De term vooruitgang, die in de achttiende eeuw nog verwees naar de vooruitgang van de kunsten en wetenschappen, kwam in de negentiende en twintigste eeuw synoniem te staan aan economische groei. Vooruitgang werd geassocieerd met de accumulatie van materiële goederen. Tegenwoordig spreekt men van ecologische vooruitgang en groene groei, twee termen die op hetzelfde neer komen, en die inmiddels tot het jargon van onder andere het United Nations Environment Programme (UNEP) behoren. Deze begrippen verwoorden de idee dat de samenleving haar economische activiteiten moet afstemmen op de risico's voor het milieu en de dreigende ecologische schaarste, wat een efficiënt gebruik van energie en grondstoffen vereist. Maar is dit wel genoeg?

De verborgen kosten

In Europa wordt groene groei vaak afgeschilderd als een transitie naar een economie die draait op kennis en diensten. De strategie van Lissabon die in 2000 werd geproclameerd streefde ernaar om de Europese Unie de meest concurrerende kenniseconomie ter wereld te maken in 2010. Een immateriële economie (gebaseerd op kennis en diensten) kan zich niet ontwikkelen zonder een materiële basis die vaak een grote hoeveelheid energie en schaarse hulpbronnen opslokt: de dienstverlenende beroepen worden zoveel mogelijk vervangen door machines.

Communicatie en informatie zijn afhankelijk van het wijdverspreide gebruik van computers, wat grote hoeveelheden energie kost. De productie en transport van deze apparaten wegen zwaar in termen van broeikasgasemissies. Bovendien bestaan computers uit schaarse materialen, net als de bestanddelen van 'groene' technologie. Deze kunnen slechts met moeite of gedeeltelijk worden gerecycled, terwijl ze wel regelmatig vervangen dienen te worden als resultaat van snelle productveroudering. Hierdoor verbruiken ze netto veel energie en produceren ze grote hoeveelheden afval.

De wijdverspreide toepassing van slimme technologie als vervanging voor huidige producten is niet makkelijk te bereiken. De risico's van het gebruik van biotechnologie (zoals GMO's) zijn verre van bekend en de efficiency ervan valt te betwijfelen. Zoals met alle technologieën is het niet genoeg om alleen het beoogde effect te zien, maar ook de onbedoelde gevolgen. In de zoektocht naar duurzaamheid verdienen niet alleen de specifieke kwaliteiten van technologische oplossingen aandacht. Het hele systeem dat deze technieken mogelijk maakt moet in ogenschouw worden genomen.

De rol van verlangen

De hypothese dat het mogelijk is om groei te 'ontkoppelen' van het intensieve gebruik van grondstoffen, energiegebruik en de emissie van vervuilende stoffen, komt neer op de illusie dat we dezelfde levensstijl kunnen behouden door simpelweg de middelen waar onze economie op draait te veranderen. Maar het is precies onze manier van leven die het probleem vormt. Hebben we in plaats van een cultuur van overvloed niet juist een samenlevingsmodel nodig dat is gebaseerd op matiging?

Adam Smith toonde in zijn Theory of Moral Sentiments al aan hoe moeilijk dit te realiseren is. Hoewel hij de morele superioriteit erkende van degenen die tevreden zijn met weinig, zag hij ook het menselijke verlangen om onze buurman te imiteren, dat ons ertoe drijft meer te kopen, wat in positief verband staat met economische groei. De morele bestendiging van verlangen werd bereikt door de waardering van het effect ervan: de opkomst van een samenleving die in staat zou zijn tot een oneindige economische expansie en vooruitgang.

Wederopbouw van sociale verhoudingen

De vraag is of het haalbaar is dat ieder individu zich zou realiseren dat de beperkt aanwezige grondstoffen op aarde niet genoeg zijn om ieders verlangen te stillen, dat vanaf een zeker welvaartsniveau materiële overvloed niet leidt tot meer welzijn en dat er een grens is aan het vervullen van menselijke behoeften die bepaald wordt door de natuur. Het is echter niet genoeg als individuen hun gedrag veranderen. Een sociale basis maakt dit gedrag immers mogelijk. De enige manier om het collectieve verlangen naar luxe te vervangen door een deugdelijke levensstijl gericht op de vervulling van basisbehoeften, zou de invoering van een autoritaire staat zijn.

Groei is meer dan alleen de opsomming van individuele initiatieven. Om een bepaald welzijnsniveau te bereiken is de ene mens redelijk onafhankelijk, terwijl de ander zich moet neerleggen bij zijn afhankelijkheid van anderen. Het Bruto Nationaal Product zegt niets over de mate van sociaal welzijn, dat onder andere afhangt van de aanwezigheid van publieke voorzieningen als gezondheidszorg en onderwijs.

Een samenleving kan zijn levensstijl niet matigen zonder dat de sociale verhoudingen een verandering ondergaan, waarbij competitie wordt vervangen door samenwerking, de 'ieder voor zich'-mentaliteit door solidariteit en vijandigheid door vriendelijkheid. Als sociale vooruitgang staat voor de capaciteit van ieder individu om zichzelf te bevrijden van het universele onheil van armoede, ziekte en verwaarlozing, en als deze vooruitgang tot op zekere hoogte afhangt van het gebruik van technologie, is de huidige staat van de technologie zijn doel dan niet voorbij geschoten?

Hoe we beter af zijn met minder

Een vriendelijke samenleving is zonder twijfel een meer bescheiden samenleving: 'zijn' vervangt 'hebben'. Maar is het ook een ecologische samenleving? Is het genoeg om minder te produceren en consumeren om de druk op het milieu weg te nemen en binnen de grenzen te blijven van wat fysiek haalbaar is voor de planeet? Is er geen andere benadering noodzakelijk en een diepgaande herziening van hoe wij ons tot het milieu verhouden? "Humanity has always progressed by increasingly harnessing Nature to its needs and not the reverse", aldus het Heidelberg Appeal dat diverse wetenschappers in mei 1992 opstelden in reactie op de Earth Summit van de Verenigde Naties.

Maar is dit niet een puur instrumentele perceptie van de natuur die dringend toe is aan herziening? 'Do better with less': deze formule, die wordt gebruikt om de doelen van groene technologie samen te vatten, staat voor een instrumenteel rationalisme. Ecologische efficiency, dat wil zeggen de afstemming van activiteiten op de ecologische kringloop, kan botsen met economische efficiency. Dat is bijvoorbeeld te zien in de agrarische sector waar gemengde bedrijven, met zowel vee als gewassen, het moesten afleggen tegen de economische noodzaak van specialisatie en productie voor de markt. Hoe kunnen we de duurzaamheid van ecologische efficiency verzekeren?

Natuurlijke hulpbronnen als zelfstandig rechtspersoon

Het huidige ecologische denken, met name met betrekking tot de vraag hoe biodiversiteit gehandhaafd kan worden, draait om de notie van de 'commons', een tussencategorie tussen privébezit en staatsbezit, de dualiteit waar economisch denken zich vaak tot beperkt. De 'commons' illustreren, zoals Elinor Ostrom heeft bewezen, dat gebruikersgemeenschappen in staat zijn om de duurzaamheid van hulpbronnen te waarborgen zodra ze deze collectief gebruiken als gemeenschappelijk bezit.

Juristen maken bezwaar tegen deze redenatie, omdat bezit per definitie privaat is en ophoudt gemeenschappelijk te zijn. Volgens hen bestaat gemeenschappelijk bezit niet, slechts gemeenschappelijke 'dingen'. Wat telt is echter niet de juridische opvatting van bezit; de relatie tussen de gebruikers en de 'dingen' is belangrijker. Om gemeengoed te blijven moeten 'dingen' een bepaalde mate van onafhankelijkheid behouden en niet slechts gebruikt of verbruikt worden.

Wanneer de onafhankelijkheid van natuurlijke hulpbronnen wordt verondersteld, kunnen ze zelfs verworden tot rechtspersoon. De grondwet van Ecuador erkent de Pacha Mama, de godheid Moeder Aarde van de inheemse bevolkingsgroepen, expliciet als een rechtssubject. 'De Natuur, of Pacha Mama, waar het leven zich voortplant en uit voortkomt, heeft het recht op volledig respect voor haar bestaan, net als voor het behoud en de vernieuwing van haar levenscycli, structuren, functies en evolutionaire processen.

Alle personen, gemeenschappen, bevolkingsgroepen en naties kunnen een beroep doen op de openbare autoriteiten om het recht van de natuur te eerbiedigen' (artikel 71). Dit stelt milieugroeperingen in staat om oliebedrijven voor het constitutionele hof van Ecuador te dagen op grond van milieuschade veroorzaakt door het lekken van olie. Hiermee is de instrumentalisering van de natuur opgeheven.

Technologie: heerschappij over de natuur

Jürgen Habermas stelt in Technology and Science as Ideology dat de instrumentele rationaliteit van technologie geen bezwaar is, zolang het geen inbreuk pleegt op de verhoudingen tussen mensen. Waar we echter naar moeten streven is een opvatting van techniek die opereert in samenwerking met de natuur. Dit betekent dat we moeten erkennen dat het gebruik van technologie ook een morele component bevat en niet alleen op onze kennis en kunde gebaseerd zou moeten zijn, maar op ware wijsheid. In de geest van de achttiende-eeuwse filosoof Rousseau, die nog leefde voordat vooruitgang synoniem werd aan economische groei, zouden we de vooruitgang van de kunsten en wetenschappen in overeenstemming moeten brengen met ecologische wijsheid. 

Dit artikel verscheen eerder in de Green European Journal (Annual print edition 2013) onder de titel 'The progress of the arts and ecological wisdom'. Vertaald door Jolanda van Benthem.