Goedemiddag allemaal,

Ontzettend leuk om hier bij jullie te zijn.

Dank voor de uitnodiging om met jullie over de sociale kansongelijkheid in ons land wat gedachten en inzichten te delen. Ik denk dat dat op een heel belangrijk moment van de tijd is. We staan aan de vooravond van verdere versoepelingen van de coronamaatregelen. We staan ook aan de vooravond van verkiezingen. Dat betekent misschien ook wel dat we nu nà die coronaperiode een beetje de schade kunnen gaan opmaken. De maatschappelijke schade die het heeft veroorzaakt en hoe we de scherven moeten oprapen, zeker op het thema ongelijkheid.

Ik denk dat we allemaal in de afgelopen periode het zelf voorbij hebben zien komen. Achterstandsleerlingen die door de schoolsluitingen verder op achterstand zijn geraakt. Mensen die zorgondersteuning nodig hebben in het sociaal domein en die door de coronamaatregelen verder achterop zijn geraakt en eenzamer zijn geworden. De psychische druk die het bij velen heeft veroorzaakt. Of de mensen met tijdelijke en flexibele contracten op de arbeidsmarkt, die het eerste het risico van baanverlies ervoeren. Op het gebied van ongelijkheid is de afgelopen periode wel het nodige gebeurd. Los daarvan zijn er ook nieuwe kwetsbare groepen bijgekomen. Ondernemers die op het randje staan van doorgaan of hun bedrijf verliezen. De mensen die aan long covid lijden.

Maar was die ongelijkheid nou niet al aanwezig in onze samenleving?

Dat is een retorische vraag, want eigenlijk heeft de coronacrisis het vergrootglas gelegd op veel ongelijkheid die er al was. Het Sociaal en Cultureel Planbureau doet er al lang onderzoek naar en heeft het op een aantal momenten in de geschiedenis ook gemeten. In 2014 bijvoorbeeld en vlak voor de coronacrisis nog een keer: structurele ongelijkheden zijn er in ons land en ze worden ook niet kleiner.

We zien dat een groep van 20 tot 23 procent van de mensen structureel in achterstandsposities zitten. Dat kan te maken hebben met armoede - ook de wethouders net in het gesprek met Jesse gaven dat aan. Dat kan te maken hebben met weinig of beperkte kansen op werk en inkomen. Ze hebben vaak veel onzekerheid door kleine banen en flexcontracten, geen of weinig sociale netwerken die kunnen helpen bij zorg en ondersteuning of opleiding. Als iets tegenzit, raken ze verstrikt in regels en systemen. Vaak hebben ze minder lange levensverwachting. Ruim 20 procent - dat is een forse groep.

Daar tegenover staat een groep van zon 35 procent van onze bevolking waar het eigenlijk wel heel goed mee gaat. Mensen met veel kansen op werk en inkomen, sociale netwerken, zorg en ondersteuning of opleiding. Een groep mensen die weinig problemen en zorgen hebben over bijvoorbeeld de oude dag van hun ouders. Als er iets met henzelf aan de hand is, zijn zij wel in staat om iets te regelen.

Profielfoto van Kim Putters
Kim Putters. Foto: SCP

Daar tussenin zit een groep van zo’n 30 procent waar het wel redelijk mee gaat, maar het zijn wel mensen met veel onzekerheid. Wat als mijn baan eindigt? Wat als mijn ouders ineens zorg nodig hebben en de thuiszorg er niet is en ik op en neer moet rijden. Wat als ik verder weg woon en geen mantelzorg kan leveren? Wat als mijn kinderen bijles nodig hebben en het is niet makkelijk te betalen? Dus in die grote middengroep, die je niet zoveel hoort in het publieke debat, zitten ook veel onzekerheden.

Dat is het plaatje dat we al heel lang zien. Dat structurele verschil in de Nederlandse bevolking.

Gemiddeld genomen gaat het met Nederland goed. Maar het is wel tijd om het gesprek over gemiddelden te verrijken met het verhaal àchter die gemiddelden. Want geen mens is gemiddeld en de verschillen tussen mensen zijn groot.

Daarvoor moet je wel zicht hebben op hoe het echt met mensen gaat. Als SCP constateren wij toch al wel een tijd dat het zicht in de wereld van beleid en ook in de politiek vaak beperkt is.

Ik noem even de evaluaties die we de afgelopen jaren hebben gehad van bijvoorbeeld de Wet Maatschappelijke Ondersteuning, de Participatiewet, het Leenstelsel of de Inburgeringswet. Eigenlijk zit er steeds een heel duidelijk patroon in: we redeneren te veel vanuit beleid en te weinig vanuit mensen. Hoe het echt met mensen gaat.

In de praktijk zit er namelijk niemand in één beleidskoker. Bij iemand die zorg nodig heeft is er vaak ook sprake van schulden of problemen op de arbeidsmarkt of problemen in de jeugdzorg. In het dagelijks leven van de mensen komt dat allemaal samen. We zien dat het beleid daar nog onvoldoende op inspeelt. En eigenlijk zijn er ook niet realistische aannames over wat mensen wel of niet in zelfredzaamheid zelf kunnen oplossen. Dat is wel belangrijk als je die ongelijkheid wil oppakken, wil oplossen of die kleiner wil maken. Dat je realistisch beleid maakt. Dat geldt lokaal voor de gemeenteraden, maar dat geldt ook voor het nieuwe kabinet.

Ik wil met jullie drie rookgordijnen delen die in mijn ogen het zicht op de echte ongelijkheid in ons land belemmeren en ook het zicht op oplossingen.

Het eerste rookgordijn is:

Dat we veel breder moeten kijken naar wat mensen ècht in hun welzijn nodig hebben. We noemen dat in Haags jargon 'het bredewelvaartdenken'. Iets waar een partij als GroenLinks veel inzet op gepleegd heeft. Ik wil hier toch even de commissie Grashoff noemen, die er een aantal jaren geleden al voor pleitte dat de regering brede welvaart als uitgangspunt neemt. Dat betekent dat je niet alleen kijkt naar economie, inkomen en vermogen, maar ook naar de leefomgeving, het klimaat en hoe beleid uitpakt voor mensen die al of niet mee kunnen komen. Dus dat je ook kijkt naar de sociale omstandigheden, naar sociale ongelijkheid en kansongelijkheid.

Het SCP heeft recent een reflectie gemaakt op het huidige regeerakkoord. Daarin zien we belangrijke aanzetten richting die brede welvaart, maar wel met een hele sterke focus op vooral economie en klimaat. Daar waar het gaat om de sociale omstandigheden, de kansongelijkheid zien we dat er nog wel een flinke stap gezet moet worden.

Dat illustreer ik ook aan de hand van de woonopdracht. Wonen betekent dan niet alleen stenen, locaties en geld, maar ook - zonet zei jullie lijsttrekker van Groningen dat ook al zo mooi - dat het gaat ook om de vraag of de wijk straks leefbaar is, of de school niet gesegregeerd is, of er zorgvoorzieningen in de buurt zijn en of er ‘n beetje sociale samenhang in de gemeenschap overblijft. De woonopgave voor Hugo de Jonge is dus vooral ook een sociale opdracht.

Dat rookgordijn moeten we nu wel optrekken en ook echt gaan doen.

Het tweede rookgordijn is:

Dat we nu wel een heel groot gesprek hebben over het vertrouwen in de politiek en een nieuwe bestuurscultuur, maar waar het over zou moeten gaan - waar ik het rookgordijn zou willen wegtrekken - is dat je niet stuurt op vertrouwen, maar je stuurt op een betrouwbare overheid. Dat is een overheid die er is als mensen bescherming nodig hebben, een overheid die niet discrimineert, een overheid die rechtvaardig is, een overheid die doet wat ze belooft. Daar moeten we op sturen met elkaar. Dat is ongelooflijk belangrijk. Zo zal t bijvoorbeeld een uitdaging zijn om bij de energietransitie tot betrouwbaar beleid te komen. Een warmtepomp is niet alleen technologie, het is ook een overheidsregeling waar bewoners op kunnen rekenen. Maar ook waar bedrijven hun bedrijfsmodellen de komende tijd betrouwbaar op kunnen omvormen. Een betrouwbare overheid is cruciaal.

Het derde rookgordijn is:

Hoe de politiek en de media met elkaar omgaan. We hebben het veel over polarisatie, maar ik zou toch mee willen geven dat de samenleving minder snel polariseert dan de politiek. Eigenlijk is publieke en politiek debat steeds meer een voor- of tegendebat. Wij zien in ons onderzoek dat heel veel mensen het gevoel hebben dat we steeds meer in een voor- of tegensamenleving terechtkomen. Voor of tegen klimaat, voor of tegen Europa, voor of tegen het coronabeleid. Terwijl die grote middengroep - vaak stil in het debat - heel genuanceerd kan denken. Ik denk dat voor het zoeken naar oplossingen voor ongelijkheid, je juist het gesprek met het stille midden moet aangaan.

Ik sluit af.

Ik denk dat we monster van de kansongelijkheid in de bek moeten kijken en de rookgordijnen moeten optrekken. Dan is het - terug naar de start van mijn verhaal - komen uit de coronacrisis een momentum. Want iedereen heeft gezien wat het doet met de samenleving.

Maar we zullen één ding in de gaten moeten houden: in iedere crisis overschatten we de kortetermijneffecten en onderschatten we wat de crisis op langere termijn betekent. De kansongelijkheid in ons land is nou typisch zo’n langetermijnvraagstuk. Dat vraagt om een lange adem en forse investeringen over college- en kabinetsperiodes heen.

Dank jullie wel.

Liever luisteren?

Luister en bekijk de speech op YouTube (vanaf 1:38:04).

GroenLinks-congres 12 februari 2022 (speech Kim Putters vanaf 1:38:04) Afspelen op YouTube

Verder lezen

Op basis van het verhaal dat Kim Putters hield op het GroenLinks-congres van 12 februari 2022, schreef hij een essay voor het Financieele Dagblad. > Naar het essay in het FD