbij wordt opgemerkt dat coöperaties die lid willen worden van brancheorganisatie ODE moeten voldoen aan eisen van vrije toetreding, transparantie, participatie en gelijke zeggenschap en stemrecht voor elk lid. Er wordt gewerkt aan een keurmerk voor lokale energiecoöperaties.
     
  • Het is belangrijk om als gemeenten de coöperaties te steunen in het proces en niet de concrete maatregelen te subsidiëren. Want in het laatste geval is het geld snel op. Door steun te geven aan het proces bouw je aan een professionele aanpak door coöperaties.
     
  • Fondsen als startpunt moeten vermeden worden, want vaak blijkt dat het geld nog niet goed weggezet wordt. Gemeenten hebben wel een ontwikkelfonds voor coöperaties nodig.
     
  • Alleen ga je sneller, maar samen kom je verder.

Voorzitter Titia van Leeuwen van het Milieunetwerk GroenLinks, die de deelsessie heeft geleid, vat de discussie samen in een aantal aanbevelingen. Deze aanbevelingen worden tijdens het slotdebat van de conferentie nog aangepast.

Aanbevelingen

  1. Zoek in je gemeente samenwerking met burgergroepen en coöperaties voor duurzame energieopwekking, en zorg ze voldoen aan voorwaarden op het vlak van democratisering, openheid en economische participatie door omwonenden.
  2. Stop geld voor de energietransitie in het proces, als ‘smeerolie’, en niet in concrete maatregelen. (Anders is het geld snel op). Ondersteun coöperaties financieel bij de eerste stappen. Help projecten voor duurzame energie om op te schalen.
  3. Deel duurzame energieprojecten op in fasen die passen binnen een langetermijnvisie. Schets die langetermijnvisie samen met coöperaties en burgers. Sluit aan bij regionale plannen.