In 2022 werkten de wetenschappelijke bureaus van GroenLinks en de PvdA samen aan een project over werkgelegenheid in de groene industriële transitie. We onderzochten wat de wensen, mogelijkheden, dromen en zorgen zijn van werknemers in de zware industrie. Wat is hun perspectief en hoe zorgen we ervoor dat de energietransitie wordt gezien als een transitie die van en voor hen is? Dit resulteerde in een manifest met vijf voorstellen voor een eerlijke transitie voor werknemers in de zware industrie. In deze serie reageren experts en betrokkenen op de voorstellen. 

Wij verwelkomen deze ideeën die specifiek ingaan op de noodzaak van een rechtvaardige transitie van de zware industrie. Toch beginnen wij met een belangrijke eerste plaatsbepaling: de zware industrie maakt noodzakelijke goederen voor de rest van de economie. Maar hoe die basisgoederen vervolgens gebruikt gaan worden maakt uit voor de vraag of het wenselijk is deze basisproducten te vervaardigen. Wordt van fossielvrij staal straks een privéjacht gebouwd, of een spoorlijn en windmolens? Die vraag wordt nu niet meegenomen in dit plan maar is voor ons als vakbondsnetwerk wel fundamenteel. 

Steun voor vestiging van innovatieve bedrijven daar waar zware industrie verdwijnt

Kennis en innovatie wordt in belangrijke mate ontwikkeld vanuit publieke instellingen zoals universiteiten, hogescholen en vakopleidingen. Bedrijven kunnen nuttig of nodig zijn in de toepassing van deze innovaties en samenwerking tussen private en publieke instellingen is daarom wenselijk. Onze publieke sector moet in deze samenwerking een leidende en niet een volgende rol pakken. Zonder publieke watersector zou bijvoorbeeld onze watervervuiling vele malen bedreigender zijn. Wij pleiten dan ook voor een herwaardering van de (rol van) de publieke sector op het gebied van kennis en innovatie. Bij de aanleg van nieuwe infrastructuur ten behoeve van zware industrie moet daarom voorrang worden gegeven voor het in publiek beheer houden of nemen van infrastructuur.

Daarnaast moet het verstrekken van vergunningen die noodzakelijk zijn voor bedrijven die de transitie inzetten vergemakkelijkt en versneld worden. De focus daarbij op de regioclusters verwelkomen wij. Ook moet de handhaving van milieuvergunningen voor vervuilende bedrijven serieus worden genomen en moeten klokkenluiders op de werkvloer die vervuiling melden en het productieproces (willen) stilleggen om verdere vervuiling te voorkomen (beter) beschermd worden.

Vergroeningssubsidies koppelen aan een Nationaal Sociaal Plan

We verwelkomen dit punt en verwijzen als voorbeeld naar het pas afgesloten sociaal plan bij Tata Steel waarbij het belang van alle werkenden om mee te komen in de transitie een belangrijk pijler in het gehele transitieplan vormt.

Schoorsteen - arbeider - vuist
Illustratie: Arianne Faber

Wel vinden wij het belangrijk om dit onderdeel expliciet en direct te koppelen aan punt 5. Als private op winst gerichte bedrijven zowel de arbeid van werkenden als subsidie van de staat nodig hebben om de transitie in te zetten moeten de werkenden en de staat ook directe zeggenschap krijgen over (delen van) deze private bedrijven. Het principe ‘zonder zeggenschap geen subsidie’ kan leidend worden. Ook is het ontvangen van subsidie door bedrijven die geen of ontoereikend belasting betalen onwenselijk; bedrijven mogen evenmin (in het buitenland) betrokken zijn bij het schenden van (arbeids)rechten. Subsidies zijn geen cadeau van de samenleving aan bedrijven, er moet een belangrijke tegenprestatie voor de samenleving tegenover staan. 

 

 

Een Nationaal Werkgarantiefonds en sectoroverstijgende scholingsfondsen

Iedereen heeft recht op fatsoenlijk en betekenisvol werk. Het Kolenfonds biedt een sterke basis voor een nationaal en sectoroverstijgend werkgarantie- en scholingsfonds. Dit zou verder uitgebreid kunnen worden tot een gegarandeerde baan met een minimumloon van minstens 14 euro per uur (bij de overheid) voor iedereen die er een wil en boven de 18 is. Een soortgelijk programma hielp de VS in de jaren 30 uit de Great Depression en een Nederlandse nationale jobgarantie zou een stap uit de klimaat- en ecologische crises kunnen zijn. Het creëert een grote groep werkenden die getraind wordt om groene infrastructuur te bouwen, dijken te verhogen of versterken, bomen te planten en onze natuur te herstellen. Ook versterkt het de positie van werkenden in andere sectoren met slechtere omstandigheden en lagere lonen ten opzichte van hun werkgever: goed voor de vakbondsmacht.

Verder houden wij graag een pleidooi om hierbij extra aandacht te besteden aan mensen met een afstand tot werk, mensen die bijvoorbeeld al langere tijd een uitkering hebben of gedeeltelijk arbeidsongeschikt zijn. Door training en scholing aan te bieden aan (nieuw)werkenden kunnen zij zich voorbereiden op een toekomst in de duurzame industrie, maar de duurzame industrie moet ook toegankelijk gemaakt worden voor groepen die nu nog te vaak worden buitengesloten van werk (in deze sector). 

Groene banen moeten goede banen zijn

Bedrijven moeten goed werk mogelijk en makkelijk maken. Dat vergt een mentaliteitsomslag: het beter beschermen en waarderen van (aankomend) werkenden in deze sector is iets dat hand in hand moet gaan met mensen klaarstomen voor het werk in deze sector. Vaste contracten en een eerlijk loon moeten inderdaad het uitgangspunt zijn, maar ook andere voorwaarden horen daar onlosmakelijk bij: het tegengaan van discriminatie, het zorgen voor veiligheid op de werkvloer, voldoende rust en vakantie en een goed pensioen.

Daarnaast moeten we niet vergeten dat er nog veel meer groene banen nodig zijn buiten de industrie. We moeten naar een low carbon and high care-economie, en in een economie waar arbeid schaars is moeten we meer banen in de zorg of het onderwijs prioriteit geven boven meer banen in een fabriek. Dat betekent dat we vooral deze banen aantrekkelijker moeten maken, met betere omstandigheden en hogere lonen. 

Meer zeggenschap voor werknemers

De arbeidersbeweging is al sinds haar prille begin een internationale beweging; dat aandeelhouders buiten Nederland of buiten de EU zitten is niet het probleem. Het probleem is dat het kapitaal een steeds machtigere positie ten opzichte van de factor arbeid krijgt. Die ontwikkeling moet gestopt en omgebogen worden. Publiek beheer van essentiële diensten is daarbij de eerste en belangrijkste stap, vervolgens moet de zeggenschap en controle van werkenden over bedrijven in de (semi)private sector versterkt worden.

Daarbij moet gekeken worden naar bijvoorbeeld werknemerscoöperaties die de juiste kaders bieden voor bedrijven om te veranderen van zo veel mogelijk winst maken naar welvaart en waardig werk creëren voor de (omliggende) gemeenschap. Aandelen voor werknemers of winstdelingsregelingen geven nog steeds een verkeerde prikkel. Dit belangrijke punt vraagt meer om maatwerk dan om blauwdrukken.

Als laatste een belangrijke opdracht die meer aan onszelf en de klimaatbeweging is gericht dan aan de opstellende partijen. Goede ideeën zijn nodig, maar de geschiedenis van de arbeidersbeweging leert ons: zonder strijd verandert er niets. Die les gaat des te meer op waar het fossiel kapitaal en de zware industrie betreft. Al eeuwen worden arbeiderswijken onder de rook van de vervuilende industrie gebouwd in plaats van dat de industrie schoon wordt gemaakt. En het is al een halve eeuw bekend dat de uitstoot van CO2 en andere broeikasgassen leidt tot ontwrichtende klimaatverandering. Bedrijven zullen de voorkeur blijven geven aan winsten voor aandeelhouders boven een waardig leven voor gewone mensen in een leefbare wereld. Tot wij een machtige beweging bouwen van werkenden en klimaatactivisten die hen zal dwingen te veranderen. Iedere staking, meer dan iedere stem, dwingt die verandering af.

Reactie toevoegen