Juni 2016: de Britten verbazen vriend en vijand door in een referendum – met krappe meerderheid – te stemmen voor een vertrek uit de Europese Unie. Terwijl in Groot-Brittannië de kruitdampen neerdalen, ontvouwt zich een dubieuze politiek in Turkije, zijn de Verenigde Staten in de greep van de meest bizarre presidentskandidaat ooit, en is in Frankrijk al maanden de noodtoestand in werking. Om het nog gekker te maken, ligt het voorstel ter tafel om het Antropoceen, het geologische tijdperk van de mens, uit te roepen: ook moeder Aarde ontkomt niet aan onze krachten en kwinkslagen. Deze ‘zware’ opsomming signaleert echter eerder een politiek probleem dan een existentiële zaak. Aan de hand van de ‘Brexit’ en een ‘duurzaamheidsverkenning’ uit 2004 bekijk ik hoe de Groenen het politieke debat een constructieve draai kunnen geven en in de nieuwe politiek voorop kunnen gaan lopen.
Het idee om rechten toe te kennen aan de natuur komt op in een wereld die is getekend door de klimaatcrisis. Wat rechten in dit verband kunnen betekenen is een vraag naar de mogelijkheden van wetgeving en rechtshandhaving. Het Urgendavonnis, dat wereldwijd om die reden aandacht heeft getrokken, verdient het daarom preciezer te worden bekeken.
Niemand kan meer ontkennen dat we in de ‘ruïnes’ van het kapitalisme leven, stelt de Franse filosoof Bruno Latour. Een politiek aanbod dat past bij deze mentaliteitsverandering moet echter nog volgen. De groene partijen zijn volgens Latour bij uitstek geschikt om dat aanbod te leveren – mits ze de juiste vragen gaan stellen.
Solidariteit en diversiteit vragen om meer dan linkse politiek, namelijk om groene politiek. Het ecologisme biedt een antwoord, omdat het draait om de verbondenheid van de mens met zijn omgeving.
Welke rol speelt het individu bij het tegengaan van klimaatverandering? Die vraag besprak Petra van der Kooij, oud-medewerker van Wetenschappelijk Bureau GroenLinks, met dertien experts en pioniers: van een filosoof tot een permaculturist, van een directeur van een groot distributiebedrijf in biologische groente en fruit tot een klimaatstaker.
Als variant op het veelgebruikte Antropoceen stelt Christopher Preston voor te spreken van het Synthetisch Tijdperk of het Plastoceen: een tijdperk waarin de mens niet meer leeft in een wereld die hij gevonden heeft, maar in één die wordt vormgegeven door ingenieurs. In deze nieuwe werkelijkheid moeten we vooral de vraag stellen: wat is de wereld die we willen creëren?
In tegenstelling tot Jason Hickel, auteur van het boek 'Less is More', zien de auteurs van de bundel 'Meer' juist toekomst in méér groei, consumptie en globalisering. Hoewel deze invalshoek waardevolle inzichten oplevert, is het jammer dat sommige auteurs als kleuters achter hun modernistisch geloof in vooruitgang aanhollen.
Of ‘het politieke dier’ ook letterlijk bestaat, durft Ton Lemaire alleen van de chimpansees te zeggen. Maar dat dieren veel minder van mensen verschillen dan lang werd aangenomen, dat staat voor hem vast. Hij pleit daarom voor een nieuwe universele moraal, die hij humanimalisme noemt.
Het Antropoceen is een krachtig begrip voor de beschrijving van de grote vraagstukken van deze tijd. De Nederlands-Zweedse atmosfeerchemicus en Nobelprijswinnaar Paul Crutzen, bedenker van de term ‘Antropoceen’, herkende deze kracht zelf ook: ‘De lang in stand gehouden barrières tussen natuur en cultuur brokkelen af. Er is niet langer sprake van Wij tegen de Natuur. In plaats daarvan bepalen wij wat natuur is en wat het zal zijn […].
De onbewoonbare aarde van David Wallace-Wells trok meteen mijn aandacht. Al bladerend zag ik beschrijvingen van het complexe klimaatsysteem, de vele gevolgen van klimaatverandering en hoe verschillend daarmee wordt omgegaan door politici, burgers en wetenschappers. Het dankwoord geeft aan dat vooraanstaande Amerikaanse wetenschappers advies gegeven hebben bij het schrijven van het boek. Het gaf de indruk van een urgent boek dat de effecten van klimaatverandering feitelijk beschrijft en ook een goed handelingsperspectief verschaft.