Het partijarchief dat in het Katholiek Documentatie Centrum (KDC) is opgeslagen, aangevuld en toegankelijk gemaakt, stelde een nieuwe generatie historici in staat om de rol van de PPR vanuit een langer perspectief te bezien. Geheel in lijn met de PPR waarin het om de inhoud en niet om de partij ging, stelden zij gezamenlijk een thematisch overzicht samen, dat ook in de nieuwe publicatie is terug te vinden.
Ongelijkheid en solidariteit
De PPR kwam op in een tijd van grote onzekerheid; door politiek-militaire conflicten, maar ook door economische en energiecrises. Vooral de naoorlogse zekerheid dat meer welvaart tot bestendiging van de vrede en terugdringing van ongelijkheid zou leiden, sneuvelde in die jaren. Het crisisdecennium van de jaren zeventig liet zien dat meer consumptie en meer welvaart het onrecht van de ongelijkheid niet op zouden lossen, niet in Nederland en niet op wereldschaal.
Voor de PPR-ideologen en -activisten waren ongelijkheid en solidariteit op wereldschaal en binnen Nederland onlosmakelijk met elkaar verbonden. Juist de nadrukkelijke aandacht voor de Europese en mondiale dimensie van een ongelijke welvaartsverdeling onderscheidde een partij als de PPR van de sociaaldemocraten. In de jaren zeventig verschoof ook de aandacht van de radikalen voor een gelijkere inkomensverdeling meer naar het binnenland, na teleurstelling op het internationale toneel en betere mogelijkheden in eigen land om iets te veranderen vanuit de regeringsverantwoordelijkheid. De economie, groei en consumptie mochten daarom niet ten koste gaan van de andere doelstellingen, zowel in Nederland als daarbuiten: het milieu, welvaartsdeling, duurzaamheid en vrede. Het paradigma van ‘de selectieve groei’ was geboren.
Anno 2022 is niet alleen het concept ‘derde wereld’ in vergetelheid geraakt. Ook begrippen als ‘ontwikkelingshulp’ of ‘ontwikkelingssamenwerking’ hebben hun sleutelpositie in de debatten over internationale solidariteit en welvaartsdeling verloren. De spanning tussen het groeiparadigma en de belangentegenstelling tussen de wereldregio’s is echter actueler dan ooit. Mag ‘het Westen’ na twee eeuwen industriële revolutie van de rest van de wereld matiging in economische groei verlangen, met ecologische argumenten? Is het Westen niet hoofdverantwoordelijke voor de kosten van de energietransitie en het stoppen van de aardopwarming?
Voor het binnenland klinken de PPR-oproepen van toen – om geen overbodige producten of verpakkingen te kopen, de voorkeur te geven aan bedrijven met arbeiderszelfbestuur, geen vlees en andere producten te consumeren die grondstoffen verspillen en het milieu belasten – verrassend actueel. Hetzelfde geldt op kleinere schaal voor de huidige discussies over een basisinkomen, verhoging van het minimumloon en een kil calculerende en straffende overheid in de schaduw van de toeslagenaffaire.