Slotbeschouwing bij interviewreeks

Het was december 2016, tijdens de internationale klimaatonderhandelingen (COP21) in Parijs. In een bijeenkomst in een oude school vlakbij Place de la République was ik deel van een bijeenkomst met de Environment Justice Movements. We vertelden elkaar verhalen over onze lokale strijd voor klimaatrechtvaardigheid.

Het discours van de aanwezigen hier week af van het discours op de officiële klimaatonderhandelingen. Daar spraken ze over gemiddelden, over een limiet van anderhalf of twee graden temperatuurstijging en werden overwegend technologische oplossingen voor klimaatverandering gesuggereerd. Hier ging het over rechtvaardigheid, cultuur en erkenning. De vraag was systeemverandering, niet klimaatverandering.

Op hetzelfde moment dat klimaatactivisten vechten voor een alternatieve toekomst en staten onderhandelen over tactieken voor het verminderen van de uitstoot van broeikasgassen, praten wetenschappers over een nieuw geologische tijdperk, het Antropoceen. In dit tijdperk is de mens de dominante drijfveer van klimaatverandering en zijn de handelingen van de mens terug te zien in de geologische aardlagen.

Het Antropoceen wijst niet enkel op de gevolgen van het menselijk handelen voor ecologische processen, maar ook op de toegenomen verantwoordelijkheid van de mens voor de natuur. Wat betekent dit voor klimaatpolitiek? En wat kan GroenLinks doen om haar verantwoordelijkheid te nemen in het Antropoceen? 

Het goede Antropoceen?

De toekomst van de aarde is een politieke keuze geworden. Ecomodernisten spreken over het Antropoceen als een kans om er een ‘Goed Antropoceen’ van te maken. Zij begrijpen de ecologische crisis via kwantitatieve analyses. De relatie van de mens met haar omgeving wordt zichtbaar gemaakt door metingen, modellen en correlaties tussen menselijke activiteit en veranderingen van de aarde.

Technologie is de heilige graal die een uitweg biedt uit het duistere en onvoorspelbare Antropoceen naar een Goed Antropoceen, waarin de mens haar toekomst in eigen handen heeft door opnieuw de controle te nemen over de weerbarstige natuur.

Het ecomodernistisch gedachtegoed is hevig onder vuur komen te liggen. Critici zijn bang dat dit ‘Goede Antropoceen’ slechts goed is voor een klein deel van de bevolking en enkel houdbaar is op de korte termijn. Het narratief van het Goede Antropoceen focust teveel op enkel een ‘probleemoplossende benadering’ en gaat daardoor voorbij aan de complexiteit van cultuur en machtsrelaties die onderdeel zijn van het klimaatprobleem.

Er wordt onvoldoende rekening gehouden met rechtvaardigheidsvraagstukken en ongelijkheid wordt als een gegeven beschouwd, zonder na te gaan waarom die lusten en lasten ongelijk verdeeld zijn. Conflicten rondom grondstoffengebruik worden geweten aan botsende wereldbeelden, zonder te begrijpen wat de oorsprong van een specifiek wereldbeeld is.

Ongelijke toegang tot grondstoffen, land en politieke macht, maar ook de rol van identiteit en cultuur, moeten kritisch worden onderzocht om lokale ecologische problemen te koppelen aan mondiale uitdagingen. Het gevaar van het ecomodernisme is dat het politieke klimaatdebat gedepolitiseerd wordt door er een objectief en technisch verhaal van te maken waarvoor slechts één oplossing een uitweg lijkt te bieden.

Technologie is geen neutrale oplossing, maar heeft politieke en sociale consequenties. Om een eerlijke oplossing te vinden voor het klimaatprobleem, moeten we allereerst accepteren dat we politiek bedrijven in een sociaal-ecologisch complexe werkelijkheid. Dan kan iedereen op haar eigen manier verantwoordelijkheid nemen.

Verantwoordelijkheden

De acceptatie van zo’n sociaal-ecologisch complexe werkelijkheid en de roep om een eerlijke transitie maakt de omslag naar een duurzame samenleving niet makkelijker, wel houdbaarder. Momenteel zijn het vooral de staten die een officiële verantwoordelijkheid dragen voor duidelijke klimaatafspraken, inclusief de verdeling van de lasten en lusten. Doordat de impact van ons handelen op ecologische veranderingen zo indirect is, zijn de gevolgen moeilijk te bevatten.

Zoals we nu heel duidelijk zien in de Verenigde Staten onder Trump, leidt dit ertoe dat sommige staten zich liever onttrekken aan hun verantwoordelijkheid. Ook veel Nederlandse politici kijken liever de andere kant op. Nederland staat voorlaatste op de EU-ranglijst duurzame energie. Dit herinnert ons aan de lange weg die we ook in Nederland nog moeten gaan voordat politici hun verantwoordelijkheid (durven te) nemen voor klimaatmaatregelen.

Het klimaatdebat leeft wel onder Nederlandse burgers. Bij de afgelopen verkiezingen werd vanuit de samenleving opgeroepen om klimaatverandering op de politieke agenda zetten. De klimaatbeweging startte een petitie om het slotdebat van de verkiezingscampagne in het teken van het klimaat te zetten en schrijver Jan Terlouw betoogde op de nationale omroep dat politici niet langer hun ‘kop in het zand mogen steken’. Dit werpt de vraag op wie er eigenlijk in staat zijn en een verantwoordelijkheid hebben om de transitie in gang te zetten.

Agents of change

Simon Caney, hoogleraar politiek theorie, maakt onderscheidt tussen eerste orde- verantwoordelijkheid en tweede orde-verantwoordelijkheid. De verantwoordelijkheid van de eerste orde is die van specifieke actoren, zoals staten, om klimaatverandering te verminderen en te compenseren voor gemeenschappen die er al nadelige gevolgen van ondervinden. Tweede orde-verantwoordelijkheid is die om ervoor te zorgen dat actoren hun eerste orde-verantwoordelijkheid naleven.

Deze tweede orde-verantwoordelijkheid ligt bij instituties zoals de Wereldhandelsorganisatie en het Internationaal Monetair Fonds, maar ook bij urban planners, wetenschappers, sociale bewegingen, journalisten, schrijvers, kerken en charismatische individuen. Zij kunnen druk uitoefenen op staten en individuen door middel van lobby, druk en sancties, maar ook door culturele verandering te stimuleren. Het aanleggen van fietspaden kan mensen aanmoedigen om de fiets te pakken. De voedselsector kan vegetarisch eten als een normale en verstandige keuze presenteren.

Nieuwe samenwerkingsmogelijkheden

Er is weinig interactie tussen de verschillende actoren en de ideeën over een wenselijke transitie lopen enorm uiteen. Politici, wetenschappers, klimaatactivisten, getroffen gemeenschappen, ze hebben allemaal hun eigen manier om te praten over de transitie en, misschien nog wel belangrijker, ze hebben baat bij verschillende maatregelen. Wel zijn ze het er vrijwel allemaal over eens dat een transitie naar een duurzame samenleving urgent is.

Op de klimaattop in Parijs is een overeenkomst gesloten tussen vrijwel alle staten. De vraag is of de verschillende landen hun beloftes zullen naleven, en wat er gebeurt nu de Verenigde Staten zich onttrekken aan de afspraken. Maar ook: is het wel genoeg? Zoals de klimaatbeweging in Parijs mij liet zien, overschrijden we de rode lijnen voor een rechtvaardige en leefbare planeet. Is de klimaatbeweging samen met andere dragers van tweede orde-verantwoordelijkheid een cruciale samenwerkingspartner van GroenLinks in het Antropoceen? Hoe ziet zo’n samenwerking eruit?

Dialoog voor een wenselijke transitie

In de interviewreeks over het Antropoceen die ik maakte voor Bureau de Helling, deelden verschillende wetenschappers hun inzichten over verantwoordelijkheid en politiek in het Antropoceen met mij. Frappant waren de vele verwijzingen naar het belang van een lokale democratisch dialoog om de complexe vraagstukken en de verantwoordelijkheid van verschillende actoren in het Antropoceen inzichtelijk te maken.

Wat gebeurt er als we wetenschappers, politici, topmensen uit het bedrijfsleven, klimaatactivisten, urban planners, journalisten en kunstenaars met elkaar om tafel zetten? Zal dit leiden tot meer overeenstemming of juist tot meer conflict? En wat is eigenlijk wenselijk? Zoals ik eerder betoogde, een uniforme oplossing heeft als gevaar dat deze als waarheid wordt geclaimd en daarbij haar politieke karakter mystificeert.

Het Antropoceen moet gepolitiseerd worden. Botsende wereldbeelden, uiteenlopende posities en indirecte interacties moeten inzichtelijk gemaakt worden om te werken aan een wenselijke toekomst. We moeten nadenken over de wereld waarin we willen leven. Dit vraagt om nieuwe waarden en nieuwe verhoudingen ten opzichte van de natuur. Dat is de discussie die we lokaal moeten voeren en de verantwoordelijkheid die we mondiaal moeten nemen.